ECLI:NL:RBGEL:2013:2474

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
05/860294-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van kleindochter met gevangenisstraf van 24 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn kleindochter. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen die plaatsvonden tussen 1 januari 2008 en 31 december 2012, waarbij de kleindochter op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kleindochter heeft betast en seksuele handelingen met haar heeft verricht, waaronder het laten likken van zijn penis en het tongzoenen. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat niet alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zijn vinger tussen de schaamlippen van het slachtoffer heeft gebracht en dat hij zijn penis in haar mond heeft laten komen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen voor zijn pedofilie en zich te melden bij de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van in totaal € 4.332,08, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/860294-13
Data zittingen : 15 mei 2013, 07 augustus 2013
Datum uitspraak : 21 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [PI].
raadsvrouw : mr. A. van den Berg, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 2008 tot en met 31 december 2012 te Huissen, gemeente Lingewaard, in
elk geval in Nederland (telkens) (opzettelijk) met [slachtoffer] (zijn, verdachtes, kleindochter), geboren op [geboortedatum]
, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, te weten
het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) in haar
vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of tong in haar mond en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in haar anus;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 2008 tot en met 31 december 2012 te Huissen, gemeente Lingewaard, in
elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige (kleindochter) [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]
, hierin bestaande dat hij, verdachte, zijn penis heeft gebracht tussen de billen van die [slachtoffer] en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of gekust en/of zijn penis heeft laten likken en/of vasthouden door die [slachtoffer] en/of heeft gewreven over de schaamlippen en/of de clitoris, in elk geval over de
schaamstreek, en/of de borst(en), in elk geval over het naakte lichaam, van
die [slachtoffer] en/of die (naakte) [slachtoffer] op zijn, (naakte) lichaam heeft laten liggen;
3.
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Huissen, gemeente Lingewaard, een wapen
van categorie III, te weten een pistool (Uramex Mod. Napoleon, voorzien van
aangepaste loop, kaliber 6.35), en/of munitie van categorie III, te weten een
aantal (6) patronen (kaliber 6.35), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 07 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A. van den Berg, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [slachtoffer], ter terechtzitting van 7 augustus 2013 vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. S.F. Nijhuis, kantoorhoudende te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft met zijn kleindochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], in zijn woning te Huissen en op zijn boot in Lathum getongzoend en heeft over haar clitoris gestreken. Dit is, in ieder geval, gebeurd toen [slachtoffer] 9 jaar oud was. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. De officier van justitie acht alle tenlastegelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen. Hij gaat daarbij uit van de verklaring van [slachtoffer], nu hij deze betrouwbaar acht en deze voldoende ondersteuning vindt in de verklaring van verdachte. Ten aanzien van de tenlastegelegde periode gaat de officier van justitie uit van een periode van 2 jaar gelet op de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken. Daartoe heeft zij, primair betoogd dat, nu verdachte het binnendringen ontkent, en er naast de verklaring van [slachtoffer] geen andere bewijsmiddelen zijn die zien op de kern van het tenlastegelegde, niet voldaan is aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien is de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar.
Ten aanzien van het tongzoenen heeft de raadsvrouw betoogd dat dit, gelet op het recente arrest van de Hoge Raad, onvoldoende is voor de kwalificatie ‘binnendringen’. Uit de verklaring van verdachte (pagina 79) waaruit blijkt dat hij over de vagina en clitoris heeft gestreeld en gelikt, kan volgens de raadsvrouw niet volgen dat verdachte tussen de schaamlippen is geweest en is dit derhalve ook onvoldoende voor de kwalificatie ‘binnendringen’.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om, voor wat betreft de tenlastegelegde periode, aan te sluiten bij de verklaring van verdachte dat het ging om één jaar.
Beoordeling door de rechtbank
Tenlastegelegde handelingen
Ten aanzien van het brengen door verdachte van zijn penis, tong of vinger(s) ín de vagina dan wel het brengen van zijn vinger(s) in de anus van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer] heeft niet verklaard dat verdachte met zijn tong ín haar vagina (plassertje zoals zij het noemt) is geweest; alleen dat hij daar aan gelikt heeft. Zij verklaart wel dat verdachte met zijn plasser en vinger in haar billen en ook met zijn vinger in haar plasser is geweest en dat dit (heel veel) pijn deed. Ze zegt ook dat verdachte met zijn plasser in haar plasser ging. Het dossier wordt op dit punt echter niet onderbouwd door steunbewijs.
De rechtbank acht deze tenlastegelegde handelingen niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte zijn penis of tong tussen de schaamlippen van [slachtoffer] heeft gebracht, nu [slachtoffer] dit niet heeft verklaard (alleen dat hij aan haar plassertje heeft gelikt) en verdachte dit ontkent.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van [slachtoffer] heeft gebracht. Vast staat immers, hetgeen verdachte ook erkend heeft, dat hij over de clitoris van [slachtoffer] heeft gestreken. De clitoris bevindt zich tussen de schaamlippen. Deze handeling valt onder het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ook het brengen van zijn tong in haar mond valt onder het seksueel binnendringen van het lichaam. Dat de Hoge Raad in zijn arrest van 13 maart 2013, LJN BZ2653, heeft bepaald dat dit voortaan niet meer gekwalificeerd kan worden als verkrachting maakt dit niet anders.
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht.
[slachtoffer] heeft hierover verklaard dat verdachte ook een keer haar gezicht had gepakt en bij zijn plassertje had gedaan. Hij deed toen haar gezicht op en neer bij zijn plassertje. Zijn plassertje was toen in haar mond. [3] Ze zag zijn huid en grijs haar. Het leek alsof er een slak in haar mond zat. [4]
Verdachte heeft hierover bij de politie het volgende verklaard: ‘zij heeft er wel eens aan gelikt ja.(…) Een keer in de mond. Dat deed ze uit zichzelf. Ik vind het heel erg om dat te zeggen. Ze weet precies hoe het moet’. Gevraagd wordt dan: ‘hoe deed ze dat met de penis’, waarop verdachte zegt: ‘ze nam hem niet in de mond maar ze likte eraan’. De verbalisant zegt dan: ‘een keer in haar mond zei u net?’, waarop verdachte zegt: ‘een keer met de condoom om ja. Heel even maar hoor’. De verbalisant vraagt: ‘en andere keren likte ze aan uw penis?’, waarop verdachte zegt: ‘ja, heel even’. [5] Een dag later wordt verdachte opnieuw verhoord. De verbalisant zegt: ‘u zei dat [slachtoffer] uw penis in haar mond heeft gehad’. Verdachte zegt dan: ‘ze heeft erover gelikt ja. En een klein stukje in de mond’. [6]
De rechtbank heeft, gelet op de wijze van vraagstelling en antwoord en het feit dat verdachte dit meermalen verklaard heeft, geen reden te twijfelen aan deze verklaring van verdachte. De rechtbank acht de, op dit punt, ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting derhalve ongeloofwaardig.
De rechtbank heeft ook geen reden te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] op dit punt. Deze is authentiek en gedetailleerd en wordt ondersteund door de verklaring van verdachte.
De tenlastegelegde periode
Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij voor zijn gevoel verkeerd bezig was vanaf een jaar of 2 terug, toen [slachtoffer] 8 jaar was of zo. [7] Een verklaring later zegt hij dat het misbruik alles bij elkaar 1,5 jaar geduurd heeft, misschien twee jaar geleden. [8]
[slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik begonnen is toen zij in de tweede groep zat. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het tijdsbesef van een kind van die leeftijd niet conform de werkelijkheid is. De rechtbank verwijst in dit kader naar het studioverhoor met [slachtoffer] [9] , waarin zij melding maakt van een situatie met een jongetje. [slachtoffer] vertelt dat ze toen negen jaar was en het voorval lang geleden gebeurd is, omdat ze, op het moment van het studioverhoor, bijna tien jaar is. De rechtbank zal dan ook de verklaring van verdachte tot uitgangspunt nemen en acht wettig en overtuigend bewezen dat de bewezen verklaarde handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 31 december 2010 tot en met 31 december 2012.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 31 december 2010 tot en met 31 december 2012 in Nederland (telkens) (opzettelijk) met [slachtoffer] (zijn, verdachtes, kleindochter), geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, te weten het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen haar schaamlippen en het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of tong in haar mond;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft verzocht ten aanzien van de tenlastegelegde periode aan te sluiten bij de verklaring van verdachte dat het ging om één jaar. Voor het overige heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Hetgeen de rechtbank hiervoor bij feit 1 heeft geoordeeld over de tenlastegelegde periode geldt ook ten aanzien van dit feit en dient derhalve als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de verklaring van [slachtoffer], afgelegd middels een studioverhoor, p. 122, 123, 124, 127, 130, 131, 132, 138, 142, 146;
- het proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 70, 75, 76, 77, 79, 81, 82, 83, 85, 87, 93;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 31 december 2010 tot en met 31 december 2012 in Nederland, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (kleindochter) [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], hierin bestaande dat hij, verdachte, zijn penis heeft gebracht tussen de billen van die [slachtoffer] en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of gekust en/of zijn penis heeft laten likken en/of vasthouden door die [slachtoffer] en/of heeft gewreven over de schaamlippen en/of de clitoris, en de borst(en), en/of die (naakte) [slachtoffer] op zijn, (naakte) lichaam heeft laten liggen;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft betoogd dat, nu zich in het dossier geen proces-verbaal van doorzoeking noch van de vondst van het wapen bevindt, de rechtmatigheid van de inbeslagneming niet getoetst kan worden en deze derhalve onrechtmatig is. Volgens de raadsvrouw dient dit te leiden tot bewijsuitsluiting van de vondst van het wapen en de verklaring van verdachte.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 150 van het dossier volgt dat onder leiding van de rechter-commissaris op 29 januari 2013 een doorzoeking is verricht in de woning van verdachte op grond van het feit dat verdachte werd verdacht van seksueel misbruik van zijn kleindochter [slachtoffer].
In het dossier op pagina 153 en 154 bevindt zich een kennisgeving van inbeslagneming van het aangetroffen wapen met bijbehorende munitie. Daarin staat dat deze zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking voor zeden op 29 januari 2013 op de zolder van de woning van verdachte.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de rechtmatigheid van de inbeslagneming van het wapen met bijbehorende munitie. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- een schriftelijk bescheid zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, p. 153, 154;
- een proces-verbaal Wet Wapens en Munitie, p. 155, 156;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2013.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op 29 januari 2013 te Huissen, gemeente Lingewaard, een wapen
van categorie III, te weten een pistool (Uramex Mod. Napoleon, voorzien van
aangepaste loop, kaliber 6.35), en munitie van categorie III, te weten 6 patronen kaliber 6.35, voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling bij [instelling 1] of soortgelijke instelling met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Tevens heeft hij rekening gehouden met de inhoud van de rapportages van de psycholoog en reclassering en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft verzocht het inbeslaggenomen wapen en bijbehorende munitie te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft hij verzocht deze terug te geven aan de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht hierbij een aanvullende werkstraf op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht hierbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is 76 jaar, redelijk doof en kan door het syndroom aan zijn handen moeilijk meekomen in de gevangenis qua werken en koken. Hij slikt medicatie om zijn gemoed bedaard te houden. De familie van verdachte, waaronder de vader van [slachtoffer], ziet graag dat zijn detentie eindigt en verdachte weer naar huis kan. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte vanaf het moment van aanhouding de ontuchtige handelingen bekend heeft en erkend heeft dat hij fout zit. Hij heeft zelf hulp gezocht. Ook dient volgens de raadsvrouw rekening gehouden te worden met het feit dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag en met het feit dat in de psychologische rapportage is opgenomen dat de gewetensfunctie van verdachte qua seksualiteit mogelijk is aangetast gezien zijn eerste seksuele aanvaringen. Er kan een link gelegd worden tussen het groeien van een affectieve band tussen [slachtoffer] en verdachte en de situatie van verdachte waaronder het verlies van twee partners en zijn vereenzamingsproces.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 3 juli 2013;
 reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland, d.d. 30 januari 2013 en 27 maart 2013, betreffende verdachte;
 een monodisciplinair rapport van drs. [psycholoog], Gz-psycholoog, gedateerd 12 juli 2013, betreffende verdachte en
 een reclasseringadvies van Reclassering Nederland, d.d. 18 juli 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, gedurende twee jaar, zijn kleindochter ernstig seksueel misbruikt. Zij was pas acht jaar oud toen het misbruik begon. Dit misbruik bestond onder meer uit het betasten van haar vagina – ook tussen haar schaamlippen – en het door haar laten aftrekken en likken van zijn penis. Ook liet hij haar zijn penis in de mond nemen en tongzoende hij met haar.
Verdachte heeft hiermee, terwijl zijn kleindochter zou moeten kunnen rekenen op belangenloze liefde, bescherming en geborgenheid, inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en seksuele integriteit. Bovendien heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat niet alleen door zijn kleindochter maar ook door zijn zoon en schoondochter in hem werd gesteld.
Door haar te laten zwijgen tegenover haar ouders heeft hij haar bovendien in een ernstig loyaliteitsconflict gebracht.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik nog lange tijd ernstige nadelige psychische gevolgen van het misbruik kunnen ondervinden. Uit (de bijlagen bij) het voegingsformulier van het slachtoffertje komt naar voren dat er bij haar op alle gebieden (affectie, gedrag en cognitie) schade is aangericht.
Kennelijk heeft verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en het dempen van zijn gevoelens rond het verlies van partners voorop gesteld.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening met verdachtes hoge leeftijd en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Deze straf is lager dan geëist nu de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet bewezen heeft geacht dat verdachte zijn kleindochter ook vaginaal en anaal gepenetreerd heeft. Een lagere straf komt, gelet op de ernst van het feit, niet in aanmerking.
De voorwaardelijke straf dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke feiten te begaan. Verdachte lijdt aan pedofilie. Weliswaar schat de reclassering de recidivekans in als laag en heeft verdachte toegegeven dat hij fout heeft gehandeld, maar bij de politie heeft verdachte ook meermalen verklaard dat hij opgewonden werd van de seksuele handelingen en dat zijn kleindochter het ook zelf deed en precies wist hoe het moest.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande en hetgeen in de psychologische rapportage en reclasseringsrapportage is opgenomen, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich zal houden aan een meldplicht en deel zal nemen aan een ambulante behandeling bij [instelling 2] of soortgelijke instelling.
De rechtbank beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen wapen en bijbehorende munitie nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De overige inbeslaggenomen goederen, vermeld op pagina’s 6 tot en met 18 van het dossier, dienen, voor zover nog niet teruggegeven aan verdachte, aan hem teruggegeven te worden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.332,08 ter zake materiële schade en een bedrag van € 7.000,- ter zake immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij voor het gehele gevorderde bedrag toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 76 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat verdachte bereid is opgevoerde kosten te voldoen doch wanneer verdachte (partieel) wordt vrijgesproken, een matiging van de immateriële schade op zijn plaats is zodat zulks in lijn is met gelijkbare gevallen volgens de smartengeldgids.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij is, voor wat betreft de materiële schade niet betwist en
zal daarom voor het gevorderde bedrag van € 1.332,08 worden toegewezen.
Ter zake de gevorderde immateriële schade oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat, gelet op hetgeen – en de periode waarin dat - bewezen is verklaard, in ieder geval een bedrag van
€ 3.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag in ieder geval zal toewijzen aan het slachtoffer. Voor zover de vordering strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het in totaal toegewezen bedrag van € 4.332,08 zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 31 december 2010.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36d, 36f, 57, 91, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (achttien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich voor behandeling van zijn pedofilie verplicht onder behandeling zal stellen bij [instelling 2] of soortgelijke behandelinstelling waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. zich binnen vijf dagen na vrijlating zal melden bij Reclassering Nederland [adres 2]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveeltde onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen pistool (Uramex Mod. Napoleon, kaliber 6.35) en bijbehorende munitie (6 patronen kaliber 6.35).
Beveeltde teruggave van de volgende inbeslaggenomen goederen aan veroordeelde:
  • videobanden;
  • dvd’s;
  • fotocamera’s;
  • telefoon, Nokia C3;
  • papieren (volgnummer 7, 8 en 10);
  • cd’s;
  • condooms;
  • videorecorder;
  • computer (Packard Bell).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 4.332,08 (vierduizend driehonderdtweeëndertig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 4.332,08 (vierduizend driehonderdtweeëndertig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 53 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. M.F. Gielissen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07AH 2013003892, gesloten op 12 maart 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2013; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 77, 81, 82; proces-verbaal van bevindingen inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer], p. 126, 127, 128, 138, 145, 146.
3.Proces-verbaal van bevindingen inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer], p. 126, 127.
4.Proces-verbaal van bevindingen inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer], p. 128.
5.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 77.
6.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 90.
7.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 70.
8.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 75.
9.PV van bevindingen, studioverhoor [slachtoffer], p. 146