ECLI:NL:RBGEL:2013:2470

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
05/720212-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schieten in café met pistool; vrijspraak voor poging tot moord en zware mishandeling, maar veroordeling voor bedreiging en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het schieten in een café te Nijmegen op 27 april 2013. De verdachte, die gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.R. Kok. De officier van justitie, mr. R. Leuven, had gerekwireerd voor een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde anders. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot moord en zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk op de aanwezigen had geschoten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet gericht op personen had geschoten, maar dat de schoten omhoog en omlaag waren gericht. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat iemand dodelijk geraakt zou kunnen worden.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar achtte het meer subsidiair tenlastegelegde feit van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wel bewezen. Ook werd bewezen verklaard dat de verdachte een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met geweld en alcoholgebruik. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen pistool en de bijbehorende munitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720212-13
Datum zitting : 07 augustus 2013
Datum uitspraak : 21 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI [PI].
raadsman : mr. M.R. Kok, advocaat te Rotterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 april 2013 te Nijmegen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of
meer in [café] aanwezige gasten en/of personeelsleden van het leven te
beroven, met dat opzet met een pistool, althans een vuurwapen, meermalen,
althans eenmaal, kogels heeft afgevuurd in [café], in welk café, tijdens
voornoemd afvuren van kogels, voornoemde personen zich bevonden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 april 2013 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of de in [café] aanwezige gasten en/of personeelsleden, opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een pistool, althans een
vuurwapen, kogels heeft afgevuurd in [café], in welk café, tijdens het
afvuren van voornoemde kogels, voornoemde personen zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2013 te Nijmegen de in [café] aanwezige [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of aanwezige bezoekers en/of personeel heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte met een vuurwapen kogels afgevuurd in
[café], in welk café, tijdens voornoemd afvuren van die kogels, voornoemde
personen zich bevonden;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2013 te Nijmegen een of meer wapens van categorie
III, te weten een pistool, merk Pietro Beretta, kaliber 9 mm, en/of munitie
van categorie III, te weten 6 of 7, in ieder geval 3, althans een aantal 9 mm
patronen (bestemd voor bovengenoemd (vuur)wapen, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 07 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.R. Kok, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De officier van justitie stelt dat uit het dossier is af te leiden dat er meerdere mensen in het café waren toen verdachte schoot. Het eerste schot loste verdachte in de richting van de bar, waarachter [slachtoffer 2] zich bevond, welk schot daarna is afgeketst. Daarna heeft verdachte zich omgedraaid en laag in de muur geschoten. Bij het derde schot heeft [slachtoffer 1] geprobeerd het wapen van verdachte af te pakken en had derhalve ook geraakt kunnen worden.
Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte in een waas van dronkenschap in het wilde weg geschoten en daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij personen die in het café, een kleine ruimte, aanwezig waren – in ieder geval [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - dodelijk zou raken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken. Hij heeft daartoe het volgende betoogd.
Verdachte voelde zich bedreigd door twee jongens en heeft daarom geschoten. De eerste keer heeft hij, terwijl hij voor de bar stond, één keer gericht schuin omhoog geschoten. [slachtoffer 2] stond toen achter de bar. Daarna heeft verdachte zich omgedraaid en één keer schuin naar beneden in de muur geschoten. Er waren toen maar enkele personen aanwezig in de caféruimte en die waren toen ver uit de buurt van zijn schotbaan. Daarna heeft [slachtoffer 1] het wapen vastgepakt in een houding waarin het wapen van beiden afgericht was, en is het wapen, terwijl het schuin naar beneden was gericht, nog een keer afgegaan. Toen was er verder niemand meer in de caféruimte.
Aldus kan niet bewezen worden dat de aanmerkelijke kans bestond dat verdachte mensen dodelijk zou raken danwel dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel op zouden lopen noch dat hij die kans bewust aanvaard heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte het eerste schot heeft gelost toen hij voor de bar stond en dat hij schuin naar boven heeft gericht. De kogel is boven in het verlaagde plafond van de bar terecht gekomen en is daarna afgeketst. [slachtoffer 2] bevond zich toen achter de bar. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat als verdachte vooruit geschoten had, in plaats van omhoog, hij haar geraakt had. Daarna is zij naar de kelder van het café gerend. Voor de rechtbank staat derhalve vast dat verdachte door dit schot [slachtoffer 2] niet rechtstreeks heeft kunnen raken.
Daarna heeft verdachte zich omgedraaid en heeft hij naar beneden gericht geschoten. [slachtoffer 1] heeft toen geprobeerd het wapen af te pakken door zijn hand om die van verdachte heen te doen. Hij stond toen naast verdachte. De laatste twee kogels zijn laag in steunberen aan de muurkant terecht gekomen. [slachtoffer 1] bevond zich derhalve niet in het schootsveld. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet gericht op personen heeft geschoten, maar de schoten juist omhoog en omlaag heeft gericht. Daarom kan niet worden bewezen dat verdachte opzet op de dood van een of meer van de in het café aanwezige personen had.
Ten aanzien van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en/of een of meer van de anderen aanwezigen is dan de vraag of bewezen kan worden dat er een (aanmerkelijke) kans bestond dat zij door het afketsen van de kogel(s) dodelijk geraakt hadden kunnen worden of daardoor zwaar lichamelijk letsel op hadden kunnen lopen en dat verdachte die kans welbewust heeft aanvaard.
Op grond van het –summiere- dossier is niet met voldoende zekerheid vast te stellen waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich tijdens de geloste schoten bevonden en ook niet hoeveel mensen zich verder in de caféruimte bevonden ten tijde van het lossen van de schoten, laat staan waar deze personen zich toen bevonden. Evenmin kan op basis van het dossier worden afgeleid welke (mogelijke) baan de afgeketste kogel had kunnen afleggen. Naar al deze facetten is onvoldoende onderzoek gedaan.
Aldus kan niet bewezen worden dat er een kans bestond dat [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en/of een of meer van de anderen aanwezigen dodelijk geraakt hadden kunnen worden of dat zij zwaar lichamelijk letsel op hadden kunnen lopen. Over de vraag of sprake is van een kans is die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te noemen, kan de rechtbank al helemaal geen gefundeerde uitspraak doen.
Zoals hiervoor is overwogen laat het dossier dus (te) veel essentiële vragen onbeantwoord.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank hetgeen primair en subsidiair ten laste is gelegd dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 82, 83 en 84;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 92, 93 en 94;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], p. 98 t/m 101;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 27 april 2013 te Nijmegen de in [café] aanwezige [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of aanwezige bezoekers en/of personeel heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte met een vuurwapen kogels afgevuurd in [café], in welk café, tijdens voornoemd afvuren van die kogels, voornoemde personen zich bevonden;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het aanvullend proces-verbaal Wet Wapens en Munitie, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], d.d. 29 juli 2013, met bijlagen en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 27 april 2013 te Nijmegen een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Pietro Beretta, kaliber 9 mm, en munitie van categorie III, 7, 9 mm patronen (bestemd voor bovengenoemd (vuur)wapen, voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat bepaald wordt dat het inbeslaggenomen wapen met munitie onttrokken wordt aan het verkeer en de overige inbeslaggenomen goederen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte bij een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde en voor zover de rechtbank denkt aan een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan een deel voorwaardelijk, te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 maanden onvoorwaardelijk met een werkstraf van 240 uur en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Verdachte behoudt dan zijn woning en kan weer aan het werk.
Voor zover de rechtbank denkt aan een hogere straf verzoekt de raadsman geen voorwaardelijk deel op te leggen nu de reclassering in hun rapportage heeft aangegeven dat eventuele interventies of behandelingen ook in het kader van de detentiefasering opgelegd kunnen worden.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte gehandeld heeft uit de angst dat twee mannen die ook in het café aanwezig waren represailles wilden nemen naar aanleiding van een door de verdachte gepleegde moord in 2002. De hoeveelheid alcohol die verdachte had genuttigd vormde daarbij de trigger.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 1 mei 2013; en
 een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 12 juli 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een pistool meegenomen naar een café en heeft daar later op de avond meerdere schoten gelost. Weliswaar heeft hij niet gericht geschoten op mensen, maar hij heeft daarmee wel de personen die in dat café aanwezig waren enorme schrik aangejaagd.
Dergelijke feiten zijn gevaarzettend en veroorzaken niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die hierbij aanwezig zijn geweest, maar ook binnen de samenleving in het algemeen.
Verdachte is in het verleden (2002) veroordeeld voor het plegen van moord. Ook toen werd het feit gepleegd met een vuurwapen. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om opnieuw een pistool mee te nemen en het onderhavige feit te begaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Deze straf is lager dan geëist nu de rechtbank een veel minder zwaar feit bewezen heeft geacht dan de officier van justitie. Een lagere straf komt, gelet op de ernst van het feit, niet in aanmerking. Dat verdachte daadwerkelijk bedreigd werd door de twee mannen in het café is geenszins vast komen te staan. Maar zelfs indien dit wel zo was geweest, dan heeft deze bedreiging slechts bestaan uit wijzen en het maken van geluiden in de richting van verdachte hetgeen voor verdachte geenszins aanleiding mocht zijn voor hetgeen hij heeft gedaan. De voorwaardelijke straf dient ertoe om verdachte hiervan te doordringen en ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke feiten te begaan.
Omdat verdachte onder invloed was van alcohol toen hij het feit pleegde en ook, na zijn vrijlating in 2008, twee keer is veroordeeld voor het rijden onder invloed, ziet de rechtbank aanleiding aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte, indien en voor zover de reclassering dit nodig acht, een behandeling voor zijn alcoholgebruik ondergaat. Om hier toezicht op te houden zal de rechtbank hieraan een reclasseringstoezicht verbinden.
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer bevelen van het inbeslaggenomen pistool met bijbehorende munitie nu het bezit hiervan in strijd is met de wet.
De overige inbeslaggenomen goederen, vermeld op pagina’s 161 tot en met 176 van het dossier, dienen, voor zover nog niet teruggegeven, aan de rechthebbende teruggegeven te worden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 57, 91 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich, indien en voor zover de reclassering dit nodig acht, onder behandeling zal stellen van een ambulante behandelinstelling, door de reclassering aan te wijzen, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcoholgebruik, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. zich, indien en voor zover de reclassering dit in overleg met de hiervoor bedoelde behandelinstelling nodig acht, zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
6. zich binnen vijf dagen na vrijlating zal melden bij Reclassering Nederland te [adres 2]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen pistool (Pietro Beretta, kaliber 9 mm) en de bijbehorende munitie (een aantal, in ieder geval 7, 9 mm patronen).
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en voor zover nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
  • een zwarte jas;
  • een zwarte Blackberry;
  • een zwarte Nokia Rh-130;
  • een Nokia Rm-647;
  • vier telefoons Nokia, twee blauwe en twee zwarte;
  • een geldbedrag van € 1.010,30;
  • een grijze computer, Dell D610 en
  • een zwarte Nokia.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, Flex recherche Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20130039138, gesloten op 24 juni 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.