In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het schieten in een café te Nijmegen op 27 april 2013. De verdachte, die gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.R. Kok. De officier van justitie, mr. R. Leuven, had gerekwireerd voor een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde anders. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot moord en zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk op de aanwezigen had geschoten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet gericht op personen had geschoten, maar dat de schoten omhoog en omlaag waren gericht. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat iemand dodelijk geraakt zou kunnen worden.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar achtte het meer subsidiair tenlastegelegde feit van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wel bewezen. Ook werd bewezen verklaard dat de verdachte een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met geweld en alcoholgebruik. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen pistool en de bijbehorende munitie.