ECLI:NL:RBGEL:2013:2352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
05/740060-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag met geweldsincident in Nijmegen

Op 14 augustus 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen poging doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een gewelddadig incident dat plaatsvond op 15 september 2012 in Nijmegen, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer, een dakloze man, meerdere keren met kracht heeft geschopt en getrapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, na een eerdere confrontatie bij een supermarkt, het slachtoffer bij een opvangcentrum hebben aangevallen. De rechtbank heeft de camerabeelden van het incident bekeken, waarop te zien is hoe de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met karatetrappen onderuit halen en hem vervolgens meermalen schoppen terwijl hij op de grond ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, maar heeft de verdachte vrijgesproken van poging moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachten rade handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740060-13
Datum zitting : 31 juli 2013
Datum uitspraak : 14 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Achterhoek, HvB De Kruisberg.
raadsvrouw : mr. I.M.F. Obers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te
beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] voornoemd met kracht een of meermalen met geschoeide voet
tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en/of vervolgens die
[slachtoffer] een of meer (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de
borst en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer]
(weer) ten val is gekomen waarna verdachte en/of diens mededader,
terwijl [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide
voet en met kracht een of meermalen tegen het hoofd en/of tgen het lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel (meerdere kneuzingen, licht traumatisch schedelhersenletsel met een
herstelperiode van 3 maanden) heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort)
tevoren genomen besluit, met kracht en met geschoeide voet een of meermalen
tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en/of vervolgens die
[slachtoffer] een of meer (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de
borst en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer]
(weer) ten val is gekomen waarna verdachte en/of diens mededader, terwijl
[slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en
met kracht een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt; art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade,
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze [slachtoffer] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
na een (kort) tevoren genomen besluit, met kracht met geschoeide voet een of meermalen tegen het hoofd heeft geschopt
waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer]
voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en/of vervolgens die
[slachtoffer] een of meer (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de
borst en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer]
(weer) ten val is gekomen waarna verdachte en/of diens mededader, terwijl
[slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en
met kracht een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 31 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. I.M.F. Obers, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, M.R. van Nes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 september 2012 heeft verdachte [slachtoffer]
(hierna: aangever)bij de Albert Heijn te Nijmegen een karatetrap gegeven. Daarna heeft verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte], aangever bij het Multifunctioneel Centrum (
hierna: MFC),het opvangcentrum voor alcohol- en drugsverslaafden) te Nijmegen rennend benaderd en hebben zij een vliegende karatetrap tegen zijn borst gegeven waarna aangever ten val is gekomen. Daarna hebben verdachten aangever – op meerdere momenten - meerdere malen met geschoeide voet tegen zijn lichaam geschopt. [2] Aangever is daarbij ten val gekomen en buiten bewustzijn geraakt. [3] Hij heeft letsel aan zijn schedel en hoofd opgelopen en letsel aan zijn rug. [4] Het schoppen en trappen is opgenomen met een camera. [5] De twee mannen die op de camerabeelden te zien zijn, zijn de twee verdachten. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte], schuldig heeft gemaakt aan het primair als poging moord tenlastegelegde. Uit de bewijsmiddelen – met name de aangifte, de camerabeelden en de verklaringen van verdachten - is naar het oordeel van de officier van justitie af te leiden dat verdachten aangever vier keer hebben aangevallen en aangever met kracht en met geschoeide voet meermalen hebben geschopt tegen zijn lichaam, nek en hoofd. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen en het feit dat aangever een dakloze is – hetgeen verdachten wisten – en waarvan algemeen bekend is dat zij een mindere fysieke conditie hebben, is het voorwaardelijk opzet op de dood gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe – kort samengevat - het volgende betoogd.
Er kan niet met zekerheid vastgesteld worden dat verdachte(n) betrokken is/zijn geweest bij een incident voorafgaand aan de beelden. Er is slechts sprake van gissingen achteraf. Zo er al wel sprake is geweest van een voorval bij de Albert Heijn, dan is onduidelijk wat dit zou hebben ingehouden.
Op grond van de beelden staat niet onomstotelijk vast dat er tegen het hoofd van aangever is geschopt. Voor zover de rechtbank dit wel kan, kan niet geconcludeerd worden dat verdachte de bedoeling had aangever van het leven te beroven, danwel dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans hierop. Verdachte heeft van tevoren niet kunnen voorzien dat hij (door het gebruik van alcohol en cannabis) een impulsdoorbraak zou ervaren waarbij alle opgekropte agressie en frustraties tot uiting kwam. Bovendien is het schoppen met gymschoenen gebeurd.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen moet de rechtbank de vraag beantwoorden of sprake was van opzet op de dood, nauwe en bewuste samenwerking en van voorbedachten rade. De rechtbank zal de eerste twee vragen gezamenlijk behandelen en daarna ingaan op de vraag of sprake is geweest van voorbedachten rade.
Was er sprake van “nauwe en bewuste samenwerking” en “opzet op de dood van aangever”?
Naar het oordeel van de rechtbank hebben zich, in de vroege ochtend van 15 september 2012, vier momenten voorgedaan waarbij geweld op aangever is uitgeoefend.
Het eerste moment heeft plaatsgevonden voorafgaand aan hetgeen te zien is op de camerabeelden van de videocamera van het MFC. Dit baseert de rechtbank op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 15 september 2012 op een trapje naast de ingang van de Albert Heijn zat. Hij hoorde meerdere mensen aan komen rennen en voelde dat hij meerdere keren tegen allerlei kanten tegen zijn hoofd werd geschopt. Het voelde alsof er met schoenen tegen zijn hoofd getrapt werd omdat het zo hard en pijnlijk was. Door de trappen viel hij op de grond. Daarna is hij naar de overkant van de straat, naar het MFC, gelopen en ook daar is hij weer uit het niets geschopt. [7]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat vóór hetgeen op de beelden te zien is, er al iets gebeurd is met aangever voor de Albert Heijn. Hij herinnert zich dat de man voor hem stond. Toen hij de man zag staan met iets in zijn hand dacht hij bij zichzelf: ‘je gaat eraan’. Hij heeft gekozen voor de confrontatie. De man haalde iets uit zijn zak en verdachte gaat op hem af. Op dat moment ziet verdachte die karatetrap van de beelden voor zich. [8] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het kan kloppen wat hij hierover gezegd heeft en dat hij aangever bij de Albert Heijn een karatetrap heeft gegeven. Dit is iets dat hij zich later herinnerd heeft. [9]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] hem verteld heeft dat hij, voorafgaand aan de beelden, samen met zijn neef
(zijnde verdachte)buiten de camerabeelden de man ook gepakt heeft. [10] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever, die tot 1.30 uur niet bij het MFC naar binnen mocht, aan de deur was gekomen en tegen een andere medewerker, [medewerker], had gezegd dat hij op straat door twee jongens in elkaar was geslagen. [11]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aangifte in voldoende mate wordt ondersteund en acht de rechtbank bewezen dat beide verdachten aangever tijdens het eerste incident meerdere malen met geschoeide voet tegen zijn hoofd hebben getrapt.
Ten aanzien van het tweede, derde en vierde moment overweegt de rechtbank als volgt. [getuige 2], een medewerker van het MFC, verklaart dat hij heeft gezien dat aangever door twee mannen werd aangevallen. Hij zag dat aangever door beide mannen werd geslagen en getrapt. Ook toen hij op de grond lag werd hij nog getrapt. Tijdens dit gebeuren heeft getuige de opnameknop van de camera ingedrukt. [12] Op de camerabeelden is te zien wat zich toen heeft afgespeeld. Op die beelden is, behalve aangever, te zien een jongen in een wit vest en een jongen in een zwart jack. [13] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de jongen in het zwarte jack is. [14] Verdachte heeft verklaard dat hij de jongen in het witte vest is. [15]
De camerabeelden – die deel uitmaken van het dossier - zijn ter terechtzitting bekeken in aanwezigheid van verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsvrouw alsook de rechters hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe de gelegenheid gehad. In het dossier bevindt zich voorts een proces-verbaal van bevindingen waarin een verbalisant zijn bevindingen aangaande de beelden weergeeft.
De rechtbank is van oordeel dat op die beelden het volgende te zien is.
Op 00:47 minuten staat aangever stil bij het MFC. Op 01.37 minuten is te zien dat beide verdachten op aangever komen afgerend en dat verdachte hem een vliegende karatetrap tegen zijn borst geeft, waardoor aangever achterover geworpen wordt en hard op de stoep ten val komt. Daarna geeft verdachte hem één trap en medeverdachte [medeverdachte] drie trappen, tegen zijn bovenlichaam. Op 01.42 minuten rennen beide verdachten weer weg. Aangever ligt dan op de stoep.
Op 03.11 minuten is te zien dat hij moeizaam rechtop gaat zitten.
Op 04.05 minuten komt verdachte al rennend op aangever af die dan – nog steeds op de grond - deels met zijn rug naar hem toe zit. Terwijl verdachte op hem afrent is te zien dat aangever probeert om iets overeind te komen. Al rennend maakt verdachte een sprong en trapt daarbij op het achterhoofd van aangever. Vervolgens raakt verdachte aangever met zijn andere voet. Hij loopt als het waren over aangever heen. Hierdoor komt aangever met zijn hoofd op de stoep terecht. Daarna rent verdachte uit beeld en komt aangever weer overeind en blijft zitten. Op 04.34 minuten komt hij moeizaam overeind om vervolgens te gaan staan.
Op 05.25 minuten komen beide verdachten weer rennend op aangever af. Aangever is dan net de straat opgelopen. Verdachte geeft aangever een vliegende karatetrap tegen zijn borst aan. Aangever valt daardoor op straat en daarna geeft verdachte hem een trap tegen zijn bovenlichaam. Medeverdachte [medeverdachte] trapt aangever twee keer waarvan één keer tegen het hoofd. De andere keer raakt het bovenlichaam van aangever. Op 05.38 minuten rennen verdachten weer weg. Te zien is dan dat aangever stil op de grond ligt. Daarna verplaatst het camerabeeld zich. Wanneer het beeld na 06.50 minuten weer op aangever gericht is, is zichtbaar dat aangever nog steeds stil op de grond ligt en omstanders om hem heen staat. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de beelden heeft gezien dat hij de eerste keer ter hoogte van de ribben/buik van aangever schopt. Daarna heeft hij aangever nog een keer in zijn zij getrapt. Vervolgens heeft hij aangever, terwijl hij op de grond zat, op zijn gezicht of hoofd geschopt waarna aangever omviel. Van de beelden weet hij ook nog dat medeverdachte [medeverdachte] vol uithaalt op het hoofd en de nek van aangever. Verdachte zegt: ‘het lijkt alsof hij daar met volle kracht tegen een voetbal aan trapt’. [17] De laatste trap van medeverdachte [medeverdachte] kan hij niet meer vergeten. ‘[medeverdachte] trapt de man vol op zijn hoofd of nek. Ik was bang dat de man daardoor zijn nek of zijn schedel had gebroken. Het zag eruit als een doodschop’. [18] Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd en aangegeven dat die doodschop zag op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft aangeduid als het vierde geweldsmoment. [19]
Aldus is aangever, nadat hij voor de eerste maal bij Albert Heijn tegen zijn hoofd is getrapt, daarna nog meerdere malen tegen het hoofd getrapt, waarbij hij tevens twee keer hard op de stoep/straat ten val is gekomen, ook met zijn hoofd. Verdachte heeft verklaard dat hij door zijn karateachtergrond weet hoe hij moet schoppen. Bij het zien van de beelden stelt hij vast dat hij komt aanrennen, waardoor er kracht achter zit. Dat hij springt waardoor zijn gewicht erachter zit. Hij ziet hoe de man valt, dat hij volop naar de grond gaat. Daaruit maakt hij op dat het een harde trap is geweest. [20]
Naar het oordeel van de rechtbank levert een dergelijk handelen een aanmerkelijke kans op de dood op. Het is een feit van algemene bekendheid dat (de inhoud van) het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat, wanneer daar meermalen tegenaan hard getrapt wordt en bovendien veroorzaakt wordt dat een persoon – hard – ten val komt waarbij het hoofd tegen een harde ondergrond komt, dit tot de dood kan leiden. Verdachte wist dit derhalve ook. Dat hij daar op het moment van het gebeuren zelf niet aan gedacht heeft doet daarbij niet ter zake. Het is niet zo dat bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachten, door een dergelijk handelen waarna zij aangever hulpeloos liggend op de straat hebben achtergelaten, ook bewust de kans hebben aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood.
Dat verdachten schoenen met flexibele zolen droegen doet aan het voorgaande niet af. Te meer nu verdachten aangever herhaaldelijk hebben aangevallen en hierbij zeer grof geweld hebben gebruikt, dat mede gericht was op het hoofd van aangever en waarbij aangever herhaaldelijk ten val is gekomen op een harde ondergrond.
Beide verdachten hebben verklaard dat zij al vanaf de vroege avond van 14 september 2012 in elkaars nabijheid verkeerden. Na middernacht zijn ze vertrokken uit de woning van medeverdachte [medeverdachte] en zijn ze het centrum van Nijmegen ingegaan. [21] Zij hebben, zowel bij het eerste moment van geweldstoepassing bij de Albert Heijn, als bij het tweede en vierde moment bij het MFC, gezamenlijk geweld uitgeoefend op aangever. Daarna zijn zij samen weggegaan. Nadat zij de beelden hadden gezien hebben zij samen afgesproken dat ze hier niets over zouden zeggen. [22]
Gelet op dit gezamenlijk optreden is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van alle vier geweldsmomenten sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Was er sprake van voorbedachten rade?
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat tussen de aanvallen voldoende tijd zit waarin verdachten zich hebben kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij – vóór de eerste aanval – dacht: ‘je gaat eraan’.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de enkele gedachte van verdachte: ‘je gaat eraan’, niet voldoende kan zijn om voorbedachten rade aan te nemen. Die gedachte kwam voort uit een hevige gemoedsbeweging die – zoals ook bevestigd in de psychologische rapportage – in combinatie met het middelengebruik en de PTSS ervoor zorgde dat verdachte de gevolgen van zijn handelen op dat moment niet overzag en de woede, die hij bij de eerste impulsdoorbraak ervoer, aanhield. Van voorbedachten rade kan volgens de raadsvrouw derhalve geen sprake zijn.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij van die avond nog wel weet dat hij bij de Albert Heijn aangever voor zich zag staan met iets in zijn hand – geen mes. Volgens verdachte is hij op aangever afgegaan omdat hij het gevoel had dat hij moest voorkomen dat hij hen wat aan zou doen. Verdachte is vroeger een keer bedreigd met een mes en denkt dat hij daardoor het idee had dat hij zichzelf en [medeverdachte] moest beschermen. Hij heeft toen gekozen voor de confrontatie. Hij denkt dat ze daarna aangever achterna zijn gegaan – misschien omdat hij nog zo in zijn woede zat. [23]
De rechtbank stelt vast dat tussen het begin van het tweede en het einde van het vierde geweldsmoment vier minuten heeft gezeten. Ten aanzien van de tijd gelegen tussen het eerste en tweede geweldsmoment, heeft aangever verklaard dat hij na het eerste geweldsmoment even op de grond is blijven zitten. Dat kan volgens hem minuten zijn geweest maar ook langer. Toen is hij opgestaan en naar de overkant van de straat gelopen naar het MFC. [24] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] hem verteld heeft dat hij vooraf aan het filmpje samen met zijn neef buiten de camerabeelden de man ook gepakt heeft en dat dat kort voor de camerabeelden is geweest. [25] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het zo kan zijn dat er minimaal enkele minuten heeft gezeten tussen het moment dat zij bij de Albert Heijn waren en het tweede geweldsmoment. [26]
Voor het aannemen van voorbedachte raad is het tijdsverloop, de mogelijkheid die verdachte heeft gehad zich te beraden, van objectiverend belang. Dat is evenwel niet het enige omdat ook andere omstandigheden een rol kunnen hebben gespeeld die in de overwegingen betrokken moeten worden.
In het psychologisch rapport omtrent verdachte staat het volgende opgenomen:
“bij verdachte is sprake van een posttraumatische stress-stoornis (als gevolg van langdurige pesterijen in het verleden) en ontwijkende persoonlijkheidsstrekken. Betrokkene heeft niet geleerd om gevoelens van angst en agressie op een adequate wijze te reguleren. Het lijkt erop dat er bij betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde een impulsdoorbraak heeft plaatsgevonden waarbij alle opgekropte agressie en frustraties tot uiting zijn gekomen. Door de grote hoeveelheid alcohol en cannabis die hij gebruikt had, was de rem op zijn angsten en ingehouden woede weg (…) Mogelijk dat het middelengebruik ervoor zorgde dat betrokkene de gevolgen van zijn handelen op dat moment niet overzag en dat de woede aanhield die hij bij de eerste impulsdoorbraak ervoer. Op het moment van de mishandelingen was hij voor het eerst in zijn leven de sterkere die de andere in zijn macht had en mogelijk verklaart dat waarom hij door is gegaan met de mishandeling waarbij al zijn opgekropte woede en frustraties tot uiting kwamen. Hij lijkt overvallen te zijn door alle ingehouden angst en agressie en kon deze niet kanaliseren toen deze tot uiting kwam. Het lijkt erop dat al zijn eigen gevoelens van zwakte en onmacht weerspiegeld zag in het slachtoffer en dat hij door zijn agressieve handelen als het ware zijn eigen, geprojecteerde onmacht in de ander teniet kon doen. De woede lijkt hem als het ware overgenomen te hebben.”
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld vanuit een voortdurende woede en dat hij telkens het initiatief heeft genomen tot de aanval. Medeverdachte [medeverdachte] heeft zich daarbij aangesloten.
Hoewel er, objectief gezien, voldoende tijd was voor verdachte zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gehandeld heeft met voorbedachten rade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gehandeld in een (ogenblikkelijke en) voortdurende gemoedsopwelling.
De rechtbank zal verdachte derhalve van de tenlastegelegde poging moord vrijspreken.
Gelet op hetgeen hiervoor omtrent het handelen van verdachten en het voorwaardelijk opzet is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte], de tenlastegelegde poging doodslag heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 15 september 2012 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een met dat opzet die [slachtoffer] voornoemd met kracht meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en vervolgens die [slachtoffer] (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de borst en tegen het hoofd waardoor die [slachtoffer] (weer) ten val is gekomen waarna verdachte en diens mededader, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen poging doodslag
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het als poging moord tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit. Naar het oordeel van de officier van justitie zijn de geweldsaanvallen weloverwogen en doelbewust uitgevoerd. Verdachten hebben na het zien van de beelden afgesproken dat ze niets over het gebeuren zouden zeggen. Bij een gevangenisstraf hoger dan 4 jaar kan geen behandeling of begeleiding opgelegd worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in de rapportages. Daarbij wordt verzocht het onvoorwaardelijk deel gelijk te laten zijn aan het deel dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Volgens de raadsvrouw moet rekening gehouden worden met verdachtes psychische gesteldheid, het feit dat hij nooit eerder veroordeeld is voor het plegen van geweldsdelicten, dat hij vader is en erg geschrokken is van hetgeen is voorgevallen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 juni 2013;
 een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 24 april 2013, betreffende verdachte;
 een monodisciplinair rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 21 juni 2013, betreffende verdachte en
 een reclasseringsadvies van Tactus verslavinszorg, d.d. 3 juli 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, een dakloze man meermalen tegen zijn lichaam en hoofd geschopt. Daarmee hebben zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer het leven zou laten.
Op de camerabeelden – waarop het tweede tot en met het vierde geweldsmoment te zien is – is te zien dat het slachtoffer nietsvermoedend op de stoep loopt wanneer verdachten hem middels karatetrappen onderuit halen waardoor hij hard – ook met zijn hoofd – op de stoep ten val komt. Daarna wordt het slachtoffer meerdere keren tegen zijn lichaam getrapt. Een paar minuten later – wanneer het slachtoffer nog op de grond zit en overeind probeert te komen – is te zien dat verdachte hem achter op zijn hoofd trapt waardoor het slachtoffer wederom hard met zijn hoofd op de stoep terecht komt. Kort daarna, wanneer het slachtoffer net de straat oploopt, wordt hij wederom uit het niets met een karatetrap onderuit gehaald en meermalen tegen zijn lichaam – en één keer tegen zijn hoofd – geschopt. Ook vóór het moment van de camerabeelden hebben verdachten het slachtoffer meermalen tegen zijn hoofd geschopt.
Het slachtoffer heeft geen enkele kans gehad zich tegen dit geweld te verweren. Na het plegen van het geweld hebben verdachten het slachtoffer – liggend op straat – achtergelaten.
Dat het letsel van het slachtoffer achteraf nog is meegevallen (hij had kneuzingen en licht traumatisch schedelhersenletsel) is niet aan verdachten te danken geweest. Hoewel verdachte achteraf spijt heeft betuigd – hetgeen op de rechtbank oprecht is overgekomen – heeft hij in eerste instantie met zijn mededader – ook na het zien van de camerabeelden – afgesproken dat zij er niets over zouden zeggen.
De rechtbank acht dit een lafhartige daad en een ernstig geval van zinloos geweld.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder veroordeeld is voor het plegen van geweldsdelicten en het feit dat hij, volgens de psychologische rapportage, verminderd toerekeningsvatbaar is als gevolg van een posttraumatische stress-stoornis (vanwege ernstige pesterijen), misbruik en afhankelijkheid van alcohol en cannabis en trekken van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Een lagere straf komt, gelet op de ernst van het feit, niet in aanmerking. In de overige door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden (voor zover hier nog geen rekening mee gehouden is) ziet de rechtbank geen aanleiding de straf te verlagen. De opgelegde straf is lager dan geëist nu de rechtbank een minder zwaar feit bewezen heeft geacht dan de officier van justitie. De voorwaardelijke straf dient tevens om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan.
Gelet op hetgeen geadviseerd wordt in bovengenoemde rapportages ziet de rechtbank aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij Iriszorg of een soortgelijke instelling in verband met verslavingsproblematiek en een ambulante behandelverplichting bij Kairos of een soortgelijke instelling in verband met de psychische problemen van verdachte. Voorts dient verdachte zich te onthouden van het gebruik van alcohol en drugs.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair als poging moord tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair als medeplegen van poging doodslag tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 12 (twaalf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich onder behandeling zal stellen van Kairos of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. zich onder behandeling zal stellen van Iriszorg of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6. zich binnen 3 werkdagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Iriszorg Reclassering [adres 2]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dient hij zich te houden aan de aanwijzingen door of namens Iriszorg Reclassering gegeven;
7. zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2012103090, gesloten op 30 mei 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 256, 264; proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 221; de rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 221; de rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
4.Schriftelijk bescheid: medische informatie UMC 15 september 2012 en 5 april 2013, p. 28-30
5.Processen-verbaal van bevindingen 16 november 2012 en 6 mei 2013, p.45-48
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 31 juli 2013; proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 220.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 19, 20.
8.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 263, 264.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
10.Proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 73.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p.43.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 43.
13.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
14.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 220.
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
16.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
17.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 256; verklaring verdachte ter terechtzitting.
18.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 266; verklaring verdachte ter terechtzitting.
19.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
20.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 256.
21.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 226, 227; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 261, 262.
22.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 256.
23.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 263, 264; verklaring verdachte ter terechtzitting.
24.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 20.
25.Proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 73.
26.Verklaring verdachte ter terechtzitting.