ECLI:NL:RBGEL:2013:2325

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
05/860993-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag met gevangenisstraf van 48 maanden

In de zaak van de verdachte, die op 15 september 2012 in Nijmegen betrokken was bij een gewelddadige aanval op een slachtoffer, heeft de rechtbank op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.W.J. Rosendaal, werd beschuldigd van medeplegen van poging doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, waardoor het slachtoffer ten val kwam en ernstig letsel opliep. De feiten vonden plaats in de nabijheid van een multifunctioneel centrum, waar het slachtoffer zich bevond. De rechtbank heeft de camerabeelden van de aanval bekeken, waarop te zien was dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer herhaaldelijk aanvielen. De officier van justitie had gerekwireerd voor een zware straf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, en sprak de verdachte vrij van poging moord. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging doodslag, en legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en gedragsstoornis, en legde bijzondere voorwaarden op voor zijn behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/860993-13
Datum zitting : 31 juli 2013
Datum uitspraak : 14 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. [PI].
raadsman : mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] voornoemd met kracht een of meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en/of vervolgens die [slachtoffer] een of meer (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de borst en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer] (weer) ten val is gekomen waarna verdachte en/of diens mededader, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en met kracht een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen, licht traumatisch schedelhersenletsel met een herstelperiode van 3 maanden) heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met kracht en met geschoeide voet een of meermalen tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en/of vervolgens die [slachtoffer] een of meer (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de borst en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer] (weer) ten val is gekomen waarna verdachte en/of diens mededader, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en met kracht een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade,
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze [slachtoffer] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met kracht met geschoeide voet een of meermalen tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en/of vervolgens die [slachtoffer] een of meer (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de borst en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer] (weer) ten val is gekomen waarna verdachte en/of diens mededader, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en met kracht een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 31 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 14 op 15 september 2012 bevond [slachtoffer]
(hierna: aangever)zich in de nabijheid van het Multifunctioneel Centrum (
hierna: MFC), het opvangcentrum voor alcohol- en drugsverslaafden te Nijmegen. Aldaar zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op aangever toe gerend waarbij verdachte en medeverdachte – op meerdere momenten - meerdere malen met geschoeide voet tegen het lichaam van aangever hebben geschopt. Aangever is daarbij ten val gekomen en buiten bewustzijn geraakt. [2] Hij heeft letsel aan zijn schedel en hoofd opgelopen en letsel aan zijn rug. [3] Het schoppen en trappen is opgenomen met een camera. [4] De twee mannen die op de camerabeelden te zien zijn, zijn de twee verdachten. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het primair als poging moord tenlastegelegde. Uit de bewijsmiddelen – met name de aangifte, de camerabeelden en de verklaringen van verdachten - is naar het oordeel van de officier van justitie af te leiden dat verdachten aangever vier keer hebben aangevallen en aangever met kracht en met geschoeide voet meermalen hebben geschopt tegen zijn lichaam, nek en hoofd. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen en het feit dat aangever een dakloze is -hetgeen verdachten wisten- en waarvan algemeen bekend is dat zij een mindere fysieke conditie hebben, is het voorwaardelijk opzet op de dood gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het gehele tenlastegelegde feit vrij te spreken.
De verdediging heeft daartoe – kort samengevat - het volgende betoogd.
Noch op grond van verklaringen van verdachten en getuigen noch op grond van de camerabeelden en de medische informatie betreffende aangever kan bewezen worden dat aangever door verdachten tegen het hoofd is geschopt. Voor zover de rechtbank dit wel bewezen acht, kan een medeplegen hiervan – ervan uitgaande dat medeverdachte [medeverdachte] die tijdens de tweede confrontatie op de beelden te zien is, aangever tegen het hoofd schopt en waarbij verdachte niet in beeld te zien is – niet bewezen worden.
Met het schoppen tegen het lichaam wordt niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een persoon kan komen te overlijden. Aldus kan niet bewezen worden dat er (voorwaardelijk) opzet was op de dood van aangever. Voor zover de rechtbank wel bewezen acht dat sprake is van medeplegen van schoppen tegen het hoofd geldt dat uit de beelden niet blijkt dat met zoveel kracht is geschopt dat er sprake was van een behoorlijke kans op het intreden van de dood. Aangever komt na het tweede incident dat op de beelden te zien is vrijwil direct overeind. Bovendien droeg medeverdachte [medeverdachte] sportschoenen die flexibel zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen moet de rechtbank de vraag beantwoorden of sprake was van opzet op de dood, nauwe en bewuste samenwerking en van voorbedachten rade. De rechtbank zal de eerste twee vragen gezamenlijk behandelen en daarna ingaan op de vraag of sprake is van voorbedachten rade.
Was er sprake van “nauwe en bewuste samenwerking” en “opzet op de dood van aangever”?
Naar het oordeel van de rechtbank hebben zich, in de vroege ochtend van 15 september 2012, vier momenten voorgedaan waarbij geweld op aangever is uitgeoefend.
Het eerste moment heeft plaatsgevonden voorafgaand aan hetgeen te zien is op de camerabeelden van de videocamera van het MFC. Dit baseert de rechtbank op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 15 september 2012 op een trapje naast de ingang van de Albert Heijn zat. Hij hoorde meerdere mensen aan komen rennen en voelde dat hij meerdere keren tegen allerlei kanten tegen zijn hoofd werd geschopt. Het voelde alsof er met schoenen tegen zijn hoofd getrapt werd omdat het zo hard en pijnlijk was. Door de trappen viel hij op de grond. Daarna is hij naar de overkant van de straat, naar het MFC, gelopen en ook daar is hij weer uit het niets geschopt. [6]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat vóór hetgeen op de beelden te zien is, er al iets gebeurd is met aangever voor Albert Heijn. Hij herinnert zich dat de man voor hem stond. Toen hij de man zag staan met iets in zijn hand dacht hij bij zichzelf: ‘je gaat eraan’. Hij heeft gekozen voor de confrontatie. De man haalde iets uit zijn zak, een potlood of pen, geen mes, en [medeverdachte] gaat op hem af. Op dat moment ziet [medeverdachte] die karatetrap van de beelden voor zich. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte hem verteld heeft dat hij, voorafgaand aan de beelden, samen met zijn neef
(zijnde medeverdachte [medeverdachte])buiten de camerabeelden de man ook gepakt heeft. [8] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever, die tot 1.30 uur niet bij het MFC naar binnen mocht, aan de deur was gekomen en tegen een andere medewerker, [medewerker], had gezegd dat hij op straat door twee jongens in elkaar was geslagen. [9]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aangifte in voldoende mate wordt ondersteund en acht de rechtbank bewezen dat beide verdachten tijdens het eerste incident bij de Albert Heijn, aangever meerdere malen met geschoeide voet tegen zijn hoofd hebben getrapt.
Ten aanzien van het tweede, derde en vierde moment overweegt de rechtbank als volgt.
[getuige 2], een medewerker van het MFC, verklaart dat hij heeft gezien dat aangever door twee mannen werd aangevallen. Hij zag dat aangever door beide mannen werd geslagen en getrapt. Ook toen hij op de grond lag werd hij nog getrapt. Tijdens dit gebeuren heeft getuige de opnameknop van de camera ingedrukt. [10] Op de camerabeelden is te zien wat zich toen heeft afgespeeld. Op die beelden is, behalve aangever, te zien een jongen in een wit vest en een jongen in een zwart jack. [11] Verdachte heeft verklaard dat hij de jongen in het zwarte jack is. [12] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de jongen in het witte vest is. [13]
De camerabeelden – die deel uitmaken van het dossier - zijn ter terechtzitting bekeken in aanwezigheid van verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsman alsook de rechters hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe de gelegenheid gehad. In het dossier bevinden zich voorts twee processen-verbaal van bevindingen waarin een verbalisant haar/zijn bevindingen aangaande de beelden weergeeft.
De rechtbank is van oordeel dat op die beelden het volgende te zien is.
Op 00:47 minuten staat aangever stil bij het MFC. Op 01.37 minuten is te zien dat beide verdachten op aangever komen afgerend en dat medeverdachte [medeverdachte] hem een vliegende karatetrap tegen zijn borst geeft waardoor aangever achterover geworpen wordt en hard op de stoep ten val komt. Daarna geeft [medeverdachte] hem één trap en verdachte drie trappen, tegen zijn bovenlichaam. Na 01.42 minuten rennen beide verdachten weer weg. Aangever ligt dan op de stoep.
Op 03.11 minuten is te zien dat hij moeizaam rechtop gaat zitten.
Op 04.05 minuten komt medeverdachte [medeverdachte] al rennend op aangever af die dan – nog steeds op de grond - deels met zijn rug naar hem toe zit. Terwijl [medeverdachte] op hem afrent is te zien dat aangever probeert om iets overeind te komen. Al rennend maakt [medeverdachte] een sprong en trapt daarbij op het achterhoofd van aangever. Vervolgens raakt [medeverdachte] aangever met zijn andere voet. Hij loopt als het ware over aangever heen. Hierdoor komt aangever met zijn hoofd op de stoep terecht. Daarna rent [medeverdachte] uit beeld en komt aangever weer overeind en blijft zitten. Op 04.34 minuten komt hij moeizaam overeind om vervolgens te gaan staan.
Op 05.25 minuten komen beide verdachten weer rennend op aangever af. Aangever is dan net de straat opgelopen. Medeverdachte [medeverdachte] geeft aangever een vliegende karatetrap tegen zijn borst. Aangever valt daardoor op straat en daarna geeft [medeverdachte] hem een trap tegen zijn bovenlichaam. Verdachte trapt aangever twee keer waarvan één keer tegen het hoofd. De andere trap raakt het bovenlichaam van aangever. Op 05.38 minuten rennen verdachten weer weg. Te zien is dan dat aangever stil op de grond ligt. Daarna verplaatst het camerabeeld zich. Wanneer het beeld op 06.50 minuten weer op aangever gericht is, is zichtbaar dat aangever nog steeds stil op de grond ligt en omstanders om hem heen staan. [14]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op de beelden heeft gezien dat hij de eerste keer ter hoogte van de ribben/buik van aangever schopt. Daarna heeft hij aangever nog een keer in zijn zij getrapt. Vervolgens heeft hij aangever, terwijl hij op de grond zat, op zijn gezicht of hoofd geschopt waarna aangever omviel. Op de beelden ziet hij ook dat verdachte vol uithaalt op het hoofd en de nek van aangever. [medeverdachte] zegt: ‘het lijkt alsof hij daar met volle kracht tegen een voetbal aan trapt’. [15] De laatste trap van verdachte kan hij niet meer vergeten. ‘[verdachte] trapt de man vol op zijn hoofd of nek. Ik was bang dat de man daardoor zijn nek of zijn schedel had gebroken. Het zag eruit als een doodschop’. [16]
Aldus is aangever, nadat hij voor de eerste maal bij Albert Heijn tegen zijn hoofd is getrapt, daarna nog meerdere malen tegen het hoofd getrapt, waarbij hij tevens twee keer hard op de stoep/straat ten val is gekomen, ook met zijn hoofd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij door zijn karateachtergrond weet hoe hij moet schoppen. Bij het zien van de beelden stelt hij vast dat hij komt aanrennen, waardoor er kracht achter zit. Dat hij springt waardoor zijn gewicht erachter zit. Hij ziet hoe de man valt, dat hij volop naar de grond gaat. Daaruit maakt hij op dat het een harde trap is geweest [17] .
Naar het oordeel van de rechtbank levert een dergelijk handelen een aanmerkelijke kans op de dood op. Het is een feit van algemene bekendheid dat (de inhoud van) het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat, wanneer daar meermalen hard tegenaan getrapt wordt en bovendien veroorzaakt wordt dat een persoon – hard – ten val komt waarbij het hoofd tegen een harde ondergrond komt, dit tot de dood kan leiden. Verdachte wist dit ook gelet op zijn verklaring dat hij de volgende dag er wel aan gedacht heeft dat aangever wel eens zou kunnen overlijden. [18] Dat hij daar op het moment van het gebeuren niet aan gedacht heeft doet daarbij niet ter zake. De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachten, door een dergelijk handelen waarna zij aangever hulpeloos op straat hebben achtergelaten, ook bewust de kans hebben aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood.
Dat verdachten schoenen met flexibele zolen droegen of dat het letsel van aangever nog relatief meeviel doet aan het voorgaande niet af. Te meer nu verdachten aangever herhaaldelijk hebben aangevallen, zeer grof geweld hebben gebruikt dat mede gericht was op het hoofd van aangever en waarbij aangever herhaaldelijk ten val is gekomen op een harde ondergrond.
Beide verdachten hebben verklaard dat zij al vanaf de vroege avond van 14 september 2012 in elkaars nabijheid verkeerden. Na middernacht zijn ze vertrokken uit de woning van verdachte en zijn ze het centrum van Nijmegen ingegaan. [19] Zij hebben, zowel bij het eerste moment van geweldstoepassing bij de Albert Heijn, als bij het tweede en vierde moment bij het MFC, gezamenlijk geweld uitgeoefend op aangever, waarbij ook verdachte tegen het hoofd van aangever heeft getrapt. Daarna zijn zij samen weggegaan. Nadat zij de beelden hadden gezien hebben zij samen afgesproken dat ze hier niets over zouden zeggen. [20]
Gelet op dit gezamenlijk optreden is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van alle vier geweldsmomenten sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Was er sprake van voorbedachten rade?
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat tussen de aanvallen voldoende tijd heeft gezeten waardoor verdachten zich hebben kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij – vóór de eerste aanval – dacht: ‘je gaat eraan’.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend met voorbedachten rade te hebben gehandeld. Hij weet niet veel meer van het gebeuren als gevolg van zijn alcohol-, en drugsgebruik die avond. Hij weet niet wat gemaakt heeft dat het geweld heeft plaats gevonden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat tussen het begin van het tweede en het einde van het vierde geweldsmoment vier minuten heeft gezeten. Ten aanzien van de tijd gelegen tussen het eerste en tweede geweldsmoment, heeft aangever verklaard dat hij na het eerste geweldsmoment even op de grond is blijven zitten. Dat kan volgens hem minuten zijn geweest maar ook langer. Toen is hij opgestaan en naar de overkant van de straat gelopen naar het MFC. [21] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] hem verteld heeft dat hij vooraf aan het filmpje samen met zijn neef buiten de camerabeelden de man ook gepakt heeft en dat dat kort voor de camerabeelden is geweest. [22] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het zo kan zijn dat er minimaal enkele minuten heeft gezeten tussen het moment dat zij bij de Albert Heijn waren en het tweede geweldsmoment. [23]
Voor het aannemen van voorbedachte raad is het tijdsverloop, de mogelijkheid die verdachte heeft gehad zich te beraden, van objectiverend belang. Dat is evenwel niet het enige omdat ook andere omstandigheden een rol kunnen hebben gespeeld die in de overwegingen betrokken moeten worden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de Albert Heijn aangever voor zich zag staan met iets in zijn hand – geen mes. Volgens [medeverdachte] is hij op aangever afgegaan omdat hij het gevoel had dat hij moest voorkomen dat hij hen wat aan zou doen. Hij heeft toen gekozen voor de confrontatie. Hij denkt dat ze daarna aangever achterna zijn gegaan – misschien omdat hij nog zo in zijn woede zat. [24]
In het psychologisch rapport omtrent verdachte staat het volgende opgenomen:
“[verdachte] heeft snel het gevoel de controle te verliezen wat hem angstig maakt en waardoor hij zich bedreigd voelt, hij kan dan impulsief met boosheid reageren (…) Zeker bij oplopende spanning is hij echter niet goed in staat om zijn agressie onder controle te houden, zijn afweer schiet dan tekort, waardoor (heftig) acting-out gedrag naar voren kan komen (…) Mocht het tenlastegelegde bewezen worden geacht dan zou het mogelijk kunnen zijn dat zijn gebrekkige zelfregulatie, versterkt doordat [verdachte] onder invloed was van alcohol en drugs, van invloed zijn geweest”.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte impulsief en vanuit een boosheid heeft gehandeld. Hoewel er, objectief gezien, voldoende tijd was voor verdachte zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gehandeld heeft met voorbedachten rade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gehandeld in een (ogenblikkelijke) gemoedsopwelling.
De rechtbank zal verdachte derhalve van de tenlastegelegde poging moord vrijspreken.
Gelet op hetgeen hiervoor omtrent het handelen van verdachten en het voorwaardelijk opzet is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte], de tenlastegelegde poging doodslag heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 15 september 2012 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet die [slachtoffer] voornoemd met kracht meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en (vervolgens) nadat die [slachtoffer] voornoemd weer was opgestaan, die [slachtoffer] (opnieuw) hollend/rennend heeft benaderd en vervolgens die [slachtoffer] (vliegende) (karate)trappen heeft gegeven tegen de borst en tegen het hoofd, waardoor die [slachtoffer] (weer) ten val is gekomen waarna verdachte en diens mededader, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] (nogmaals) met geschoeide voet en met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging doodslag
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het als poging moord tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit. Naar het oordeel van de officier van justitie zijn de geweldsaanvallen weloverwogen en doelbewust uitgevoerd. Verdachte zou eerst trots geweest zijn op wat hij gedaan had en verdachten hebben na het zien van de beelden afgesproken dat ze niets over het gebeuren zouden zeggen. Bij een gevangenisstraf hoger dan 4 jaar kan geen behandeling of begeleiding opgelegd worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om strafmatiging nu sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Dit vormverzuim zou er in bestaan dat voor de inzet van de opsporingsberichtgeving geen toestemming is gegeven door de hoofdofficier van justitie, hetgeen wel had gemoeten.
Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en rekening te houden met de adviezen van de reclassering en de psycholoog. Verdachte woont bij De Driestroom. Zijn woning daar wordt nog aangehouden tot de zitting. De raadsman heeft verzocht verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de duur die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 juni 2013;
 een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 24 mei 2013, betreffende verdachte;
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 31 mei 2013, betreffende
verdachte en
 een monodisciplinair rapport van [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 30 juni 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, een dakloze man meermalen tegen zijn lichaam en hoofd geschopt. Daarmee hebben zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer het leven zou laten.
Op de camerabeelden – waarop het tweede tot en met het vierde geweldsmoment te zien is – is te zien dat het slachtoffer nietsvermoedend op de stoep loopt wanneer verdachten hem middels karatetrappen onderuit halen waardoor hij hard – ook met zijn hoofd – op de stoep ten val komt. Daarna wordt het slachtoffer meerdere keren tegen zijn lichaam getrapt. Een paar minuten later – wanneer het slachtoffer nog op de grond zit en overeind probeert te komen – is te zien dat de mededader hem achter op zijn hoofd trapt waardoor het slachtoffer wederom hard met zijn hoofd op de stoep terecht komt. Kort daarna, wanneer het slachtoffer net de straat oploopt, wordt hij wederom uit het niets met een karatetrap onderuit gehaald en meermalen tegen zijn lichaam – en één keer tegen zijn hoofd – geschopt. Ook vóór het moment van de camerabeelden hebben verdachten het slachtoffer meermalen tegen zijn hoofd geschopt.
Het slachtoffer heeft geen enkele kans gehad zich tegen dit geweld te verweren. Na het plegen van het geweld hebben verdachten het slachtoffer – liggend op straat – achtergelaten.
Dat het letsel van het slachtoffer achteraf nog is meegevallen (hij had kneuzingen en licht traumatisch schedelhersenletsel) is niet aan verdachten te danken geweest. Hoewel verdachte achteraf spijt heeft betuigd – hetgeen op de rechtbank oprecht is overgekomen – heeft hij in eerste instantie met zijn mededader – ook na het zien van de camerabeelden – afgesproken dat zij er niets over zouden zeggen.
De rechtbank acht dit een lafhartige daad en een ernstig geval van zinloos geweld.
Verdachte is in 2011 ook een keer in aanraking met politie en justitie gekomen in verband met een mishandeling.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat bij hem – zoals in het psychologisch rapport staat omschreven – sprake is van zwakbegaafdheid, een onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling en een gedragsstoornis.
De rechtbank is het eens met de raadsman dat voor de inzet van de opsporingsberichtgeving in formele zin geen toestemming van de hoofdofficier van justitie is gegeven.
Uit het dossier volgt dat deze toestemming is gegeven door een officier van justitie. Gelet op de ernst van het feit en het feit dat, ten tijde van het geven van de toestemming, nog niet bekend was wie de verdachten waren (ook niet nadat een interne briefing van politieregio Gelderland-Zuid had plaatsgevonden), acht de rechtbank het aannemelijk dat toestemming voor inzet van de opsporingsberichtgeving -indien gevraagd- mede gelet op de buitengewone ernst van deze zaak, zou zijn gegeven. Weliswaar is sprake van een onherstelbaar vormverzuim maar de rechtbank zal volstaan met de constatering daarvan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Een lagere straf komt, gelet op de ernst van het feit, niet in aanmerking. Deze straf is lager dan geëist nu de rechtbank een minder zwaar feit bewezen heeft geacht dan de officier van justitie.
Bovendien wil de rechtbank een deels voorwaardelijke straf kunnen opleggen met een behandelverplichting.
De voorwaardelijke straf dient tevens om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan.
De psycholoog heeft geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat betekent voortzetting van zijn verblijf bij het RIBW De Driestroom of een soortgelijke voorziening, ambulante behandeling gericht op versterking van zelfregulatie bij Kairos of een soortgelijke instelling en een verbod op het gebruikt van, in ieder geval, alcohol.
In het reclasseringsrapport staat opgenomen dat De Driestroom waar verdachte sinds een jaar in een programma van twee jaar zit met als doel zelfstandig wonen, heeft laten weten dat verdachte zijn woning aan kan houden tot de zitting. Daarna kan verdachte weer een aanvraag doen maar zal hij op de wachtlijst komen te staan. Het is onduidelijk of de setting waarin betrokkene begeleid werd (waarbij geen sprake is van 24 uur toezicht) op langere termijn geschikt is voor verdachte. Bij terugkomst zullen er wel aanvullende voorwaarden verbonden worden zoals een agressieregulatie training en een ontvankelijkere houding voor begeleiding. De persoonlijk begeleider van verdachte heeft aangegeven dat zijn softdrugsgebruik voor hem juist agressieverlagend werkt.
De reclassering adviseert een meldplicht, een verplichting voor verdachte om zich te laten behandelen voor traumaverwerking (in verband met seksueel misbruik en pesten) en agressieregulatie bij Kairos of een soortgelijke instelling en een alcoholverbod.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij Kairos of een soortgelijke instelling in verband met agressie-,/zelfregulatie en traumaverwerking. Voorts dient verdachte zich te onthouden van het gebruik van alcohol en dient hij te verblijven bij De Driestroom of soortgelijke voorziening voor zover de reclassering dit, in overleg met die instelling, nodig acht.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair als poging moord tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair als medeplegen van poging doodslag tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 12 (twaalf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich onder behandeling zal stellen van Kairos of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor traumaverwerking en agressie-,/zelfregulatie, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. zal verblijven bij het RIBW De Driestroom of een soortgelijke voorziening voor zover de reclassering dit, in overleg met die voorziening nodig acht, en zich zal houden aan het programma van die voorziening;
6. zich op de dag van invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland, [adres 2]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2012103090, gesloten op 30 mei 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 221; de rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
3.Schriftelijk bescheid: medische informatie UMC 15 september 2012 en 5 april 2013, p. 28-30
4.Processen-verbaal van bevindingen 16 november 2012 en 6 mei 2013, p.45-48
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 31 juli 2013; proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 250.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 19, 20.
7.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 263, 264.
8.Proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 73.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p.43.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 43.
11.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
12.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
13.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 250.
14.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de videocamera van het MFC.
15.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 256.
16.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 266.
17.Proces verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p.256.
18.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 222.
19.Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 226, 227; proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 261, 262.
20.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 256.
21.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 20.
22.Proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 73.
23.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
24.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 263, 264.