ECLI:NL:RBGEL:2013:2324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
05/720055-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling van agent en fietsendiefstal; gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van een politieagent en fietsendiefstal. De feiten vonden plaats op 23 januari 2013 te Nijmegen, waar de verdachte, tijdens zijn aanhouding, de politieagent [slachtoffer 1] meermalen met gebalde vuist op het gezicht en hoofd sloeg, wat resulteerde in een gebroken neus en andere verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en meermalen geweld heeft gebruikt tegen de agent, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot moord, maar achtte het meer subsidiair ten lastegelegde feit van poging zware mishandeling wel bewezen. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van twee fietsen, waarbij hij en een mededader de fietsen onder hun bereik hadden gebracht door middel van braak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide feiten en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de verdachte verplicht om zich te laten behandelen voor zijn gewelddadige gedrag. De benadeelde partijen, waaronder de politieagent en de eigenaren van de gestolen fietsen, kregen schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720055-13
Data zittingen : 8 mei 2013, 31 juli 2013
Datum uitspraak : 14 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
(politieagent van regiopolitie Gelderland) van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer 1] voornoemd meermalen, althans eenmaal, met kracht al dan niet met gebalde vuist(en) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of de keel heeft dicht geknepen,
waardoor de luchttoevoer werd afgesneden en/of (ernstig) werd bemoeilijkt waardoor/waarna/waarbij die [slachtoffer 1] voornoemd ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Nijmegen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (politieagent van regiopolitie Gelderland)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus, litteken op de neus,
diverse keuzingen van het gezicht en het (boven)lichaam) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met kracht al dan niet met gebalde vuist(en) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of de keel dicht te knijpen, waardoor de luchttoevoer werd afgesneden en/of (ernstig) werd bemoeilijkt, waardoor/waarna/waarbij die [slachtoffer 1] voornoemd ten val is gekomen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (politieagent van regiopolitie Gelderland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] voornoemd meermalen, althans eenmaal, met kracht al dan niet met gebalde vuist(en) op/tegen het gezicht en/of hethoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of de keel heeft dicht geknepen, waardoor de luchttoevoer werd afgesneden en/of (ernstig) werd bemoeilijkt waardoor/waarna/waarbij die [slachtoffer 1] voornoemd ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tweetal
fietsen, te weten een fiets van het merk Batavus geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of een fiets van het merk Gazelle geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
(forceren slot);

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 31 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [slachtoffer 1], ter terechtzitting van 31 juli 2013 verschenen en bijgestaan door [gemachtigde],
 [slachtoffer 3] en
 [slachtoffer 2].
De officier van justitie, mr. S. Planting, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 23 januari 2013 te Nijmegen [slachtoffer 1] (politieagent van regiopolitie Gelderland), tegen zijn gezicht geslagen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit nu het letsel dat in de tenlastelegging staat omschreven gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel en is veroorzaakt door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde varianten dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman daartoe betoogd dat het slaan met gebalde vuisten tegen het gezicht naar uiterlijke verschijningsvorm geen begin van uitvoering oplevert van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard. Op 23 januari 2013 te Nijmegen, heeft verdachte hem nadat hij verdachte gezegd had dat hij was aangehouden, direct met gebalde vuist op zijn gezicht sloeg. [slachtoffer 1] voelde een hevige pijnscheut door zijn hoofd trekken. Daarna kreeg hij weer een klap in zijn gezicht van verdachte. Hij probeerde verdachte onder controle te brengen en kreeg weer een klap met gebalde vuist op zijn hoofd van verdachte. Weer voelde hij een hevige pijnscheut door zijn hoofd trekken. Verdachte kneep ook zijn keel dicht. Nadat [slachtoffer 1] daarna zittend op de grond terecht kwam voelde en zag hij dat hij van verdachte diverse klappen kreeg op zijn hoofd. Hij hoorde zijn neus kraken en voelde het bloed over zijn gezicht stromen. [3]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de politieagent op de grond terecht kwam omdat de man hem sloeg. Toen de politieagent op de grond lag heeft de man hem verschillende keren geslagen met zijn vuist. Hij sloeg de politieagent op zijn hoofd en gezicht. De man stond gebogen over de politieagent heen en was zo de politieagent aan het slaan. De politieagent probeerde steeds omhoog te komen en de man sloeg steeds op de agent in. Hij zag dat de man gewoon hard en met zijn vuist bleef doorslaan op de agent terwijl hij in zijn gezicht bloedde. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 23 januari 2013 te Nijmegen gezien heeft dat een blanke man een donkere man tegen de muur probeerde te drukken. Ze zag dat de donkere man met zijn vuist met kracht uithaalde en de blanke man in zijn gezicht raakte. De blanke man had direct een bebloed gezicht. Hierna haalde de donkere man nog een keer uit in de richting van het gezicht van de blanke man. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man, waar de politieagent mee aan het worstelen was, zeer agressief en gewelddadig was. Hij zag dat de man de politieagent bij zijn keel vasthad. De politieagent probeerde los te komen maar dat lukte niet. [6]
Gelet op het voorgaande in onderling verband bezien met hetgeen hiervoor onder de feiten is opgenomen, wordt het relaas van [slachtoffer 1] in voldoende mate ondersteund en gaat de rechtbank voor wat betreft hetgeen gebeurd is uit van zijn relaas. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en meermalen met gebalde vuist tegen het gezicht en het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en hem (kort) de keel heeft dichtgeknepen.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 82 Sr bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die opsomming is niet uitputtend.
De bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten de genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, wanneer dat letsel voldoende ernstig is, om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij dient de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uizicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 1] als gevolg van het op hem uitgeoefende geweld een gebroken neus heeft opgelopen en kneuzingen in zijn gezicht en nek. De neus is onder lokale verdoving opnieuw gebroken en gezet. Voor de duur van een week is er een neusspalk gezet. Half februari 2013 is er een litteken op de neus zichtbaar en kan hij moeilijker door zijn neus ademen. Voor pijn aan zijn schouder is hij half februari 2013 begonnen met fysiotherapie. Half februari 2013 heeft hij ook nog last van druk op zijn oren en nog wat last van hoofdpijn, met name als het druk is. Uit de rapportage PDC Politiepoli van 20 maart 2013 volgt dat [slachtoffer 1] de fysiotherapie voor zijn schouder toen net had afgesloten. Uit die rapportage volgt tevens dat de hoofdpijn past bij de geconstateerde posttraumatische stress-stoornis (welke stoornis volgens vaste rechtspraak niet valt onder zwaar
lichamelijkletsel). Ter terechtzitting van 31 juli 2013 heeft [slachtoffer 1] aangegeven – ten aanzien van zijn lichamelijk letsel – dat hij nog steeds last heeft van zijn neus en zijn bril nog niet op kan zetten zonder hoofdpijn te krijgen.
De aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op het herstel van het
lichamelijkletsel maken dat naar het oordeel van de rechtbank, in navolging van de vaste rechtspraak op dit punt, niet gesproken kan worden van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in meergenoemd artikel. Verdachte zal aldus ook van het subsidiair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het meer subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het meermalen met kracht met de vuist hard slaan in het gezicht en op het hoofd - eerst drie keer en daarna nog diverse keren terwijl [slachtoffer 1] op de grond zat en verdachte gebogen over hem heen stond en door blééf slaan terwijl het gezicht van [slachtoffer 1] al bloedde – een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en wanneer daar, op de manier zoals hiervoor omschreven, meermalen hard met de vuist tegenaan geslagen wordt, dit tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Verdachte wist dit derhalve ook. Nu hij dit toch gedaan heeft, zelfs bleef doorslaan toen [slachtoffer 1] bloedde in zijn gezicht, is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte ook bewust die kans aanvaard heeft.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 23 januari 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (politieagent van regiopolitie Gelderland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] voornoemd meermalen, met kracht met gebalde vuist op/tegen het gezicht en het hoofd heeft geslagen en de keel heeft dicht geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2013;
  • het schriftelijk bescheid zijnde een afschrift van de aangifte van [slachtoffer 2], p. 75, 76;
  • proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte [medeverdachte], p. 172, 176;
  • een schriftelijk bescheid zijnde een afschrift van de aangifte van [slachtoffer 3], p. 82, 83.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 23 januari 2013 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tweetal fietsen, te weten een fiets van het merk Batavus toebehorende aan [slachtoffer 2] en een fiets van het merk Gazelle toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader de fiets van het merk Batavus onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak (forceren slot);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
Poging zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van, met name, het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, hetgeen begaan is tegen een politieambtenaar. Voorts heeft zij rekening gehouden met het feit dat verdachte één keer eerder is veroordeeld voor een mishandeling en meermalen voor het plegen van diefstallen (van fietsen) alsook met het feit dat de psycholoog verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Gelet op de inhoud van het psychologisch en reclasseringsrapport acht de officier van justitie de oplegging van een ambulante behandeling ontoereikend. Voor een behandeling bestaat de mogelijkheid in de detentiefasering.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen betonschaar verbeurd wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de geëiste straf niet past bij de LOVS-richtlijnen. Gelet op die richtlijn kan aan verdachte geen langere gevangenisstraf opgelegd worden dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De verdediging heeft voorts verzocht de straf te matigen nu nagelaten is aangever, kort na het afleggen van de getuigenverklaringen, te confronteren met verschillen in zijn verklaring en in die van getuigen. De straf zou ook gematigd moeten worden omdat er geen foto’s van het letsel van verdachte zijn gemaakt en daarmee potentieel ontlastend materiaal verloren is gegaan.
De raadsman heeft verzocht aan een voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering gesteld. Verdachte is bereid mee te werken aan een ambulante behandeling.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 juni 2013;
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 6 mei 2013, betreffende verdachte;
 een monodisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 16 juli 2013;
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 23 juli 2013, betreffende
verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, toen een politieagent hem aan wilde houden voor diefstal van twee fietsen, de politieagent meerdere malen met zijn vuist en met kracht tegen diens gezicht en hoofd gestompt. Ook toen de agent bloedde in zijn gezicht is verdachte daarmee doorgegaan.
De agent heeft als gevolg daarvan, onder meer, een gebroken neus - die later opnieuw gezet moest worden en waaraan hij een litteken heeft overgehouden - en meerdere kneuzingen opgelopen. Ook heeft hij fysiotherapie gehad in verband met pijn aan zijn schouder. Als gevolg van het feit heeft de agent ook ernstige psychische schade opgelopen in de vorm van een posttraumatische stressstoornis. Ter terechtzitting heeft de agent aangegeven nog steeds niet volledig aan het werk te zijn. Weliswaar kan psychische letsel volgens vaste rechtspraak geen zwaar lichamelijk letsel opleveren, maar het handelen van verdachte heeft bij het slachtoffer een posttraumatische stressstoornis veroorzaakt waardoor hem ernstig en langdurig leed is toegebracht. Daarmee houdt de rechtbank rekening.
Voorts heeft verdachte met zijn buitensporige reactie op zijn aanhouding op grove wijze het ambtelijk gezag aangetast en inbreuk op de lichamelijk integriteit van de betreffende politieagent gemaakt. Dergelijke feiten veroorzaken tevens gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving in het algemeen.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister volgt dat verdachte één keer eerder voor een mishandeling is veroordeeld en meerdere malen voor het plegen van (fietsen)diefstal.
Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte, gelet op de inhoud van het psychologisch rapport, als gevolg van het bestaan van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met sterke narcistische en borderlinetrekken, verminderd toerekeningsvatbaar is te achten ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit en enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te achten ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alleszins passend en geboden is. Deze straf is lager dan geëist nu de rechtbank een minder zwaar feit bewezen heeft geacht dan de officier van justitie. Een lagere straf komt, gelet op de ernst van het feit zoals hiervoor overwogen, niet in aanmerking. De door de raadsman genoemde omstandigheden geven voor de rechtbank geen aanleiding deze straf verder te matigen.
Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en de inhoud van de psychologische rapportage en het laatste reclasseringsrapport (alleen in het eerdere reclasseringsrapport wordt melding gemaakt dat een ambulante behandeling ontoereikend zou zijn), acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte – ter voorkoming van recidive – een verplichte ambulante behandeling volgt bij Kairos waar hij het programma ‘anders denken anders doen’ voor behandeling van zijn gewelddadig gedrag dient te volgen, gekoppeld aan een reclasseringstoezicht met daarbij de verplichting mee te werken aan ambulante woonbegeleiding indien de reclassering dit nodig acht.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven betonschaar betreft een voorwerp met behulp waarvan het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp derhalve verbeurd verklaren.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij voor het gehele gevorderde bedrag toe te wijzen, te weten € 4.000,- nu deze voldoende onderbouwd is, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen hoger bedrag toe te wijzen dan € 750,- gelet op de toewijzing in soortgelijke zaken en het feit dat de kans dat de wijze van optreden van de heer [slachtoffer 1] zelf heeft bijgedragen aan het escaleren van de situatie niet verwaarloosbaar is.
Beoordeling door de rechtbank
Ter zake van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank voldoende bewezen dat de benadeelde door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade.
De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval – gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen - een bedrag van
€ 1.750,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag in ieder geval zal toewijzen aan het slachtoffer. Dat het optreden van de benadeelde zelf debet is geweest aan het feit is geenszins aannemelijk geworden. Voor zover de vordering strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 23 januari 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 48,19.
Deze vordering is niet betwist door de verdediging en de rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 23 januari 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 189,90.
Deze vordering is niet betwist door de verdediging en de rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 23 januari 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert [het strafbare feit_de strafbare feiten] zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich onder behandeling zal stellen van Kairos of een soortgelijke instelling en daarbij het programma ‘anders denken anders doen’ voor behandeling van zijn gewelddadig gedrag zal volgen op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. mee zal werken aan ambulante woonbegeleiding, indien de reclassering dit nodig acht;
6. zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich op uitnodiging melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven betonschaar.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 meer subsidiair).
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 48,19 (achtenveertig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 48,19 (achtenveertig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3], te betalen € 189,90 (honderdnegenentachtig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen € 189,90 (honderdnegenentachtig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Eenheid Oost, District Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 2013020623, gesloten op 4 maart 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 31 juli 2013; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 148; proces-verbaal van bevindingen, p. 18, 19.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19, 20.
4.Proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 89, 90.
5.Proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], p. 97.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 110