ECLI:NL:RBGEL:2013:2317

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
05/800016-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met zijn stiefkind

Op 13 augustus 2013 heeft de Rechtbank Gelderland een 62-jarige man uit Barneveld veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan ontucht met zijn minderjarig stiefkind, die zich over een periode van vier jaar had voorgedaan. De feiten betroffen onder andere het strelen en masseren van het stiefkind in bad en bed, alsook het betasten van de borsten en de vagina van het slachtoffer. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer consistent en geloofwaardig, en verwierp de verdediging die stelde dat de verklaring van het slachtoffer niet betrouwbaar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van bepaalde handelingen, wel degelijk verantwoordelijk was voor de gepleegde ontucht. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden waaronder een behandelverplichting voor pedofiele gevoelens. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 5.000,-- aan het slachtoffer toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de psychische schade die het slachtoffer had opgelopen door het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/800016-13
Datum zitting : 30 juli 2013
Datum uitspraak : 13 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsvrouw : mr. N. van den Berg, advocaat te Ede.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegewezen vorderingen wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2004 tot en met 24 augustus 2008, te Barneveld, althans in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], bestaande die ontucht hierin dat hij (telkens) in bad en/of in bed de rug en/of schouders van die [slachtoffer] heeft gestreeld en/of gemasseerd en/of de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast, althans aangeraakt en/of een hand van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en op/om zijn piemel heeft gelegd en/of zijn piemel heeft laten strelen en/of betasten door die [slachtoffer] en/of zich heeft laten aftrekken en/of laten pijpen door die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft gevingerd en/of met zijn vinger(s) en/of zijn piemel in de vagina van die [slachtoffer] is
geweest en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of heeft toegelaten dat voornoemde [slachtoffer] met haar buik/onderlijf (schurende) bewegingen heeft gemaakt tegen/op verdachtes (stijve) penis/onderlichaam en/of de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 30 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. N. van den Berg, advocaat te Ede.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a Overwegingen
De verdediging heeft bepleit dat de verklaring van verdachte, zoals door hem op zitting afgelegd, niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Verdachte is drie keer bij de politie gehoord en aldaar is stevig met hem gesproken. Ook ter zitting is stevig met verdachte gesproken. Wanneer dat soort vragen wordt gesteld, waarin het gevoel ontstaat dat er een niet-positieve houding tegenover de verdachte wordt ingenomen dan is het moeilijk voor verdachte hoe op die vragen te antwoorden. De formulering van de gegeven antwoorden op de aan verdachte ter terechtzitting gestelde vragen is anders dan wanneer die in een verhoorsituatie bij de politie zit. Dit maakt dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting niet als een “directe” verklaring gezien kan worden en daarom niet voor het bewijs gebezigd kan worden.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verdachte is ter terechtzitting bijgestaan door een advocaat. Voorafgaand aan het verhoor van verdachte ter terechtzitting is hem de cautie gegeven. In artikel 339 van het Wetboek van Strafvordering worden de wettige bewijsmiddelen opgesomd, waaronder de verklaring van verdachte. Daaronder verstaat de wet ‘zijne bij het onderzoek op de terechtzitting gedane opgave van feiten of omstandigheden, hem uit eigen wetenschap bekend’ (art. 341, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering).
Daarom kan hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard als bewijs tegen hem gebruikt worden.
De verdediging heeft voorts bepleit dat de verklaring van de aangeefster [slachtoffer] niet betrouwbaar is en derhalve niet voor bewijs gebezigd kan worden. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Aangeefster komt met de melding nadat zij erg boos is over het verbod om haar vriend te laten logeren op haar kamer in het huis van haar moeder. De gebeurtenissen waarover zij spreekt dateren van vijf jaar geleden, hetgeen een grote aanslag op het geheugen en de waarheidsvinding doet. Wraak is haar eerste motief voor aangifte. Het is aannemelijk dat de gebeurtenissen die zij vertelt, mede ingegeven zijn door dat motief en deze een steeds grotere plaats in haar hoofd zijn gaan innemen. De verdediging heeft voorts aangegeven aangeefster bewust niet als getuige te hebben gehoord aangezien dat onnodige vertraging tot gevolg zou hebben, maar indien ondervraging van aangeefster wel zou hebben plaatsgevonden dan zou zij op een meer concrete manier zijn ondervraagd dan bij de politie is gebeurd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Na een informatief gesprek tussen politie en aangeefster d.d. 12 juni 2012 heeft de aangeefster op 10 juli 2012 een uitvoerige aangifte gedaan. In deze 11 pagina’s tellende aangifte heeft aangeefster uitvoerig en gedetailleerd de gebeurtenissen die zich tussen haar en verdachte hebben afgespeeld omschreven. Diverse van de door aangeefster genoemde gebeurtenissen heeft verdachte in zijn verhoor ten overstaan van de politie bevestigd. Een deel van de gebeurtenissen die verdachte in zijn verhoor ten overstaan van de politie ontkende is door hem alsnog ter terechtzitting bekend. Deze door verdachte meegedeelde gebeurtenissen komen zodanig overeen met wat aangeefster daarover verklaard heeft, dat de rechtbank op basis daarvan geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Dat de verdediging geen gebruik heeft gemaakt van het ondervragingsrecht van aangeefster doet daaraan niet af. Afgaan op wat aangeefster volgens de verdediging mogelijk zou hebben verklaard indien gebruik zou zijn gemaakt van het ondervragingsrecht levert geen concrete feiten of omstandigheden op waarmee de rechtbank bij de beoordeling van de vraag of de verklaring van aangeefster als betrouwbaar moet worden aangemerkt rekening kan houden.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] is geboren op [geboortedatum 2]. Op tijdstippen in de periode van 25 augustus 2004 tot en met 24 augustus 2008 heeft verdachte, te Barneveld, een aantal handelingen verricht met [slachtoffer]. Die handelingen die verdachte verrichte met [slachtoffer] bestonden uit:
  • het telkens in bad en in bed gaan of (ver)blijven met [slachtoffer];
  • het strelen en/of masseren van die [slachtoffer];
  • het aanraken van de borsten van die [slachtoffer];
  • het door [slachtoffer] laten aanraken van zijn, verdachtes, piemel;
  • het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
  • het toelaten dat [slachtoffer] met haar buik schurende bewegingen heeft gemaakt tegen verdachtes stijve penis.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontucht kan worden bewezen wat betreft het strelen en/of masseren van [slachtoffer] en het door haar laten aanraken van verdachtes stijve piemel. De overige genoemde omstandigheden in de tenlastelegging worden niet door erkenning van verdachte of ander bewijs ondersteund en verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft, zoals hiervoor overwegen, een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd betreffende de gebeurtenissen tussen haar en verdachte in de tenlastegelegde periode.
Enige tijd nadat verdachte samen met aangeefster in bad ging, gebeurde het steeds vaker dat verdachte een stijve penis kreeg. Op zeker moment pakte verdachte de hand van aangeefster en legde die dan om zijn penis. In het begin hield aangeefster de penis van verdachte alleen kort vast, later moest aangeefster de penis van verdachte langer vasthouden en moest zij verdachte ook aftrekken tot hij klaar kwam. Aangeefster heeft verdachte vaak afgetrokken en hij is daarbij één of twee keer klaargekomen. [3] In bad heeft verdachte ook aan de borsten van aangeefster gevoeld en later aan haar geslachtsdeel. Verdachte begon daarbij aangeefster ook te vingeren en ging met zijn vingers in haar geslachtsdeel. Ook ging hij met zijn vingers over haar clitoris. Wanneer verdachte zijn vingers in haar geslachtsdeel had ging hij met zijn vingers op en neer. Dit ging over en weer. Als aangeefster met verdachte bezig was dan was verdachte met haar bezig. Aangeefster heeft meermalen aangegeven dat zij het niet wilde, maar verdachte ging dan gewoon door. Later nam verdachte middagen vrij, op dagen dat aangeefster ook vrij was. Verdachte wilde dan dat aangeefster bij hem in bed kwam. Verdachte lag daarbij achter aangeefster en begon dan aan haar borsten te voelen. Ook ging hij haar dan masseren. Aangeefster moest daarbij haar bh uittrekken opdat verdachte dan beter kon voelen. Langzaam ging verdachte dan al strelend naar haar geslachtsdeel. Terwijl verdachte daarmee bezig was moest aangeefster verdachte aftrekken en ging verdachte haar vingeren. [4] Verdachte kwam klaar als aangeefster hem aan het aftrekken was en verdachte ging dan door om ook aangeefster te laten klaarkomen. Tijdens het gebeuren in het zwembad buiten heeft verdachte eerst zijn eigen broek naar beneden geschoven en het zwembroekje van aangeefster opzij geschoven. Verdachte heeft aangeefster toen gepenetreerd door een stukje van zijn geslachtsdeel in haar vagina te doen. [5]
Ook op bed heeft verdachte zijn geslachtsdeel een keer bij aangeefster in haar vagina naar binnen gebracht. Het pijpen en beffen gebeurde alleen als aangeefster samen met verdachte op bed lag. Het zal, volgens aangeefster, in totaal zo’n 5 keer zijn gebeurd. [6]
Naast de verklaring van aangeefster beschikt de rechtbank over de verklaringen van verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie en ter terechtzitting. Op essentiële onderdelen, voor zover verdachte de handelingen met aangeefster toegeeft - zoals het strelen en kussen van aangeefster, het masseren van haar rug, schouders en benen op haar kamer en in bad en in verdachtes bed, het veelvuldig met haar in bad zijn geweest (wel 50 keer), het voorval met aangeefster in het zwembad in de tuin waarbij verdachte is klaargekomen, het aanraken van haar borsten en haar vagina, het laten betasten van zijn penis en het aanraken van haar vagina met zijn penis in bad - komen de verklaringen van aangeefster en verdachte overeen. Dat geldt ook voor de momenten, plaatsen en periode waarin de ontucht zou hebben plaatsgevonden. Voor de handelingen die verdachte niet erkent, bevindt zich in het dossier geen ander steunbewijs. De rechtbank is echter van oordeel dat ook deze handelingen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uitgaande van de verklaring van verdachte, heeft hij gedurende een periode van 4 jaar toegestaan dat [slachtoffer] bij hem in bad kwam en op of in zijn bed. Verdachte heeft ook ter zitting willen doen voorkomen dat hij liever niet had dat aangeefster bij hem in bad kwam, maar enige maatregel om dat te voorkomen heeft verdachte, gedurende al die jaren, niet genomen. De door verdachte opgegeven reden dat hij, omdat de wasmachine en droger op de badkamer stonden, de deur van de badkamer niet kon afsluiten om aangeefster zo te weren, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Ook de omstandigheid dat verdachte toeliet dat aangeefster op zijn kamer in zijn bed kwam terwijl verdachte onder meer naar pornofilms lag te kijken, en verdachte dus toeliet dat een minderjarige naar dit soort films keek, ziet de rechtbank als een bevestiging van de gebeurtenissen zoals door aangeefster omschreven. Ter terechtzitting heeft verdachte bovendien aangegeven dat hij op meerdere momenten seksueel opgewonden raakte van de handelingen die hij met aangeefster verrichtte en die zij bij hem verrichtte. [7] Verdachte wist, zoals hij het zelf heeft gezegd, dat hij ‘hartstikke fout’ zat. Voorts heeft verdachte verklaard dat ook hij wel eens het initiatief heeft genomen tot het plegen van seksuele handelingen met aangeefster. [8] Tegenover de consistente verklaringen van aangeefster staan de verklaringen van verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting waarbij hij steeds meer van de ontuchtige handelingen toegeeft. Hij heeft ter terechtzitting ook een aantal van de meer vergaande ontuchtige handelingen toegegeven die hij eerder stellig heeft ontkend, zoals het aanraken van de borsten en van de vagina van aangeefster en het aanraken van de vagina van aangeefster met zijn penis. [9] Bij deze stand van zaken hecht de rechtbank meer geloof aan de consistente verklaringen van aangeefster over de ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden dan aan de resterende ontkenning door verdachte. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte tot tweemaal toe de vagina van aangeefster heeft gepenetreerd met (een deel van zijn) penis, dat hij zich door haar heeft laten aftrekken en pijpen, dat hij haar heeft gevingerd en dat hij haar vagina heeft gelikt.
Wat betreft de bewezenverklaring gaat de rechtbank uit van een kortere periode dan tenlastegelegd. De officier van justitie heeft ervoor gekozen artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht ten laste te leggen en wel zodanig dat verdachte ontucht zou hebben gepleegd met zijn stiefkind en niet (ook) met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. Van een stiefkind is slechts sprake bij een huwelijk van de ouder van het kind met de dader. [10] Uit het dossier blijkt dat verdachte in 2004 is gaan samenwonen met de moeder van aangeefster en dat hij in 2006 met de moeder van aangeefster is gehuwd.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 2006 tot en met 24 augustus 2008, te Barneveld, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], bestaande die ontucht hierin dat hij telkens in bad en/of in bed de rug en/of schouders van die [slachtoffer] heeft gestreeld en/of gemasseerd en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en/of een hand van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en om zijn piemel heeft gelegd en/of zijn piemel heeft laten strelen en/of betasten door die [slachtoffer] en/of zich heeft laten aftrekken en/of laten pijpen door die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft gevingerd en/of met zijn vinger(s) en/of zijn piemel in de vagina van die [slachtoffer] is
geweest en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of heeft toegelaten dat voornoemde [slachtoffer] met haar buik schurende bewegingen heeft gemaakt tegen verdachtes stijve penis en/of de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ontucht plegen met zijn stiefkind, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Als bijzondere voorwaarde vordert de officier van justitie toezicht van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich ambulant moet laten behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling. De officier van justitie motiveert zijn eis als volgt.
Verdachte is ouder dan 50 jaar en pleegt ontucht met zijn stiefdochter van 15 / 16 jaar. Verdachte had zijn stiefdochter moeten wegsturen als zij bij hem in bad of bed wilde. De officier van justitie neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij, als volwassene en gelet op de rol die hij had tegenover een kwetsbaar meisje, dat heeft nagelaten en dat hij vervolgens vergaande ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, temeer waar verdachte zelf heeft verklaard dat zijn stiefdochter juist toenadering tot hem zocht omdat zij hem steeds meer als haar vader ging beschouwen.
Het standpunt van de verdediging
Bij het opleggen van een straf dient primair aansluiting te worden gezocht bij het advies van de reclassering. Indien de rechtbank een andere straf passen acht, dan dient deze zodanig te zijn dat met name het verlies van werk en verdere isolatie van het gezin voorkomen dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
  • de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 09 juli 2013;
 een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland d.d. 25 april 2013, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een lange periode op ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn minderjarige stiefdochter door diverse verstrekkende seksuele handelingen met haar te verrichten. Daarbij heeft verdachte zijn eigen lustgevoelen laten prevaleren boven de belangen van zijn stiefkind. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort seksuele handelingen, gepleegd met een minderjarige, tot ernstige psychische schade kan leiden.
Aangeefster, nog steeds van mening dat verdachte een “aardige” man is, zag verdachte als haar vader. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, in plaats van die rol serieus te nemen, het slachtoffer heeft misbruikt op de bewezenverklaarde wijze. De rechtbank acht het ook laakbaar dat verdachte tot op de dag van vandaag de verantwoordelijkheid voor het gebeurde voor een deel buiten zichzelf plaatst.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang passend en geboden is.
Bij het bepalen van de strafmaat dient de rechtbank echter ook rekening te houden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een blanco documentatie en is in 2008 enige tijd bij De Waag onder behandeling geweest in verband met het vermoeden van problematiek vergelijkbaar met de problematiek achter het bewezenverklaarde. Die behandeling heeft verdachte echter voortijdig afgebroken.
Daarnaast neemt de rechtbank mee dat aangeefster, nadat de seksuele handelingen in 2008 stopten, tot voor kort nog woonachtig is geweest bij verdachte zonder dat sprake is geweest van gebeurtenissen vergelijkbaar met het bewezenverklaarde. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte alle materiële (medische) kosten voor aangeefster betaalt die het gevolg zijn van het bewezenverklaarde.
Indien de rechtbank komt tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal dit tot gevolg hebben dat verdachte zijn baan zal verliezen en hij (verder) geïsoleerd raakt van zijn gezin en/of zijn verdere netwerk. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, zoals ook door de verdediging bepleit, het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel, dat verdachte bovendien - om de ernst van het door hem gepleegde misdrijf te benadrukken en verdachte conform één van de doelen van het strafrecht daadwerkelijk leed toe te voegen - een forse werkstraf dient te verrichten zoals hierna nader omschreven.
De door de rechtbank op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf zal fors zijn. Verdachte dient zich daarbij te realiseren dat indien hij zich binnen de proeftijd wederom schuldig maakt aan een soortgelijk delict als thans bewezen verklaard, de officier van justitie, naast een vordering voor het nieuwe feit, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf zal eisen. Omdat verdachte zijn behandeling bij De Waag niet heeft afgerond, zal de rechtbank, zoals door de reclassering voorgesteld, ter voorkoming van recidive aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden verbinden, waaronder een behandeling voor pedofiele gevoelens binnen de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Kairos te Arnhem, of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling. Verdachte dient zich daarbij te realiseren dat het niet of niet voldoende nakomen van die bijzondere voorwaarden eveneens tot gevolg kan hebben dat de thans op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade toe te wijzen. Voor het overige is de officier van justitie van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Voorts vordert de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Aangeefster heeft een problematisch verleden zo blijkt uit haar verklaringen, die van anderen en die van haar psycholoog. Al die gebeurtenissen afzonderlijk kunnen aanleiding zijn voor trauma’s die niet goed zijn verwerkt en waardoor immateriële schade is geleden. De vordering is bovendien niet, dan wel onvoldoende onderbouwd en een dergelijk complexe situatie leent zich niet voor een voeging in het strafproces.
De bespreking van de standpunten
Anders dan de verdediging heeft betoogd, staat op grond van het voegingsformulier en de bijlagen in voldoende mate vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Reeds met de aard van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, die een vergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij opleveren, is gegeven dat de benadeelde partij in haar persoon is aangetast door deze gebeurtenissen. Daar komt bij dat met de bij het voegingsformulier overgelegde brief van de behandelend psycholoog voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij door de ontucht een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (een posttraumatische stressstoornis) heeft opgelopen. Dat zij mogelijk, door andere onfortuinlijke voorvallen in haar leven, minder stevig in haar schoenen staat dan zonder die voorvallen het geval zou zijn geweest, doet hieraan niet af. Degene die een onrechtmatige daad pleegt jegens een ander, heeft volgens vaste rechtspraak zijn slachtoffer maar te nemen zoals het is. Bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken, zijn gesteld noch gebleken. Aan de wettelijke vereisten voor toekenning van smartengeld zoals genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Naar maatstaven van billijkheid en rekening houdend met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, de ernst van de gevolgen en de bedragen die rechters in Nederland in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, begroot de rechtbank het smartengeld thans op een bedrag van € 5.000,--. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade, omdat op dit moment dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen.
De gevorderde wettelijke rente is, gelet op de bewezenverklaring, toewijsbaar vanaf 24 augustus 2008.
Naast het toewijzen van een deel van de vordering zal de rechtbank tevens de gevorderde schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. de veroordeelde moet zich binnen 5 dagen na verstrekking van het vonnis in deze zaak melden bij de Reclassering Nederland op het volgende telefoonnummer [telefoonnummer]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. De veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor pedofiele gevoelens binnen de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Kairos te Arnhem, of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (éénhonderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
twee (2) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
-
Veroordeeltde veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 5.000,-- (zegge vijfduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2008.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Verklaartde benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 5.000,-- subsidiair 60 dagen hechtenis.
-
Legt opaan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 5.000,-- (zegge vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2008, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Gelderland-Midden, proces-verbaalnummer PL07AH 2012063121-5, gesloten op 12 december 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van de aangeefster [slachtoffer] (pag. 16/26) alsmede de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 30 juli 2013;
3.De verklaring van de aangeefster [slachtoffer] (pag. 018, 4de alinea / 9de alinea);
4.De verklaring van de aangeefster [slachtoffer] (pag. 019, 1e alinea / 2e alinea / 8ste alinea en 10de alinea);
5.De verklaring van de aangeefster [slachtoffer] (pag. 020, 1e alinea / 11e alinea);
6.De verklaring van de aangeefster [slachtoffer] (pag. 021, 2e alinea / 4e alinea en laatste alinea);
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 30 juli 2013;
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 december 2012 (pag. 051, derde alinea van onder en laatste alinea);
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 30 juli 2013;
10.HR 7 januari 1997, NJ 1997/361;