ECLI:NL:RBGEL:2013:2302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
05/721714-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met TBS en gevangenisstraf voor verdachte uit Bemmel

Op 14 augustus 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige verdachte uit Bemmel, die werd beschuldigd van zware mishandeling van zijn vriendin. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De zaak kwam aan het licht na meldingen van letsel bij de vriendin van de verdachte, die in de periode van 1 tot en met 28 november 2012 meerdere keren door de verdachte was mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vriendin meermalen met grote kracht heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder breuken in het gezicht en andere verwondingen.

Tijdens de rechtszittingen is gebleken dat de verdachte en zijn vriendin ontkenden dat de verdachte het letsel had veroorzaakt, maar getuigenverklaringen en medische rapporten wezen in de richting van mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen, waaronder die van een psychiater, als overtuigend beschouwd. De verdachte had eerder al een gewelddadig verleden, wat de rechtbank heeft meegewogen in de beslissing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, wat leidde tot de beslissing om TBS op te leggen. De rechtbank benadrukte de ernst van het huiselijk geweld en de impact daarvan op de slachtoffers, en concludeerde dat de veiligheid van de samenleving een klinische behandeling van de verdachte noodzakelijk maakte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/721714-12
Data zittingen : 13 maart 2013, 5 juni 2013 en 31 juli 2013
Datum uitspraak : 14 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI [PI].
raadsman : mr. S.B. Kleerekoper, advocaat te Hoenderloo.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november
2012 tot en met 28 november 2012 te Bemmel, gemeente Lingewaard,
(telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] (zijn vriendin) van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer]
meermalen met grote kracht -tegen haar hoofd en/of in haar gezicht en/of
tegen haar rug en/of in haar buik en/of tegen haar benen en/of haar armen heeft
gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt (met gebruikmaking van een voorwerp) en/of (van de trap) heeft geduwd, althans (met gebruikmaking van een voorwerp) extern
fysiek geweld heeft gebruikt tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of rug en/of
buik en/of benen en/of armen van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 28 november 2012
te Bemmel, gemeente Lingewaard, aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijn
vriendin), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een stukje
verwijdert uit haar (boven)lip en/of een scheurverwonding uit/aan haar
bovenlip en/of een breuk van het jukbeen en/of neusbeen en/of het bot van de
kaakholte aan beide zijden van de neus en/of en breuk van een dwarsuitsteeksel
van de zevende halswervel), heeft toegebracht, doordat hij, verdachte, deze
[slachtoffer] opzettelijk meermalen -tegen haar hoofd en/of in haar gezicht en/of tegen haar rug en/of in haar buik en/of tegen haar benen en/of haar armen heeft gestompt en/of geslagen
en/of getrapt en/of geschopt (met gebruikmaking van een voorwerp) en/of (van
de trap) heeft geduwd althans (met gebruikmaking van een voorwerp) extern
fysiek geweld heeft gebruikt tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of rug en/of
buik en/of benen en/of armen van die [slachtoffer];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Meer subsidiair
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 28 november 2012 te Bemmel, gemeente Lingewaard, (telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] (zijn vriendin) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] meermalen -tegen haar hoofd en/of in haar gezicht en/of tegen haar rug en/of in haar buik en/of tegen haar benen en/of haar armen heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt (met gebruikmaking van een voorwerp) en/of (de
trap) heeft geduwd althans (met gebruikmaking van een voorwerp) extern fysiek geweld heeft gebruikt tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of rug en/of buik en/of benen en/of armen van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 31 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.B. Kleerekoper, advocaat te Hoenderloo.
De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 november 2012 tot en met 28 november 2013 heeft de echtgenote van verdachte, [slachtoffer], letsel opgelopen bestaande uit:
  • bloeduitstortingen op de achterzijde van de borstkas (meer dan 4 dagen oud);
  • diverse bloeduitstortingen op de onderbenen (oudere datum);
  • forse bloeduitstorting en meerdere oudere oppervlakkige snijwonden op de linker bovenarm;
  • diverse bloeduitstortingen met zwellingen op het hoofd;
  • een breuk bij beide jukbeenderen;
  • een breuk van het neusbot;
  • een breuk van het bot van de kaakholte aan beide zijden van de neus;
  • bloeduitstortingen in het oogwit van beide ogen;
  • een scheurverwonding in de bovenlip (van oudere datum);
  • een breuk van een dwarsuitsteeksel van de zevende halswervel
Op 27 november 2012 heeft verdachte een oude bekende van hem, te weten [getuige 1], gebeld en hem gevraagd of hij langs wilde komen omdat hij hem dringend nodig had. Hierop is [getuige 1] naar de woning van verdachte gegaan en trof daar verdachte, [slachtoffer] en hun kind aan [3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit nu niet is gebleken dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel potentieel dodelijk was noch de opzet van verdachte op het overlijden van verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd -kort samengevat- dat verdachte en ook [slachtoffer] steeds hebben ontkend dat verdachte haar letsel heeft toegebracht en dit ook niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De aard van het letsel
Uit een proces-verbaal van bevindingen [4] , en uit de medische informatie [5] in het dossier volgt het voornoemde letsel van [slachtoffer] waarvoor een operatie noodzakelijk werd geacht. De rechtbank oordeelt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De oorzaak van het letsel I
Vervolgens is de vraag aan de orde wat de oorzaak van het letsel is. Zowel verdachte als [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) hebben verklaard dat het letsel van [slachtoffer] is ontstaan door een val van de trap en bijtwonden van de hond.
De forensisch arts heeft over het letsel overwogen:

De letsels passen bij extern stomp geweld op het gezicht en de benen. (…) De verklaring van het slachtoffer dat de letsels zijn ontstaan door een val van de trap is wat betreft de aangezichtsletsels niet erg waarschijnlijk daar er bij een val op of tegen respectievelijk traptreden, muur en vloer van de hal naast de bloeduitstortingen en breuken ook scherpe verwondingen in het centrale deel van het aangezicht te vinden moeten zijn met name op de uitstekende en voorliggende aangezichtsdelen. Wat betreft het ontstaan van de letsels aan met name de binnenzijde van de dijbenen is een val van de trap onwaarschijnlijk dan wel onmogelijk. [6]
Ook de verpleegkundige van de spoedeisende hulp geeft aan dat het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel beslist niet overeenkomt met een val van een trap [7] .
Weliswaar heeft de politie bij het onderzoek in de echtelijke woning geconstateerd dat de trap naar boven een onderste tree miste en dat de bovenste tree enigszins wankel was en bewoog wanneer er op gestapt werd [8] . De forensisch arts heeft echter na het zien van de foto’s van de trap in de woning van verdachte en [slachtoffer] overwogen:
“Bij een val van de trap (foto 33 en 34) zouden meer schaaf en scheurverwondingen te zien moeten zijn; waren letsels op het voorhoofd, neus en kin te verwachten indien een opvang van het lichaam bij de val niet lukt. Verder zijn de beschreven letsels op de benen van diverse data en wat de vorm betreft niet ontstaan uit een val op een stomp voorwerp met min of meer scherpe rechte randen zoals de traptreden. De onderliggende breuken in de aangezichtsschedel zoals de jukbeenderen, de bovenkaaksbeenderen en het neusbot corresponderen met de bovenliggende huidletsels, de bloeduitstortingen. Hierbij is de impact van het stomp geweld fors te noemen gezien de bloeduitstortingen met onderliggende breuken. “ [9]
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet aannemelijk dat het zwaar lichamelijk letsel dat bij [slachtoffer] is ontstaan, het gevolg is geweest van een val van de trap en/of van hondenbeten.
De veroorzaker van het letsel II
Op 28 november 2012 is [slachtoffer] door de politie naar het ziekenhuis gebracht en heeft zij met psychiater [psychiater 1] gesproken. Blijkens de informatie van dit consult zou [slachtoffer] hebben gezegd dat zij mishandeld is maar dat ze er verder niets over wil zeggen [10] . Naar aanleiding van deze informatie heeft de politie met [psychiater 1] gesproken waarbij [psychiater 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] zou hebben gezegd “Je kunt toch zien dat ik mishandeld ben” [11] . Op de terechtzitting van 13 maart 2013 heeft [psychiater 1] als getuige nog verklaard dat zij 100 procent zeker weet dat mevrouw ([slachtoffer]) op zeker moment gezegd heeft dat zij mishandeld is [12] .
Getuige [getuige 1] heeft over het telefoongesprek met verdachte en zijn bezoek aan de woning van verdachte op 27 november 2012, onder andere verklaard:
“[verdachte] zei dat hij mij nodig had. Hij zat met een kind op schoot en had enorme problemen. (…) Zoals ik verklaarde stond [slachtoffer] in de deuropening en [verdachte] wees met zijn vinger meerdere keren naar haar. (…) Het was niet meer te zien of ze nu blank of zwart was. Het rechtergedeelte van haar gezicht was donkerder als het linker gedeelte. (…) Hij probeerde mij uit te leggen wat er gebeurd was. Hij klonk heel psychotisch. Hij zei onder andere dat “ze” hier door het huis liepen en hem af wilde maken en dat er geld van hem gestolen was. (…) Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat het niet normaal was om zo zijn vrouw te mishandelen. [verdachte] zei dat ze het zelf had uitgelokt. Ik zei tegen hem dat het niet verantwoord was dat [slachtoffer] bij hem zou blijven, mede ook gezien zijn verleden. [verdachte] zei tegen [slachtoffer]: “Zie je wel dat je geluk hebt gehad”. (…) In het gesprek zei [verdachte] dat hij haar tanden ook wilde laten repareren, Hij zei tegen mij dat hij die niet kapot geslagen had, dit kwam door het drugsgebruik. (…) Buiten heb ik nog tegen [verdachte] gezegd dat het niet normaal was wat hij gedaan had. Ook zei ik tegen hem dat hij voor lange tijd achter de dikke deur zou gaan als ze hem zouden pakken.” [13]
Nadat getuige [getuige 1] naar huis was gegaan en met zijn partner had gesproken over zijn bezoek aan verdachte heeft hij contact opgenomen met Steunpunt Huiselijk Geweld [14] .
Op de terechtzitting van 13 maart 2013 is [getuige 1] eveneens als getuige gehoord en heeft hij voornoemde verklaring gehandhaafd [15] .
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat het enkel de conclusie van [getuige 1] is dat verdachte zijn vrouw heeft mishandeld. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Weliswaar hebben verdachte noch [slachtoffer] letterlijk tegen [getuige 1] hebben gezegd dat [slachtoffer] door verdachte is mishandeld maar gezien dat de reacties van verdachte op de vragen en opmerkingen van [getuige 1], acht de rechtbank niet aannemelijk dat zij niet spraken over de mishandeling van [slachtoffer] door verdachte.
Voorts zijn er op de telefoon van verdachte twee foto’s aangetroffen d.d. 5 november 2012 waarop [slachtoffer] te zien is met blauw opgezette ogen [16] .
Tevens wijst de rechtbank op de wisselende en/of onjuiste verklaringen van zowel verdachte als [slachtoffer] over het ontstaan van het letsel en op telefoontaps die erop wijzen dat verdachte en [slachtoffer] wilden verhullen dat verdachte het letsel had toegebracht.
Tegen getuige [getuige 1] hebben verdachte en [slachtoffer] gezegd dat ze al naar de dokter waren geweest [17] . Getuige [getuige 1] heeft hierover ter terechtzitting van 13 maart 2013 verklaard:

Ik vroeg hem wat de dokter gezegd had en toen kwam naar voren dat zij van de trap gevallen zou kunnen zijn of aangevallen was door de honden. Dat vertelde [verdachte] tegen mij” [18] .
Uit de informatie van de huisarts van [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] voor haar letsel niet bij de huisarts is geweest [19] .
Verdachte heeft eerst tegenover de politie verklaard dat hij geen idee heeft hoe het letsel is ontstaan [20] . Vervolgens heeft verdachte op 29 november 2012 verklaard dat hij [slachtoffer] afgelopen donderdag (22 november 2012) onderaan de trap heeft aangetroffen met dit letsel toen hij thuiskwam en dat zij hem vertelde dat zij van de trap was gevallen [21] . Op 11 december 2012 heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] meerdere malen van de trap is gevallen [22] .
Uit de tapgesprekken van de telefoon van [slachtoffer] blijkt dat verdachte en [slachtoffer] op 8 december 2012 contact met elkaar gehad hebben en dat verdachte heeft gezegd dat hij een mooi plan heeft en dat hij [slachtoffer] morgen belt. Verdachte heeft voorts gezegd
“en bel je tante op en zeg ook van de trap af vallen en dat je de speed hebt gebruikt zoveel ja moet je tegen haar ook zo zeggen gewoon de waarheid tegen haar ja.” [23]
Op 10 december 2012 heeft [slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat zij twee maal van de trap is gevallen en dat zij van de trap was gevallen omdat ze heel lang niet geslapen had en niet goed bij was vanwege de speed die ze die dag had gebruikt [24]
Ter terechtzitting van 13 maart 2013 heeft [slachtoffer] verklaard dat ze één maal van de trap was gevallen en dagen achtereen speed had gebruikt [25] .
De rechtbank neemt tevens in aanmerking de verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer] een verhouding had met de buurman en dat [slachtoffer] de mishandeling zelf had uitgelokt [26] in samenhang met de verklaring van de buurman, [getuige 5] die bij de politie heeft verklaard dat verdachte kennelijk boos op hem omdat hij met [slachtoffer] een trio zou hebben gehad [27] . Voorts heeft verdachte nog bij de politie verklaard “
Ik heb haar het hand boven het hoofd gehouden. Wat zij allemaal in huis doet en [getuige 5]. En hoe ze in huis zit doet mij verdriet met die paranoïde ogen” [28] . Uit deze verklaringen valt een reden van verdachte voor het toebrengen van het letsel af te leiden.
Op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Het bewezenverklaarde
Ter zake van het primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet is vast te stellen op welke wijze verdachte het letsel heeft toegebracht en dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel niet potentieel dodelijk was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachtes gedragingen het overlijden van [slachtoffer] tot gevolg zou kunnen hebben, dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Op grond van het vooroverwogene acht de rechtbank evenwel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Subsidiair
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 28 november 2012
te Bemmel, gemeente Lingewaard, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een scheurverwonding aan haar bovenlip en een breuk van het jukbeen en neusbeen en het bot van de kaakholte aan beide zijden van de neus en een breuk van een dwarsuitsteeksel van de zevende halswervel), heeft toegebracht, doordat hij, verdachte, (met gebruikmaking van een voorwerp) extern fysiek geweld heeft gebruikt tegen het hoofd en/of gezicht en/of rug en/of buik en/of benen en/of armen van die [slachtoffer];
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit:
zware mishandeling
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 26 juni 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 30 januari 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 22 januari 2013 en van dr. [psychiater 2], psychiater, gedateerd 4 februari 2013;
 een Pro Justitia Rapportage, opgemaakt door het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 26 juli 2013.
De strafmaat
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te worden opgelegd. Daartoe heeft zij aangevoerd -kort samengevat- dat de ernst van het toegepaste geweld, de hoge kans op herhaling, de weigerachtige houding van verdachte alsmede de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens maken dat aan verdachte opnieuw een terbeschikkingstelling met dwangverpleging dient te worden opgelegd gecombineerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich subsidiair, indien verdachte niet (zoals primair is bepleit) wordt vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, op het standpunt dat er geen grondslag is om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen nu er geen deskundigenadvies over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ligt en de in het verleden opgemaakte Pro Justitia rapportage van februari 1997 te gedateerd is. Daarnaast heeft verdachte niet eerder geweld gebruikt tegen zijn echtgenote, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld, onder andere tengevolge waarvan zijn voormalige vriendin is overleden. Recent is hij binnen zijn huidige huwelijk opnieuw extreem gewelddadig tegenover zijn echtgenote geworden. In de echtelijke woning heeft verdachte zich in de periode van 1 november 2012 tot en met 28 november 2012 schuldig gemaakt aan zware mishandeling(en) van zijn echtgenote, [slachtoffer]. Uit de medische verklaringen en de foto’s die van het letsel zijn genomen, blijken en diverse breuken in het gezicht en een breuk van een dwarsuitsteeksel van de zevende halswervel alsmede vele forse bloeduitstortingen over het gehele lichaam. Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig.
Dat [slachtoffer] hiervan geen aangifte heeft gedaan, maakt dit niet anders, het kan niet anders gelet op het letsel, dan dat zij erg veel pijn heeft geleden Verdachte heeft bij het plegen van dit feit op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die dit feit voor zijn partner en zijn kind zouden kunnen hebben.
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie, dan ook van oordeel dat het feit ernstig is en dat het een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Daarnaast is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (verder: TBS) noodzakelijk is en overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
Het bewezen feit is een feit waarvoor - gezien het strafmaximum - TBS met dwangverpleging is toegestaan. Om tot oplegging van de maatregel van TBS te kunnen komen, dient bij verdachte ten tijde van het feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens (artikel 37a onder 1 Wetboek van Strafrecht).
Verdachte heeft zijn medewerking aan een onderzoek door een psycholoog en een psychiater geweigerd. In die situatie vervalt de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37, lid 2, Wetboek van Strafrecht. Wel dient nog steeds te worden vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkig ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Het is aan de rechtbank om die vaststelling te doen waarbij de rechtbank zich in zeer sterke mate moet laten leiden door de bevindingen en de conclusies van gedragdeskundigen.
Op verzoek van de rechtbank heeft de officier van justitie aan het dossier toegevoegd de Pro Justitia rapport van psychiater, [psychiater 3] en geestelijk gezondheidskundige, [deskundige] d.d. 10 februari 1997 betreffende verdachte. Dit rapport over verdachte is opgemaakt naar aanleiding van een door verdachte gepleegde doodslag van zijn vriendin op 7 juli 1996. Verdachte heeft aan het opstellen van dit rapport destijds wel meegewerkt. In dit rapport wordt overwogen:
Betrokkene is een affectief en pedagogisch verwaarloosde bij wie zich een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en narcistische kenmerken heeft ontwikkeld. (...) “Binnen de hechter wordende relatie met het slachtoffer is echter de specifieke kwetsbaarheid door zijn persoonlijkheidsproblematiek in volle omgang aan het licht gekomen. Betr. heeft de neiging om de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag buiten zich zelf te plaatsen (te externaliseren) (…). Ontkenning en bagatelliseren lijken zijn houding hierin te bestendigen. Betr. ontbeert hierbij enig zelfinzicht. Onderliggend is betr. evenmin in staat gebleken te reflecteren op (de risico’s van) zijn –door de persoonlijkheidsproblematiek gestuurde- partnerkeuze. Hiermee is tevens het recidive-risico op een soortgelijk delict als het hem sub 1 tenlastegelegde, indien bewezen, gegeven.
Verdachte was van 24 april 2013 tot 12 juni 2013 opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC), alwaar hij werd onderzocht door een multidisciplinair team. Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Vanwege deze weigering heeft nauwelijks gedragskundig onderzoek van verdachte kunnen plaatsvinden en hebben de deskundigen niet de vraag kunnen beantwoorden of er bij verdachte in het bijzonder ten tijde van het tenlastegelegde, sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De deskundigen hebben onderzocht op basis van informatie afkomstig van enkele leden van het sociale netwerk van verdachte, schriftelijke informatie van instellingen, groepsobservaties en gesprekken en laboratoriumonderzoek.
In de diagnostische beschouwing van voornoemde Pro Justitie rapportage van 26 juli 2013 wordt het volgende overwogen:

op grond van vroegere rapportages over betrokkene alsmede de beschrijving van zijn gedragingen binnen de tbs en de dossiergegevens kan worden vastgesteld dat betrokkene in classificerende zin voldoet aan de kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis (verwervingscriminaliteit, onverantwoord gedrag, ontbreken spijtgevoelens, herhaaldelijke agressiviteit, vroege gedragsproblematiek). (…..) Niet te onderbouwen, noch uit te sluiten valt dat hij voldoet aan de kenmerken van psychopathie.”
Voorts is onder de “forensische analyse en beantwoording van de vraagstelling” overwogen:
“Betrokkenes antisociale persoonlijkheidsstoornis en de voornoemde ‘kenmerken van psychopathie’ kunnen worden opgevat als een gebrekkige ontwikkeling van betrokkenes geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling was aanwezig in de periode voorafgaande en tijdens het ten laste gelegde.”
Ter zake van de kans op recidive hebben de deskundigen in voornoemd rapport aangegeven dat zij wel zien dat betrokkene op basis van het risicotaxatie-instrumenet HCR-20 (dat overigens geen voorspellende waarde heeft over de ernst en omvang van toekomstige geweldsrecidives), hoog scoort op de zogenoemde “historische factoren”.
“Ook blijkt betrokkene na zijn tbs-behandeling te zijn veroordeeld voor geweld. Op grond hiervan bestaat een ongunstig beeld betreft de recidivekans van geweldpleging, maar ondergetekenden teken hierbij aan dat betrokkene in de laatste jaren niet is veroordeeld vanwege geweldpleging en dat er geen eerder geweld naar het slachtoffer (zijn echtgenote) is gedocumenteerd.”
De rechtbank acht het - gezien het rapport uit 1997 en de weinige resultaten die sindsdien ten aanzien van de persoonlijkheid van verdachte zijn geboekt - onaannemelijk dat de destijds geconstateerde antisociale persoonlijkheidsstoornis thans volledig in remissie zouden zijn en het vooromschreven recidive-risico niet meer aanwezig zou zijn, gelet op het thans aan de orde zijnde strafbare feit. De bevinding van destijds steunen die van het huidige rapport vormen in elk geval verre van een contra-indicatie voor het aanwezige risico. Dat risico op herhaling van (zeer) gewelddadig handelen jegens personen is groot.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat verdachte het feit verminderd kan worden toegerekend.
De stoornis is naar het oordeel van de rechtbank zodanig ernstig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank concludeert voorts dat gelet op de weigerachtige houding van verdachte en het feit dat aan verdachte eerder de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd alsmede thans sprake is van recidive, een ambulante behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende garantie biedt op voorkoming van recidive en onvoldoende kader biedt om verdachte’s persoonlijkheidsproblematiek daadwerkelijk te kunnen behandelen. De rechtbank acht dan ook een klinische behandeling geïndiceerd.
Gezien de ernst van de door verdachte gepleegde mishandeling, het strafblad van verdachte, de diepgewortelde problematiek van verdachte en het daaraan verbonden hoge recidivegevaar, met grote risico’s voor persoonlijke veiligheid en fysieke integriteit van anderen, acht de rechtbank het echter onacceptabel dat verdachte onbehandeld weer in de maatschappij terug komt. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist.
Nu de terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, is sprake van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 38e en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL079H 2013006413, gesloten op 14 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Schriftelijk bescheid, te weten letselbeschrijving d.d. 26 december 2012 door [arts], forensisch arts; proces-verbaal van bevindingen, p. 95; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 134.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 119; proces-verbaal van verhoor verdacht p. 159.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 42.
5.Schriftelijke bescheiden, te weten een overdrachtsformulier Spoedeisende hulp d.d. 28 november 2012 p. 49-52 en een letselbeschrijving d.d. 26 december 2012 door [arts], forensisch arts p. 54, 56-66.
6.Schriftelijk bescheid, te weten de letselbeschrijving d.d. 26 december 2012 door [arts], forensisch arts p. 55.
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 40-41.
8.Proces-verbaal van bevindingen p. 93.
9.Schriftelijk bescheid, te weten de letselbeschrijving d.d. 26 december 2012 door [arts], forensisch arts p. 55.
10.Schriftelijk bescheid, te weten overdrachtsformulier spoedeisende hulp p. 51.
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 81.
12.Verklaring van de getuige [psychiater 1] ter terechtzitting van 13 maart 2013.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 119-120
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 138; proces-verbaal verhoor getuige [nummer] van [stichting].
15.Verklaring van de getuige [getuige 1] ter terechtzitting van 13 maart 2013.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 95.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 120.
18.Verklaring van getuige [getuige 1] ter terechtzitting van 13 maart 2013
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 131.
20.Proces-verbaal van inverzekeringstelling verdachte, p. 26
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 157-158
22.Proces-verbaal van verhoor van verdachte 167
23.Schriftelijk bescheid in de vorm van een uitgewerkt tapgesprek p. 213.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 141
25.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2013.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 120.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] p. 128-129.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 149.