ECLI:NL:RBGEL:2013:2177

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
05/720838-12, 05/721708-12 en 05/721928-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en stalking van zijn ex-echtgenote met bijzondere voorwaarden

Op 7 augustus 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man uit Duiven, die werd beschuldigd van bedreiging en stalking van zijn ex-echtgenote. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringsbegeleiding, een contactverbod met de ex-partner en behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in de periode van 5 maart 2012 tot en met 22 mei 2012 en van 30 oktober 2012 tot en met 26 november 2012 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-echtgenote door haar veelvuldig e-mails en sms-berichten te sturen, ondanks een eerder opgelegd contactverbod. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging, en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor de gemoedsrust van de ex-partner. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de man, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en heeft besloten dat hij onder toezicht van de reclassering moet blijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/720838-12, 05/721708-12 en 05/721928-11
Data zittingen : 29 november 2012, 1 maart 2013 (politierechter) en 24 juli 2013 (meervoudige kamer)
Datum uitspraak : 7 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/721928-11
hij op of omstreeks 30 oktober 2011 te Duiven [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer]
dreigend de woorden heeft toegevoegd :"ik zal je in elkaar slaan, dan heb je
tenminste echt een reden om de politie te bellen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
Parketnummer 05/721708-12
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2012 tot en met 26 november 2012
te Duiven, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer],
in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die
ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te
jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode (aan) die [slachtoffer]
veelvuldig e-mails gestuurd;
en;
Na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Parketnummer 05/720838-12
hij in of omstreeks de periode van 05 maart 2012 tot en met 22 mei 2012 te Duiven
en/of te Wageningen en/of Zutphen, in elk geval in Nederland, (telkens)
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
in voornoemde periode (aan) die [slachtoffer] veelvuldig e-mails en/of SMS
berichten gestuurd en/of gebeld en/of zich meermalen bij de woning van die [slachtoffer]
opgehouden;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft de zaken gevoegd. De zaken zijn laatstelijk op 24 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
 [slachtoffer]
De officier van justitie, mr. A.K. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. De raadsman heeft primair betoogd dat het onderzoek ter terechtzitting aangehouden dient te worden zodat alsnog de rapporterend psycholoog, [psycholoog], als getuige-deskundige nader gehoord kan worden aangezien de conclusies uit dit onderzoek verschillen van de conclusies van de rapporterend psychiater, [psychiater].
Het rapport van de psycholoog, [psycholoog] is eerder opgesteld dan het rapport van de psychiater, [psychiater]. Hierdoor kon de psychiater nieuwe informatie in haar rapport verwerken. De rechtbank acht zich desondanks voldoende geïnformeerd over de persoon van verdachte en wijst het verzoek tot het horen van [psycholoog] af nu de noodzaak daartoe ontbreekt.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder parketnummer 05/721928-11 tenlastegelegde [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In april 2011 heeft de echtgenote van verdachte, [slachtoffer], verdachte verteld dat zij van hem wil scheiden, waarna er (grote) spanningen tussen hen zijn ontstaan [2] .
Op 30 oktober 2011 heeft verdachte in de echtelijke woning te Duiven ruzie gehad met [slachtoffer]. Verdachte was boos en heeft een mes in handen gehad en zichzelf hiermee gesneden. Verdachte heeft met een stoel gegooid [3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat nu verdachte heeft verklaard dat hij tegen mevrouw [slachtoffer] heeft geroepen “wil je echt dat ik huiselijk geweld tegen je gebruik”, er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte de tenlastegelegde woorden “ik zal je in elkaar slaan, dan heb je tenminste echt een reden om de politie te bellen” heeft gebezigd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat “huiselijk geweld” slechts een term is en er dus geen sprake is van een effectieve bedreiging zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Er bestaat tussen de verdediging en de officier van justitie verschil van mening over de (interpretatie van) gebezigde woorden en het, al dan niet, dreigende karakter daarvan.
Over de ruzie op 30 oktober 2011 heeft verdachte verklaard: “Ik heb toen wel een mes gepakt en dit aan haar overhandigd. (…) Zij pakte dit mes en aan en toen zei ik “als je er zo een spijt van hebt dat je mij hebt gered, dan kun je nu je fout herstellen. (…) Ik ben daarna met het mes naar beneden gelopen. Vanuit de badkamer hoorde ik [dochter] allemaal nare dingen en verwijten over mij maken. Ik werd daarom gefrustreerd en stak het mes in een traptree waar ik toen liep. (…) Hierdoor sneed ik mij per ongeluk in mijn rechterhand. (…) Ik deed dit puur uit frustratie.” Tevens heeft verdachte verklaard: “Omdat zij de kinderen erbij betrok werd ik zo boos dat ik haar bij de kleding pakte aan de voor zijde en tegen haar riep “wil je echt dat ik huiselijk geweld tegen je gebruik”, of zoiets” [4] . Over deze situatie heeft [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster) in haar aangifte onder andere verklaard: “Ik was erg bang omdat mijn man erg dichtbij kwam staan” [5] .
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat zelfs als verdachte alleen de woorden “wil je echt dat ik huiselijk geweld tegen je gebruik” zou hebben gebruikt, er onder deze omstandigheden bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Voorts verschilt de inhoud van de woorden die verdachte zegt te hebben gebezigd, niet wezenlijk van de woorden van de bedreiging die in de tenlastelegging is opgenomen, zodat sprake is van woorden van “gelijke dreigende aard of strekking”. De rechtbank is daarom van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/720838-12 tenlastegelegde [6]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Eind 2011 heeft verdachte een contactverbod voor de duur van zes maanden opgelegd gekregen [7] .
Verdachte heeft in de periode van 5 maart 2012 tot en met 22 mei 2012 aan [slachtoffer], zijn ex echtgenote, 191 e-mailberichten en 21 sms-berichten gestuurd [8] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd -kort samengevat- dat er, gelet op de context, geen sprake is van wederrechtelijkheid. Hierbij heeft de raadsman overwogen dat de redenen voor het veelvuldige e-mailen en sms’en zijn gelegen in de omstandigheid dat verdachte 18 jaar een relatie heeft gehad met [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster) waaruit drie kinderen zijn geboren en dat er thans vanwege de scheiding regelingen getroffen moeten worden, met name met betrekking tot de kinderen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door 191 e-mailberichten en 21 sms-berichten in de periode van 5 maart 2012 tot en met 22 mei 2012naar aangeefster te sturen hij stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster met het oogmerk haar dwingen te dulden dat hij (stelselmatig) contact met haar zoekt en poogt af te dwingen.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte tevens als wederrechtelijk is aan te merken. De rechtbank overweegt daartoe dat de enkele stelling van verdachte dat hij ook contact met aangeefster zocht teneinde zaken (met betrekking tot de kinderen) in het kader van de scheiding te regelen niet tot de conclusie leidt dat verdachte rechtens juist heeft gehandeld. Verdachte hield zich immers niet aan het hem opgelegde contactverbod. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid e-mailberichten en sms-berichten verzonden waarvan de inhoud niet slaat op de “zakelijke” afwikkeling van de scheiding of over verdachtes contact met de kinderen. De rechtbank noemt hierbij bijvoorbeeld sms-berichten met de volgende inhoud:
  • “Dit voelt heel bedreigend en kleinerend zeker van jou eigenlijk zeg je mij door niks te zeggen en bijna daar door letterlijk dood te zwijgen die 18 jaar zamen met jou zijn niks waard geweest [verdachte] en jij [verdachte] bent niks waard”;
  • “Maar onder tussen is nu mijn leven al verwoest en jij bent zo onverbiddelijk dat ik niet eens de kans van jou krijg om het weer terug te krijgen. Ik ben verwoest en een tweede kans heb ik geen eens recht op die namen heeft mij en onze kinderen voor de rest van onze leven kapot gemaakt en ik heb geen idee hoe het met jouw leven is maar ik weet dat het met mij en de kinderen niet goed gaat.”;
alsmede e-mailberichten met de volgende inhoud:
  • “manipuleren liegen ik heb jou nooit iets gedaan jij heb mij als een wild beest aangevallen. Wil je mij kapot maken nou dat is gelukt. (…) Al die haat in jouw is ziek schaam je.”;
  • “En dat klets praat je dat het huwelijk duurzaam ontwricht is heb jij in je alleen bepaalt want dat is absoluut niet waar ik ben er zo van overtuigt dat jij diep van binnen nog van mij houd en ik van jou en dat dit plaatje gewoon niet klopt. “ [9] .
Op basis van de inhoud en de veelheid van deze e-mail- en sms-berichten stelt de rechtbank dan ook vast dat sprake is van stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer, en dus van belaging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/721708-12 tenlastegelegde [10]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode van 30 oktober 2012 tot en met 26 november 2012 aan [slachtoffer], zijn ex echtgenote, ongeveer 52 e-mailberichten gestuurd [11] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd -kort samengevat- dat er, gelet op de context, geen sprake is van wederrechtelijkheid. Hierbij heeft de raadsman overwogen dat de redenen voor het veelvuldige e-mailen en sms’en zijn gelegen in de omstandigheid dat verdachte 18 jaar een relatie heeft gehad met [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster) waaruit drie kinderen zijn geboren en dat er thans vanwege de scheiding regelingen getroffen moeten worden, met name met betrekking tot de kinderen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door ongeveer 52 e-mailberichten in de periode van 30 oktober 2012 tot en met 26 november 2012naar aangeefster te sturen verdachte stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster met het oogmerk haar dwingen te dulden dat hij stelselmatig contact met haar zoekt.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte tevens als wederrechtelijk is aan te merken. Hierbij stelt de rechtbank vast dat verdachte op 30 oktober 2012 een brief “aanzegging wederrechtelijkheid belaging” heeft ontvangen waarin is geformuleerd op welke wijze en hoe vaak verdachte contact mag en kan hebben met aangeefster, zodat aangeefster en verdachte in ieder geval over hun kinderen kunnen communiceren [12] . Verdachte heeft deze voorwaarden geschonden door onder andere niet naar het door aangeefster opgegeven e-mailadres e-mailberichten te sturen. [13] .
Hierbij overweegt de rechtbank dat de enkele stelling van verdachte dat hij ook contact met aangeefster zocht teneinde zaken (met betrekking tot de kinderen) in het kader de scheiding te regelen niet zonder meer tot de conclusie leidt dat verdachte heeft gehandeld op basis van een door het recht erkend, subjectief recht. Verdachte hield zich immers niet aan de voorwaarden in de brief “aanzegging wederrechtelijkheid belaging”. Verdachte heeft een veelheid aan e-mailberichten verzonden waarvan de inhoud geen betrekking heeft op de “zakelijke” afwikkeling van de scheiding of op verdachtes contact met de kinderen. De rechtbank noemt hierbij bijvoorbeeld e-mailberichten met de volgende inhoud:
  • “(…) en nog een aantal van die belachelijke idee en justitie slikt het als zoete koek die vide het natuurlijk wel interessant maar laat iemand het onderbouwen of met bewijs komen die is voor mij verschrikkelijk beledigend ze laat zien hoe ziek ze is en de spanning loopt op waardoor de kinderen weer de dupe worden van de hersenkronkels van [dochter] waarom grijpt er niemand in dit kan niet meer. “;
  • “Je moet wel heel ziek in je hoofd zijn dat jij dat alleen al durft te vragen jij bent echt niet lekker hé. Ga hulp zoeken jij leeft in een andere wereld ik ga mij toch niet zo laten discrimineren door iemand met zo kwaad aardig geweten als jou, jij bent ereger als de zwaarste crimineel (…)”;
  • “Kun je antwoord geven waarom mensen zo gemeen kunnen zijn als jou en je moeder jij bent zo geen waar om hoe kan jij met je zelf nog leven dat is voor mij een raadsel zo gemeen walgelijk echt ik kan je niet meer aan zie (…)”;
  • “(…) ik stond elke dag voor je klaar om je optepeen en te trosten en dan heb ik jou hulp eens echt nodig en dan erger jij je aan me en gooit mij de straat op en neemt mij werkelijk alles af besef je dat wel!!! dit is onmenselijk.”;
  • “Ga na denken wat jij je kinderen en mij heb aan gedaan en geef je fouten toe en schoon je geweten en stop met luisteren naar je moeder jij en ik weten hoe manipulatief zij is en afgunstig en door zo iemand laat jij je geweten leiden (…)” [14] .
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank allereerst vast dat de inhoud van de e-mailberichten niet alleen betrekking had op zaken betreffende de kinderen en dat gelet op de inhoud en de veelheid van de e-mailberichten niet sprake is van het op correcte wijze aandringen op contact teneinde zaken te regelen in het kader van de echtscheiding maar van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, belaging dus. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Parketnummer 05/721928-11
hij op 30 oktober 2011 te Duiven [slachtoffer] heeft
bedreigd met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"ik zal je in elkaar slaan, dan heb je
tenminste echt een reden om de politie te bellen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
Parketnummer 05/720838-12
hij in de periode van 05 maart 2012 tot en met 22 mei 2012 te Duiven
en/of te Wageningen en/of Zutphen, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, en te dulden immers heeft hij, verdachte
in voornoemde periode aan die [slachtoffer] veelvuldig e-mails en SMS
berichten gestuurd;
Parketnummer 05/721708-12
hij in de periode van 30 oktober 2012 tot en met 26 november 2012
te Duiven, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, en te dulden immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode die [slachtoffer] veelvuldig e-mails gestuurd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/721928-11
Bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 05/720838-12
Belaging
Ten aanzien van parketnummer 05/721708-12
Belaging
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de parketnummers 05/721928-11, 05/720838-12 en 05/721708-12 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Tevens dient aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te worden opgelegd.
De officier van justitie vordert tevens de opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis en de gevangenhouding/neming ten aanzien van het onder de parketnummers 05/721928-11, 05/720838-12 en 05/721708-12 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
Subsidiair, voor zover niet tot aanhouding zou worden besloten, heeft de raadsman betoogd dat gelet op alle feiten en omstandigheden het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling disproportioneel is, te meer nu zich na november 2012 geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan en verdachte begrepen heeft dat [slachtoffer] met rust gelaten moet worden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 juni 2013;
 twee beknopte reclasseringsadviezen d.d. 25 mei 2012 en 29 november 2012, een voortgangsverslag van Reclassering IrisZorg d.d. 4 december 2012 en een voortgangsverslag Reclassering IrisZorg d.d. 17 juli 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 20 november 2012 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 31 mei 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is dertien jaar met [slachtoffer] getrouwd geweest en uit deze relatie zijn drie kinderen geboren. Nadat [slachtoffer] in april 2011 had aangekondigd te willen scheiden, zijn er spanningen ontstaan en is dit op 30 oktober 2011 geëscaleerd in een heftige ruzie waarbij verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] twee periodes belaagd, te weten in de perioden van 5 maart 2012 tot en met 22 mei 2012 en van 30 oktober 2012 tot en met 26 november 2012, ondanks dat er respectievelijk een contactverbod gold dan wel een brief “aanzegging wederrechtelijkheid belaging” was verzonden, door haar een enorme hoeveelheid e-mail- en sms-berichten te sturen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging. Verdachte heeft hierdoor in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw. Door zijn handelen heeft verdachte gevoelens van onrust, angst en overlast bij haar veroorzaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
De rechtbank rekent verdachte in sterke mate aan dat hij met zijn handelen volkomen voorbijgegaan is aan de gevoelens van [slachtoffer] en slechts oog heeft gehad voor zijn eigen problemen en behoeften. Verdachte heeft de grenzen van het betamelijke op grove wijze overschreden.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, naast de oplegging van gevangenisstraf, wordt veroordeeld tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte, met bevel tot zijn verpleging.
De maatregel van terbeschikkingstelling kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis bestond. De vaststelling daarvan door de rechter zal in de regel zijn gegrond op de bevindingen, conclusies en adviezen van gedragskundigen, vervat in door deze opgestelde rapporten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de omtrent verdachte opgestelde rapportages Pro Justitia d.d. 31 mei 2013 (door dr. [psychiater], psychiater) en d.d. 20 november 2012 (door drs. [psycholoog], psycholoog).
De voornoemde psychiater heeft als volgt geconcludeerd:
“Ja, betrokkene leidt aan een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven, met narcistische en ontwijkende trekken (hoofddiagnose), een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis en emoties en gedrag en afhankelijk van sedativa. (…)Genoemde stoornissen waren ook aanwezig tijdens het plegen van het tenlastegelegde, daarnaast was er op dat moment ook sprake van afhankelijkheid van opiaten. (..) De persoonlijkheidsstoornis van betrokkene hebben een grote invloed gehad op betrokkenes gedragskeuzes ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde (indien bewezen)., zodanig dat het tenlastegelegde hem in sterk verminderde mate is toe te rekenen. (…) Het risico op recidive is hoog, zowel vanuit de stoornis als vanuit gestructureerde risicotaxatie.”
Het interventieadvies en –condities van de psychiater luidt als volgt:
“Betrokkene weigert stellig mee te werken aan behandeling, daar hij, zoals hij zelf stelt, geen last heeft van een persoonlijkheidsstoornis. Verder is duidelijk dat betrokkene eigenlijk geen enkele confrontatie met zijn gedrag accepteert, en dat, waar dit toch gebeurt, op korte termijn het risico op recidive en suïcide toeneemt (…). (…) dat maakt de kans op afhaken in een behandeling zeer groot. Dit alles betekent dat behandeling van betrokkene eigenlijk alleen plaats zal kunnen vinden in een gesloten setting, waarin hij zich niet aan behandeling en toezicht kan onttrekken. (…) Mocht daartoe niet besloten worden dan kan van behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek eigenlijk geen sprake zijn, maar kan gekozen worden voor begeleiding gericht op ondersteuning van betrokkene bij het opbouwen van zijn leven (d.w.z. gericht werken aan beschermende factoren zoals in de SAPROF worden genoemd). Ook kan in dat kader een behandeling met een anti-psychoticum geprobeerd worden. Mogelijk wil betrokkene hier op vrijwillige basis aan meewerken, wat als voordeel zou kunnen hebben dat hij zich er zelf dan actiever voor zal inzetten. Anders zou dit gerealiseerd kunnen worden binnen een (deels) voorwaardelijk strafdeel, in combinatie met verplicht reclasseringstoezicht, met als nadeel dat dit veel verzet oproept bij betrokkene. “
De deskundige, [psychiater] heeft ter terechtzitting van 24 juli 2013 een nadere toelichting gegeven. Zij heeft hierbij aangegeven dat - zonder behandeling - de kans op recidive groot is, maar dat zij niet kan aangeven of er een kans dat verdachte geweld tegen personen gaat gebruiken en hoe groot die kans is.
De psycholoog heeft in voormeld rapport inzake het interventieadvies en -condities overwogen:
“Concreet wordt geadviseerd betr. een reclasseringstoezicht op te leggen voor de maximale duur. De toezichthouder zal een mediërende functie moeten gaan vervullen richting het slachtoffer en/of BJZ waar het reële informatie en vragen aangaat betreffende echtscheidingsperikelen of de kinderen. (…)“
De rechtbank volgt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar acht voor het gebeurde.
Bij het Voortgangsverslag van de Reclassering IrisZorg van 17 juli 2013 heeft de toezichthouder aangegeven dat zij van mening is dat verdachte zich zodanig onbegeleidbaar heeft opgesteld, hetgeen te relateren is aan de ernstige persoonlijkheidsproblematiek, dat er inhoudelijk geen invulling is te geven aan het reclasseringstoezicht.
De rechtbank zal niet overgaan tot oplegging van de gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, omdat dat, gelet op de relatief gezien geringe ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, disproportioneel zou zijn. Weliswaar schept artikel 37a Sr de mogelijkheid om bij een veroordeling wegens bedreiging en belaging TBS met dwangverpleging op te leggen, maar de rechtbank is van oordeel dat er geen sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Fysiek geweld noch kans is dat verdacht in de toekomst een dergelijk misdrijf pleegt is voldoende aannemelijk geworden.
De onderhavige belaging en bedreiging zullen door het slachtoffer ongetwijfeld als buitengewoon ingrijpend en beangstigend zijn ervaren, maar die omstandigheid kan niet doorslaggevend zijn voor de beslissing om aan verdachte het zwaarste, want meest langdurige, behandelregiem - van terbeschikkingstelling - op te leggen.
Daarbij komt dat de deskundigen niet eenduidig kunnen stellen dat er bij verdachte sprake is van een zodanige psychische stoornis dat terbeschikkingstelling met bevel dwangverpleging is aangewezen. Gelet op het hierboven overwogene is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet aan verdachte behoort te worden opgelegd. Daarom zal de rechtbank de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen en de geschorste voorlopige hechtenis opheffen.
De rechtbank zal rekening houden met hetgeen door de psychiater, de psycholoog en de reclassering in hun rapporten naar voren is gebracht, waarin zij adviseren om aan een voorwaardelijk deel van de straf een reclasseringstoezicht te verbinden, ook als dat inhoudt begeleiding gericht op ondersteuning van verdachte bij het opbouwen van zijn leven en ambulante behandeling bij een cognitief gedragstherapeut via [kliniek]. Tevens zal de rechtbank, conform de schorsingsvoorwaarden, een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] opleggen en bepalen dat contact met zijn kinderen uitsluitend plaatsvindt met toestemming van de Reclassering en/of Jeugdzorg en conform de voorwaarden die deze instellingen hieraan stellen. Om zoveel mogelijk te waarborgen dat verdachte zich aan deze voorwaarden zal houden, zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren, alles zoals hierna in het dictum te bepalen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de parketnummers 05/720838-12 en 05/721928-11
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder parketnummer 05/720838-12 en parketnummer 05/721928-11 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt respectievelijk een bedrag van € 1.047 en € 100.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van de bedragen van respectievelijk van € 1.047,- en € 100,- toe te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door de onder de parketnummers 05/720838-12 en 05/721928-11
bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij volledig toewijzen. De rechtbank acht de hoogte van de vorderingen, gelet op het bewezenverklaarde, billijk.
Naast het toewijzen van de civiele vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 285, en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert [het strafbare feit_de strafbare feiten] zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn veroordeling binnen 2 dagen meldt bij de Reclassering Nederland, op het adres [adres 3]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
5. zich ambulant moet laten behandelen bij de polikliniek [kliniek] of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met aangeefster [slachtoffer], dit zolang als de Reclassering nodig acht;
7. uitsluitend contact met zijn kinderen zal hebben met toestemming van de reclassering en/of Bureau Jeugdzorg onder de door deze instelling(en) geformuleerde voorwaarden;
8. zich niet zal ophouden binnen een straal van één kilometer van de woning, gelegen aan de [adres 2], van aangeefster [slachtoffer] en diens kinderen, dit zolang de reclassering nodig acht.
Geeft opdrachtaan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst t.a.v. de parketnrs. 05/720838-12 en 05/721928-1 de vordering de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen
in totaal € 1.147 (elfhonderdzevenenveertig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding t.a.v. de parketnrs. 05/720838-12 en 05/721928-1.
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen in totaal € 1.147,- (elfhonderdzevenenveertig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. L.C.P. Goossens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0796 2011141412, gesloten op 8 december 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2011 door [slachtoffer], proces-verbaalnummer PL0796 2011125065-1, blad 1; het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 november 2011, proces-verbaalnummer PL078H 2011125065-17, blad 2; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2013.
3.Het proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2011 door [slachtoffer], proces-verbaalnummer PL0796 2011125065-1; het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 november 2011, proces-verbaalnummer PL078H 2011125065-17, blad 2,3 en 4.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 november 2011, proces-verbaalnummer PL078H 2011125065-17, blad 3 en 4; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2013.
5.Het proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2011 door [slachtoffer], proces-verbaalnummer PL0796 2011125065-1, blad 1.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078L 2012036403, gesloten op 19 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 22 mei 2012, p. 15; proces-verbaal van verhoor verdachte op 23 mei 2012, p. 17, het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 363.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 23 mei 2012 p. 17, 18, 19; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] p. 364-365; proces-verbaal van verklaring aangeefster [slachtoffer] op 23 mei 2012 p. 367-368; Proces-verbaal uitlezen GSM p. 73-78; schriftelijke bescheiden, te weten e-mailberichten p. 88-356.
9.Bijvoorbeeld de schriftelijk bescheiden, te weten het sms-berichten van 15 maart 2012 p. 74, het e-mailbericht van 6 maart 2012 p. 88, het e-mailbericht van 12 maart 2012 p. 153.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0796 2012133180, gesloten op 28 november 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 27 november 2012 p. 85; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] op 16 november 2012 p. 56; proces-verbaal van verklaring aangeefster [slachtoffer] op 6 december 2012 p. 81a; proces-verbaal van bevindingen met schriftelijke bescheiden, p. 19-41; proces-verbaal van bevindingen p. 44-53; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2013.
12.Proces-verbaal van bevindingen p. 19-21; proces-verbaal van bevindingen p. 14-18.
13.Proces-verbaal van bevindingen p. 21-41; proces-verbaal van bevindingen p 44-53.
14.Bijvoorbeeld het proces-verbaal van bevindingen p. 22-23, 25-26, 27.