Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [000] .F.01.8501) opgelegd van € 14.135. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd van € 3.533 en een bedrag van € 1.895 aan heffingsrente in rekening gebracht.
,de betreffende beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
,de betreffende beschikking heffingsrente en de boetebeschikking over het jaar 2005 gehandhaafd.
,de betreffende beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen voor de jaren 2006 en 2008 verminderd. Deze zijn als volgt vastgesteld:
[gemachtigde] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [A] en [B] .
2.Feiten
3.Fiscale balans
3.Voorraad
4.Debiteuren
6.Kas
7.Onderhandse lening
9.Overige schulden
10.Overlopende passiva
5.Omzetberekening 2005 t/m 2008
6.Winstberekening 2005 t/m 2008
8.Omzetbelasting
9.Overzicht correcties
12.Slotopmerkingen
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
17 juni 2010 voor het eerst op de hoogte is gekomen van het voornemen van verweerder tot het opleggen van de (navorderings- cq naheffings)aanslagen met boeten. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit het beginpunt van de redelijke termijn. Sinds de aanvang van de redelijke termijn tot heden zijn derhalve iets meer dan drie jaren verstreken, zodat de redelijke termijn met iets meer dan een jaar is overschreden. De rechtbank ziet in deze overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om de boetes van 50% ten aanzien van de IB/PVV met 15% te verminderen, aldus nader berekend op € 2.821 (2005) en € 5.730 (2006). Tevens ziet de rechtbank in deze overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om de boete voor de omzetbelasting vast te stellen op € 1.750 conform de ambtshalve vermindering van verweerder van 31 december 2011.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV en de beschikkingen heffingsrente voor de jaren 2005, 2006 en 2008 ongegrond;
- verklaart het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag omzetbelasting en de beschikking heffingsrente over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 ongegrond;
- verklaart de beroepen ten aanzien van de vergrijpboeten gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- vermindert de vergrijpboete ten aanzien van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2005 en 2006 tot respectievelijk € 2.821 (2005) en € 5.730 (2006);
- stelt de vergrijpboete voor de omzetbelasting vast op € 1.750, conform de ambtshalve vermindering
; - bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.416;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van respectievelijk € 152 en