ECLI:NL:RBGEL:2013:2098

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
05/720027-13 + 05/731233-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man wegens poging tot brandstichting en vernieling

Op 31 juli 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot brandstichting in de woning van zijn ouders en de vernieling van een bloempot. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 473 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk. De man werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, en de rechtbank oordeelde dat een TBS-maatregel met voorwaarden nog niet aan de orde was, gezien zijn jonge leeftijd en het feit dat hij nog niet eerder binnen een verplicht reclasseringscontact was behandeld.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 8 januari 2013 heeft de verdachte in de keuken van de woning van zijn ouders een theedoek op een kookplaat gelegd en deze aangezet, waarna hij het huis verliet. Door de hitte is de theedoek gaan smeulen, wat leidde tot rookontwikkeling. De moeder van de verdachte ontdekte de smeulende theedoek en heeft deze op tijd verwijderd, waardoor er geen brand is ontstaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde brandstichting, maar achtte de poging tot brandstichting wel bewezen, omdat er gemeen gevaar voor goederen was.

Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een bloempot op 12 september 2012. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door de bloempot met kracht op de grond te gooien, wat leidde tot vernieling. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de psychiatrische rapportages die de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank heeft besloten tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met de mogelijkheid van klinische opname voor behandeling van zijn psychische stoornis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/720027-13 + 05/731233-12
Data zittingen : 24 april 2013 en 17 juli 2013
Datum uitspraak : 31 juli 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsvrouw : mr. E.A.M. Brugman, advocaat te Wijchen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05-720027-13:
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Beuningen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (perceel [adres 1]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een theedoek, althans een stuk textiel/doek, op een of meerdere (op vol vermogen) in werking zijnde kookpla(a)t(en) gelegd en/of doen doorbranden/vlam vatten/ontbranden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde theedoek, althans een stuk textiel/doek, geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of aangrenzende woningen en/of de zich in die woningen bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen, te weten de zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Beuningen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning (perceel [adres 1]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of aangrenzende woningen en/of de zich in die woningen bevindende goederen en/of levensgevaar voor een ander, te
weten de zich in die aangrenzende woningen bevindend personen, te duchten was, met dat opzet een theedoek, althans een stuk textiel/doek, op een of meerdere (op vol vermogen) in werking zijnde kookpla(a)t(en) heeft gelegd en/of doen doorbranden/vlam vatten/ontbranden, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 05/731233-12:
hij op of omstreeks 12 september 2012 te Beuningen opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot (met plant), in elk geval enig goed, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (met kracht) op de grond heeft gegooid en aldus dat goed heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 april 2013 en 17 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte telkens verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.A.M. Brugman, advocaat te Wijchen.
De officier van justitie, mr. A.K. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Parketnummer 05/720027-13 [1] :
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt dat er sprake zou zijn van een voltooide brandstichting. De verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 januari 2013 heeft verdachte in de keuken van de woning van zijn ouders aan de [adres 1] te Beuningen een theedoek op twee kookplaten gelegd en de kookplaten aangezet. Vervolgens heeft hij het huis verlaten en eenmaal in Nijmegen aangekomen, heeft hij de politie gebeld om dit te melden. [2] Door de hitte is de theedoek gaan smeulen en is er rookontwikkeling ontstaan. De moeder van verdachte trof een smeulende theedoek op de kookplaat aan, heeft de kookplaten uitgezet en de theedoek naar buiten gegooid. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte gevaar voor personen of goederen wilde veroorzaken met zijn handelen. Er is sprake van een absoluut ondeugdelijke poging tot brandstichting omdat door het leggen van een theedoek op een kookplaatje nooit brand in de woning had kunnen ontstaan. Voorts is er sprake van een vrijwillige terugtred nu verdachte een half uur later de politie heeft gebeld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat van een absoluut ondeugdelijke poging pas kan worden gesproken wanneer het middel of het object op zichzelf ondeugdelijk is. In dit geval heeft verdachte een brandbaar voorwerp, te weten een theedoek, dusdanig verhit op een kookplaat dat de theedoek is gaan smeulen. Nader onderzoek heeft doen blijken dat er gloeiende katoenvonken vrij komen tijdens het smeulen van de theedoek. Met de juiste zuurstoftoevoer kunnen deze vonken ertoe leiden dat andere voorwerpen vlam vatten.
Onder, voor het ontstaan van brand meer gunstige, omstandigheden, hadden katoenvonken ertoe kunnen leiden dat omringende voorwerpen vlam zouden vatten waardoor gevaar voor personen en goederen had kunnen ontstaan. Voorts valt niet te voorzien wat de gevolgen zouden zijn geweest als de moeder van verdachter de theedoek niet van de kookplaats had verwijderd.
Onder deze omstandigheden is het laten smeulen van een katoenen theedoek geen absoluut ondeugdelijk middel om brand te stichten.
Het verweer wordt verworpen.
Het subsidiair ten laste gelegde feit kan, gelet op de hierboven uiteengezette feiten, wettig en overtuigend bewezen worden en aldus dat verdachte heeft gepoogd brand te stichten in de woning van zijn ouders hetgeen gevaar voor goederen oplevert. Dit heeft hij tevens gedaan onder de omstandigheid dat hij wist dat de buren die op nummer [huisnummer] wonen, thuis waren. Hij was immers vlak voor zijn handelen nog bij de buren aan de deur geweest om om lucifers te vragen. [4] Daardoor wist verdachte aldus dat hij met zijn handelen gevaar voor personen kon veroorzaken.
ConclusieDe rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen hem primair ten laste wordt gelegd en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 08 januari 2013 te Beuningen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning (perceel [adres 1]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en aangrenzende woningen en de zich in die woningen bevindende goederen en/of levensgevaar voor een ander, te weten de zich in die aangrenzende woningen bevindend personen, te duchten was, met dat opzet een theedoek, op in werking zijnde kookplaten heeft gelegd en doen doorbranden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 05/731233-12 [5] :
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 12 september 2012 heeft verdachte een bloempot met plant van zijn ouders, dhr. [benadeelde 1] en mevr. [benadeelde 2] stuk gegooid in de woning van zijn ouders te Beuningen. [6]
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
Standpunt verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde vernieling omdat hij de bloempot uit woede kapot heeft gegooid. Hij had aldus niet de opzet op de vernieling.
Beoordeling
Dat verdachte zijn woede uitte door het gooien met een bloempot maakt niet dat verdachte niet opzettelijk handelde. Immers de handeling was naar zijn aard (tevens) gericht op de vernieling van de bloempot. Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 12 september 2012 te Beuningen opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot (met plant), geheel toebehorende aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2], (met kracht) op de grond heeft gegooid en aldus dat goed heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van parketnummer 05/720027-13:
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar te duchten is
Ten aanzien van parketnummer 05/731233-12:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft bij pleidooi aangevoerd dat er sprake was van een vrijwillige terugtred nu verdachte zelf ervoor heeft gekozen om een half uur nadat hij het huis van zijn ouders had verlaten, de politie te bellen om de brandstichting te melden. De straffeloosheid van verdachte maakt dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte met zijn handelen niet aan het criterium van een succesvolle vrijwillige terugtred heeft voldaan.
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van vrijwillige terugtred, is bepalend of het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. De rechtbank is van oordeel dat hier in casu geen sprake van is geweest. De omstandigheden dat er rondom de kookplaten weinig brandbare voorwerpen aanwezig waren en dat de moeder van verdachte rond 16.00 uur de theedoek van de kookplaat heeft gepakt, maken dat er geen verdere brand heeft kunnen ontstaan. Dit zijn geen omstandigheden die van de wil van verdachte afhankelijk waren. Dat verdachte rond 16.30 uur de alarmdiensten heeft gebeld, maakt dit niet anders. Toen had de moeder van verdachte de theedoek al van de kookplaat verwijderd.
Het verweer wordt verworpen. Verder is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/720027-13 subsidiair en het onder parketnummer 05/731233-12 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor een duur die gelijk is aan de duur van verdachtes voorarrest, te weten 203 dagen, met aftrek van die tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en voorts tot een terschikkingstelling onder voorwaarden. Hieraan verbindt de officier van justitie de voorwaarden zoals deze in het reclasseringsrapport zijn verwoord. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de inhoud van de psychiatrische en psychologische Pro Justitiarapportages waarin is overwogen dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en dat, gelet op zijn problematiek, een klinische behandeling noodzakelijk is. De rapporten overwegen ook dat de terbeschikkingstelling de waarborgen biedt om de behandeling te kunnen laten slagen.
Het standpunt van de verdediging
De vrijwillige behandelingen zijn steeds niet succesvol gebleken omdat de hulpverlening verdachte steeds in de steek liet. Nu verdachte inziet dat hij wel hulp nodig heeft en ook graag geholpen wil worden, is de terbeschikkingstelling onder voorwaarden een te zwaar middel de veiligheid van hemzelf en anderen te waarborgen. Verdachte zal anders en onnodig de rest van zijn leven met de stempel van terbeschikkingstelling moeten leven. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden zal ook volstaan. Eén van de voorwaarden kan bestaan uit een klinische opname van één jaar.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte d.d. 10 juni 2013;
 een reclasseringsadvies (beknopt) ten behoeve van voorgeleiding rechter-commissaris (in het kader van de vroeghulp), opgemaakt door Reclassering Nederland, d.d. 10 januari 2013;
 een multidisciplinair Pro Justitiarapport van [psycholoog], psycholoog, d.d. 1 maart 2013 en van [psychiater], psychiater, d.d. 5 maart 2013;
 een reclasseringsadvies ten behoeve van tbs met voorwaarden, opgemaakt door Reclassering Nederland, d.d. 1 juli 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in de woning van zijn ouders en de vernieling van een bloempot, eveneens in de woning van zijn ouders.
Uit het multidisciplinair Pro Justitiarapport blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogen in de zin van combinatie van een borderline persoonlijkheidsstoornis en theatrale/antisociale trekken in de persoonlijkheidsstructuur. Verdachte is sterk verminderd toerekeningsvatbaar, aangezien zijn ziekelijke stoornis, een verhoogde mate van spanning en beperkte draagkracht hebben geleid tot een beperkte realiteitszin waaruit de poging tot brandstichting is gepleegd.
De structurele aard van verdachtes problematiek brengt zonder een behandeling een hoog recidiverisico met zich. Indien verdachte niet wordt ondersteund door een in eerste instantie klinische behandeling, en intensieve nazorg en een verplicht reclasseringscontact kan hij door zijn impulsiviteit en onmacht eenvoudig in risicovolle situaties terecht komen en grensoverschrijdend gedrag vertonen, aldus de psycholoog.
Gezien de aard van de problematiek, het recidivegevaar en het mislukken van eerder behandelaanbod, is het dus van belang dat verdachte een intensieve klinische behandeling wordt aangeboden en dat hem structuur en ondersteuning in een gedwongen kader wordt geboden.
Juist over het dwingende karakter van het kader waarbinnen deze behandeling en toezicht dienen plaats te vinden, bestaat verschil van mening. De psycholoog komt uiteindelijk in zijn rapport tot een deels voorwaardelijk strafdeel met een verplicht reclasseringscontact en een maximale proeftijd. De psychiater overweegt ook dat een verplicht reclasseringscontact als een bijzondere voorwaarde mogelijk is maar vraagt zich af in hoeverre verdachte onder de indruk zal zijn van een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze omstandigheid en extra gegevens van derden maken dat de psychiater een TBS-maatregel met voorwaarden adviseert.
De reclassering schat in dat er een hoog risico is dat verdachte zich zal onttrekken aan de voorwaarden en dat verdachte enkel zal meewerken in een strak kader waarbij hij geen vrijheid heeft om zich te onttrekken. De reclassering adviseert dan ook een TBS-maatregel met voorwaarden, waaronder een meldingsgebod en een verplichte klinische opname bij [instelling].
De rechtbank volgt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht voor het gebeurde.
Ondanks de adviezen van de psychiater en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel met voorwaarden nog niet aan de orde is. Verdachte is nog relatief jong en zijn strafrechtelijke geschiedenis laat zien dat hij nog niet eerder binnen een verplicht reclasseringscontact is behandeld en begeleid. Tevens volgt uit de rapporten en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte gemotiveerd is tot het aangaan van een behandeling. Ondanks dat rapporteurs melden dat deze motivatie ook bestond ten aanzien van de vrijwillige behandelingen die verdachte vruchteloos is aangegaan, houdt de rechtbank hiermee wel rekening.
Rapporteurs geven tevens mee dat van belang is dat de problematiek zo snel mogelijk wordt behandeld om een te diepe consolidatie ervan te voorkomen.
Gelet hierop zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Teven acht de rechtbank een flink voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats om verdachte ervan zich te doordringen zich te houden aan de voorwaarden die hem worden gesteld. De rechtbank zal, gelet op de inhoud van de rapporten omtrent de problematiek, bepalen dat de klinische opname maximaal twee jaar kan duren. Deze periode kan zo nodig worden gebruikt voor verdachtes resocialisatie waaronder verblijf in een instelling voor begeleid wonen wordt begrepen. De proeftijd 3 jaar zal duren. De rechtbank houdt er rekening mee dat een opname van jaar één jaar te kort kan zijn, gezien de intensieve behandeling die verdachte nog moet ondergaan en de noodzaak van begeleiding gedurende verdachtes resocialisatie. De uiteindelijke duur van de behandeling is echter mede afhankelijk van de motivatie en inzet van verdachte. Voor het overige zal de rechtbank de voorwaarden opleggen die door de reclassering worden voorgesteld.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het onder parketnummer 05/720027-13 primair tenlastegelegde feit.
Verklaartbewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 473 (vierhonderddrieënzeventig) dagen.
Bepaaltdat van deze gevangenisstraf 270 (tweehonderdzeventig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, moet blijven melden. De veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, [adres 2] vanaf de ingangsdatum van de voorwaarde.
5. wordt verplicht om zich klinisch te laten behandelen voor de psychische stoornis bij [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6. wordt geboden om te verblijven bij [instelling] of de soortgelijke intramurale instelling, zo nodig gevolgd door een verblijf in een instelling voor begeleid wonen, gedurende maximaal de eerste 24 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht;
7. wordt verplicht zich te houden aan de aanwijzingen en de afspraken die door of namens de reclassering worden gegeven;
8. zicht dient te houden aan de afspraken in het kader van de medicamenteuze behandeling;
9. inzage dient te geven in zijn financiële situatie;
10. de drie partijenovereenkomst dient te ondertekenen;
11. medewerking dient te verlenen aan een opname in het kader van een crisis of een time-out,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL08-2013003091, gesloten op 22 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 55.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 17 en het proces-verbaal van aangifte, p. 18.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 40-41.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL81N 2012091141, gesloten op 18 september 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2013 en het proces-verbaal van aangifte, p. 3-4.