ECLI:NL:RBGEL:2013:2069

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
05/701834-12, 05/701591-12, 05/720939-12, 05/721552-12 en 05/021234-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens meermalen diefstal, mishandeling en belaging met plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man. De man werd veroordeeld voor het meermalen plegen van diefstal, het meermalen mishandelen en belagen van een vrouw, en het vernielen van een ruit. De rechtbank legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren. Dit was de tweede keer dat deze maatregel aan de man werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal van een damesfiets, vernieling van een ruit, mishandeling van een vrouw en stalking. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en aangiften van de slachtoffers. De verdachte had een geschiedenis van recidive en was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en concludeerde dat de veiligheid van de maatschappij in het geding was. De rechtbank besloot dat de verdachte, gezien zijn gedrag en de eerdere maatregelen, opnieuw in een inrichting voor stelselmatige daders moest worden geplaatst. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan een van de benadeelden, maar verklaarde de vordering van een andere benadeelde niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de maatschappij tegen stelselmatige daders.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/701834-12, 05/701591-12, 05/720939-12, 05/721552-12 en 05/021234-12
Data zittingen : 17 september 2012 (05/720939-12 en 05/021234-12), 10 januari 2013,
7 februari 2013, 25 april 2013 en 18 juli 2013
Datum uitspraak : 1 augustus 2013
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI [PI 1].
Raadsman : mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 05/701834-12ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 oktober 2012 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf het bedrijfsterrein van [adres 2]) heeft weggenomen een (dames)fiets (Trek L300), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Onder
parketnummer 05/701591-12is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning op/aan de [adres 3]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, met een steen, althans met een hard voorwerp die ruit heeft ingegooid en/of kapotgeslagen en aldus dat goed heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
Daarnaast is onder
parketnummer 05/720939-12aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde 4]), meermalen, althans eenmaal met een blik bier, en/of althans met de vuist(en) op/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van de maand juni 2011 tot en met 15 juni 2012, althans van
22 december 2011 tot en met 15 juni 2012 te Arnhem, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 4], in elk geval van een ander, met het oogmerk die die [benadeelde 4], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte die [benadeelde 4] gedurende bovengenoemde periode die [benadeelde 4] veelvuldig opgezocht en/of in de straat waar die [benadeelde 4] zich bevond en/of bij de woning waar die [benadeelde 4] verbleef, zich opgehouden.
Onder
parketnummer 05/721552-12is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2012 te Zevenaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S2), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voorts is onder
parketnummer 05/021234-12aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2011 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde 4]), (met kracht) in/op/tegen diens gezicht heeft gestompt/geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) tegen haar hoofd heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn laatstelijk op 18 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Schadd voornoemd.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 05/721552-12 heeft zich als benadeelde partij schriftelijk in het geding gevoegd de heer [benadeelde 5].
De officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, heeft ter terechtzitting van 10 januari 2013 gerekwireerd en heeft ter terechtzitting van 18 juli 2013 gepersisteerd bij dit standpunt.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Parketnummer 05/701834-12
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld. [1]
Op 9 oktober 2012 is achter het bedrijfspand van [adres 2] te Arnhem een damesfiets, merk Trek, type L300, toebehorend aan [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1]) en zonder dat [benadeelde 1] daarvoor toestemming heeft verleend, weggenomen. [2]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde feit, omdat de aangifte en herkenning door verbalisanten onvoldoende zijn om tot de conclusie te komen dat het verdachte is geweest die de fiets gestolen heeft.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar de aangifte en processen-verbaal van bevindingen waarin staat dat verdachte door verbalisanten is herkend, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de vaststaande feiten volgt dat op 9 oktober 2012 in Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een damesfiets van [benadeelde 1] is weggenomen.
De raadsman van verdachte en de officier van justitie verschillen van mening over de vraag of bewezen kan worden geacht of het verdachte is geweest die de betreffende fiets heeft weggenomen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Door [benadeelde 1] wordt opgemerkt dat er van de dag van de diefstal camerabeelden bewaard zijn, omdat twee collega’s op 9 oktober 2012 rond 16:40 uur een onbekende jongeman op een damesfiets zagen wegfietsen. Volgens [benadeelde 1] blijkt uit de beelden dat het haar fiets betreft. [3]
In het dossier bevinden zich verschillende “snapshots” van camerabeelden. [4] Twee verbalisanten hebben verklaard dat zij de hen ambtshalve bekende verdachte op een snapshot, voorzien van de naam “[bestandsnaam]”, herkennen. [5] Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is die de fiets van [benadeelde 1] heeft weggenomen.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten voor wat betreft de identificatie van verdachte als de persoon die op de camerabeelden de fiets wegneemt. De ononderbouwde stelling van de raadsman van verdachte dat deze processen-verbaal in combinatie met de aangifte onvoldoende zijn voor een wettige en overtuigende bewezenverklaring, treft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen doel.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 09 oktober 2012 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf het bedrijfsterrein van [adres 2] heeft weggenomen een damesfiets Trek L300 toebehorende aan [benadeelde 1].
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Parketnummer 05/701591-12 [6]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem ten laste gelegde vernieling van een ruit, omdat niemand heeft gezien dat verdachte deze heeft ingegooid en door de politie ook geen gebroken ruit is geconstateerd.
Het standpunt van de officier van justitie
Naar de mening van de officier van justitie kan het ten laste gelegde, op grond van de aangifte en verklaringen van getuigen, wettig en overtuigend bewezen worden geacht.
De beoordeling door de rechtbank
[benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2]) heeft mede namens benadeelde “[benadeelde 3]” aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat de bij de politie ambtshalve bekende verdachte “[verdachte]” op
12 oktober 2012 bij haar woning in Arnhem is geweest. Ongeveer een kwartier na zijn vertrek zou één van de voorramen ingegooid zijn, waardoor daarin een gat van ongeveer 30 bij 30 centimeter zou zijn ontstaan. Volgens [benadeelde 2] zou [verdachte] vijftien minuten daarna (weer) voor de deur hebben gestaan en zou de, eveneens in de woning aanwezige, [getuige 1], hem hebben weggestuurd. Kort daarna is een andere ruit ingegooid, waarbij een gat van ongeveer
20 bij 30 centimeter is veroorzaakt. [benadeelde 2] zou in de woonkamer een halve baksteen hebben gevonden. [7] De verklaring van [benadeelde 2] wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 1], die op het moment van het incident in de woning van [benadeelde 2] ([benadeelde 2]) aan de [adres 3] aanwezig was. Hij heeft tevens opgemerkt dat hij, toen voor de tweede keer een ruit werd ingegooid, een man die zichzelf “[verdachte]” noemt en die hij kort daarvoor in de woning heeft gezien, hard heeft zien wegrennen. Ook zou hij in de woonkamer op de grond glas hebben zien liggen. [8]
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de inhoud van de verklaringen van [benadeelde 2] en [getuige 1] en acht op basis van deze verklaringen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 oktober 2012 in Arnhem opzettelijk een ruit van de woning van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft ingegooid dan wel ingeslagen met een (halve) baksteen. Dat het gooien van de steen door verdachte als zodanig niet door [benadeelde 2] en/of [getuige 1] is waargenomen, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. Het incident heeft zich immers in een kort tijdsbestek afgespeeld en [getuige 1] heeft verdachte vlak daarna zien wegrennen. Evenmin treft de stelling van de raadsman van verdachte, dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen nu niet uitdrukkelijk door verbalisanten is verklaard dat de ruit gebroken was, doel. Uit de verklaringen van [benadeelde 2] over “gaten” in de ruiten en de verklaring van [getuige 1] over glas op de vloer in de woonkamer, volgt dat sprake was van tenminste één gebroken ruit. Bovendien blijkt uit een mutatierapport [9] dat twee politieauto’s (‘eenheden’) na de melding van [benadeelde 2] om 05.40u ter plaatse (‘TP’) zijn geweest en in de omgeving hebben uitgekeken naar verdachte. In de mutatie staat voorts dat verbalisanten het glaspunt hebben gebeld voor [benadeelde 2]. Deze informatie ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van minstens één kapotte ruit. Indien niettegenstaande de melding dat een ruit kapot was, geen ruit kapot was, zou door de eenheden ter plaatse zeker zijn opgemerkt en was er ook geen aanleiding te bellen.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 12 oktober 2012 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning op/aan de [adres 3]), toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], met een steen die ruit heeft ingegooid en/of kapotgeslagen en aldus dat goed heeft vernield en onbruikbaar heeft gemaakt.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorts is de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Parketnummer 05/720939-12 [10]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat vrijspraak moet volgen voor de ten laste gelegde feiten 1 en 2. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde 4] (hierna: [benadeelde 4]) ongeloofwaardig moeten worden geacht en dientengevolge buiten beschouwing moeten worden gelaten, nu zij naar de mening van de raadsman buitengewoon haatdragend en wraakzuchtig is naar verdachte toe. Volgens de raadsman hebben de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] nauwelijks iets gezien en kent getuige [getuige 4] verdachte niet, maar heeft hij slechts een beschrijving gegeven van een man die verdachte zou kunnen zijn. De stelselmatigheid van de stalking is, zonder de verklaringen van [benadeelde 4], naar de mening van de raadsman onvoldoende duidelijk.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, waarbij hij heeft opgemerkt dat het bewijs niet in overwegende mate bestaat uit de verklaringen van [benadeelde 4].
Voor feit 1 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [benadeelde 4], de verklaring [getuige 4] en de in het dossier aanwezige foto’s. Ten aanzien van feit 2 heeft hij gewezen op de aangifte van [benadeelde 4], de verklaringen van de getuigen [getuige 3], [getuige 2] en [getuige 4], en de processen-verbaal van bevindingen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij voor wat betreft de ten laste gelegde feiten, anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, geen reden heeft te twijfelen aan de verklaringen van [benadeelde 4]. De rechtbank heeft [benadeelde 4] zelf gehoord en de verklaringen van [benadeelde 4] worden ook ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
[benadeelde 4] heeft op 12 juni 2012 verklaard dat zij de zondag ervoor (op 10 juni 2012), toen zij bij een kennis in de auto zat, door verdachte is aangevallen en met een blik bier op haar gezicht is geslagen. [11] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [benadeelde 4] ([benadeelde 4]) op 10 juni 2012 in Arnhem bij hem in de auto is gestapt en dat kort daarop ook een man, die [getuige 4] even daarvoor met een blikje in zijn handen heeft gezien, in de auto is gekomen. [getuige 4] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de man met zijn vuisten op de ogen van [benadeelde 4] sloeg. [12] Op 11 juni 2012 hebben verbalisanten waargenomen dat [benadeelde 4] een opgezwollen, blauw linkeroog had. [benadeelde 4] heeft uitgelegd dat het letsel is veroorzaakt door verdachte. Hij zou haar met een blik bier tegen het hoofd en daarna met een vuist op haar gezicht hebben geslagen. De verbalisanten hebben foto’s gemaakt van het letsel. [13]
Ten aanzien van feit 2
Op 14 juni 2012 heeft aangeefster ten overstaan van verbalisanten verklaard dat verdachte haar het afgelopen jaar heeft gestalked en belaagd. [14] Ter terechtzitting is zij bij deze verklaring gebleven en heeft zij toegelicht dat verdachte andere drugsgebruikers vertelde dat zij zijn vrouw, vriendin of zus was, terwijl zij hem slechts gedag zei als ze hem zag. [benadeelde 4] heeft verklaard dat zij sinds medio 2011 bij een vriend in Arnhem verbleef en verdachte drie tot viermaal per dag bij de betreffende woning aanbelde, stond te schreeuwen en ook de deur probeerde te forceren. Verdachte zou haar veelvuldig hebben opgewacht en achtervolgd en [benadeelde 4] zou daarvan meldingen hebben gemaakt bij de politie. [15] Uit een overzicht van het bedrijfsprocessensysteem van de politie Gelderland-Midden blijkt dat in de periode van 18 juni 2011 tot en met 10 juni 2012 bij de politie 22 meldingen van [benadeelde 4] zijn ingekomen in verband met verdachte. Verschillende malen hebben verbalisanten naar aanleiding van de meldingen gehandeld en is gebleken dat er incidenten hebben plaatsgevonden waar getuigen bij aanwezig waren en/of hebben verbalisanten verdachte in de directe nabijheid van [benadeelde 4] aangetroffen. [16] Getuige [getuige 2] heeft op
13 juni 2012 bevestigd dat zij verdachte de afgelopen tijd veel op de tippelzone heeft gezien en er ooit getuige van is geweest dat verdachte [benadeelde 4] daar heeft mishandeld. Zowel van [benadeelde 4] en andere prostituees die ter plaatse werkzaam zijn, als van collega’s (van Iriszorg) heeft [getuige 2] gehoord dat verdachte steeds naar [benadeelde 4] op zoek is in de tippelzone. [17] Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat “[verdachte]” bijna dagelijks in de buurt van de opvang komt, willekeurige voorbijgangers naar [benadeelde 4] ([benadeelde 4]) vraagt en zegt dat hij van haar houdt en dat zij niet met andere mannen mee mag gaan. [18] Verdachte heeft een schriftelijke waarschuwing ondertekend, waarin staat dat hij op geen enkele wijze contact mag hebben met [benadeelde 4] [19] en heeft ook bevestigd dat hij veel contact met [benadeelde 4] heeft. [20]
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 10 juni 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon te weten
[benadeelde 4] eenmaal met een blik bier, en met de vuisten op/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van de maand juni 2011 tot en met 15 juni 2012 te Arnhem, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 4], met het oogmerk die [benadeelde 4], te dwingen iets niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte die [benadeelde 4] gedurende bovengenoemde periode die [benadeelde 4] veelvuldig opgezocht en in de straat waar die [benadeelde 4] zich bevond en bij de woning waar die [benadeelde 4] verbleef, zich opgehouden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
Parketnummer 05/721552-12 [21]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 juni 2012 is, in Zevenaar, de mobiele telefoon van [benadeelde 5] (hierna: [benadeelde 5]) weggenomen. Het betrof een Samsung Galaxy S2. [22]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van het hem ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken, nu volgens de raadsman onvoldoende is dat verbalisanten verdachte hebben waargenomen op beeldmateriaal. Daartoe heeft de raadsman gesteld dat op de beelden niet waarneembaar is dat de man zijn hand vol heeft, terwijl er - gezien de lijst met weggenomen goederen die bij de aangifte is gevoegd - meer weggenomen moet zijn dan in één hand mee te nemen is. Bovendien is niet gebleken dat niemand anders de kamer (waar de telefoon is weggenomen) binnengaat.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit op basis van de aangifte in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen (betreffende het uitkijken van de camerabeelden) bewezen verklaard kan worden.
De beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat op 7 juni 2012 in Zevenaar de mobiele telefoon (Samsung Galaxy S2) van [benadeelde 5] weg is genomen. Voorts is het de vraag of bewezen kan worden geacht dat het verdachte is geweest die zich de betreffende telefoon wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank beantwoordt deze vraag, anders dan de raadsman van verdachte, bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
[benadeelde 5] heeft verklaard dat zijn telefoon is weggenomen in het [adres 4], uit zijn kantoor direct links van de ingang, terwijl de toegangsdeur van het jongerencentrum reeds op slot zat. Volgens [benadeelde 5] blijkt uit de camerabeelden dat rond de tijd dat zijn telefoon weg is genomen, slechts één man – die eerst het toilet is ingegaan – zijn kantoor binnen is gegaan. [23] Getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5]) heeft verklaard dat hij rond 17:35 uur het jongerencentrum uitliep toen hij werd aangesproken door een man die gebruik wilde maken van het toilet. De man heeft volgens [getuige 5] binnen kunnen komen doordat de voordeur kennelijk niet goed in het slot is gevallen. [getuige 5] heeft verklaard dat hij de betreffende man, op camerabeelden, het toilet in ziet lopen en later het kantoor van zijn begeleider - bij binnenkomst van het pand de deur aan de linkerzijde - binnen ziet lopen. [24] Dit wordt bevestigd door verbalisant [verbalisant 1], die de camerabeelden eveneens heeft bekeken. Hij heeft verklaard dat hij op de beelden de hem ambtshalve bekende verdachte het gebouw ziet binnenkomen, de eerste deur aan de rechterzijde ziet binnen gaan, vervolgens de eerste deur aan de linkerzijde ziet binnengaan en daarna het pand met versnelde pas ziet verlaten. [25] Ter terechtzitting van 10 januari 2013 zijn voornoemde camerabeelden bekeken. De voorzitter heeft vastgesteld dat de man op de beelden uiterlijke overeenkomsten vertoont met verdachte en dat hij, nadat hij de gang in is gelopen en terug is gekeerd, een ruimte inloopt en vervolgens met versnelde pas naar buiten loopt. Het is moeilijk te zien of de betreffende persoon op dat moment iets in zijn handen heeft. [26]
Op basis van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die de mobiele telefoon van [benadeelde 5] op 7 juni 2012 uit het kantoor van het jongerencentrum in Zevenaar heeft weggenomen. De rechtbank heeft immers geen reden om te twijfelen aan de stelling van aangever dat zijn mobiele telefoon is weggenomen (dezelfde avond nog wordt aangifte gedaan en getuige [getuige 5] hoort/ziet meteen dat aangever zijn telefoon niet kan vinden), terwijl uit de camerabeelden blijkt dat verdachte - die ambtshalve door een verbalisant wordt herkend - nà zijn toiletbezoek het kantoor van [benadeelde 5] is binnengegaan en daarna met versnelde pas het pand verlaat. Op de camerabeelden is weliswaar niet te zien of verdachte bij het verlaten van het pand de mobiele telefoon van [benadeelde 5] bij zich droeg, maar de beelden sluiten dit ook niet uit. Verder bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat, anders dan [benadeelde 5] en [getuige 5] betogen, nog een ander dan de persoon die door de verbalisant wordt herkend als verdachte, rond de tijd van het wegnemen van de mobiele telefoon het kantoor van [benadeelde 5] in is gegaan. De enkele, niet nader onderbouwde stelling, van de raadsman van verdachte is daartoe onvoldoende. Temeer nu het pand, zoals [benadeelde 5] en [getuige 5] hebben beschreven, afgesloten was.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 juni 2012 te Zevenaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon Samsung Galaxy S2 toebehorende aan [benadeelde 5].
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Parketnummer 05/021234-12 [27]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen van het ten laste gelegde feit, omdat de tenlastelegging in overwegende mate zou zijn gebaseerd op de verklaring van [benadeelde 4] (hierna: [benadeelde 4]), terwijl deze als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven nu [benadeelde 4] volgens de raadsman haatdragend en wraakzuchtig is naar verdachte. De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben naar de mening van de raadsman nauwelijks iets gezien.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde feit, op grond van de aangifte en de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], bewezen kan worden geacht en merkt daarbij op dat de bewezenverklaring niet in overwegende mate is gestoeld op de verklaring van [benadeelde 4].
De beoordeling door de rechtbank
[benadeelde 4] heeft verklaard dat [verdachte] - die zij omschrijft als [signalement] - haar op 15 juli 2011 in Arnhem met gebalde vuist meermalen tegen het gezicht heeft geslagen en tevens, toen zij op de grond was beland, met zijn voet tegen haar hoofd heeft geschopt, waardoor zij pijn heeft ondervonden. [28] Verbalisant [verbalisant 2] heeft opgemerkt dat het, gezien de verklaring van [benadeelde 4] dat de dader “[verdachte]” heet en zij van hem een signalement heeft kunnen geven, gaat om de hem ambtshalve bekende verdachte. [29]
De verklaring van [benadeelde 4] vindt, voor wat betreft haar verklaring dat zij door verdachte is geslagen, naar het oordeel van de rechtbank op belangrijke onderdelen steun in de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3], zodat geen reden bestaat te twijfelen aan de geloofwaardigheid daarvan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2011 de haar bekende [verdachte] op de zorgzone bij de legale tippelbaan in Arnhem heeft gezien. [benadeelde 4] kwam overstuur binnen en [verdachte] kwam haar achterna, waarna hij begon te schreeuwen. Collega [getuige 3] zou [benadeelde 4] van hem hebben afgezonderd. Toen ze dachten dat [verdachte] weg was, is [benadeelde 4] weer naar buiten gegaan. [getuige 2] heeft haar collega [getuige 3] vervolgens horen roepen: “Ze wordt geslagen.”
Op het moment dat [benadeelde 4] naar binnen kwam, hoorde [getuige 2] [benadeelde 4] zeggen: “Mijn hoofd, mijn hoofd.” [30] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [benadeelde 4] op 15 juli 2011 bij de zorgzone in Arnhem is geweest en heeft gezegd dat [verdachte] er weer was en haar lastigviel. Even daarop heeft zij een vrouw horen roepen: “[getuige 3], kom naar buiten, hij heeft haar te pakken en slaat haar!!” [getuige 3] zag [verdachte] van de achterkant en zag dat hij met een arm naar achteren uithaalde om vervolgens hard naar voren te slaan. Ook hoorde ze [benadeelde 4] hard schreeuwen bij deze beweging. [benadeelde 4] is daarna naar binnen gekomen en vertelde dat [verdachte] haar geslagen heeft. [31]
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 15 juli 2011 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon te weten
[benadeelde 4], (met kracht) in/op/tegen diens gezicht heeft gestompt
/geslagen waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05/701834-12:
Diefstal.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05/701591-12:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/onbruikbaar maken.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/720939-12:
Mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/720939-12:
Belaging.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05/721552-12:
Diefstal.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05/021234-12:
Mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; en
  • de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
  • een uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst betreffende verdachte, gedateerd 2 juli 2013;
  • een rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, opgesteld door [psycholoog 1], GZ-psycholoog, [psychiater 1], psychiater in opleiding en [psychiater 2], psychiater, gedateerd 16 mei 2013;
  • een advies terugplaatsing in inrichting, van Reclassering IrisZorg Arnhem-Nijmegen, gedateerd 23 december 2012;
  • (beknopte) reclasseringsadviezen van Reclassering GGZ IrisZorg unit Arnhem, gedateerd 18 december 2012, 29 november 2012, 23 augustus 2012 en 14 juni 2012 en 21 december 2011;
  • een trajectconsult door [psychiater 3], psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Oost, gedateerd 17 december 2012;
  • een brief van de Ketenregisseur Veelplegeraanpak Arnhem, gedateerd 31 juli 2012;
  • een rapport van Pro Justitia, opgesteld door [psycholoog 2], klinisch psycholoog, gedateerd 24 juli 2012; en
  • een retourzending rapportageverzoek van Reclassering IrisZorg Arnhem-Nijmegen, gedateerd 21 maart 2012.
De strafmaat
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - vanwege de vele strafbare feiten - geëist dat verdachte (opnieuw) de ISD-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij het de enige mogelijkheid acht voor verdachte om na te denken of hij behandeling kan accepteren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich subsidiair, indien verdachte niet (zoals primair is bepleit) wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, op het standpunt dat verdachte een gevangenisstraf opgelegd dient te krijgen. Hij verzoekt verdachte op grond van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in elk geval op het moment van uitspreken van het vonnis direct in vrijheid te stellen. Het, voor een tweede maal, opleggen van de ISD-maatregel is volgens de raadsman niet zinvol. Naar zijn mening bestaan er contra-indicaties voor het opleggen van de maatregel en zijn de in het dossier aanwezige rapportages in dit kader niet bruikbaar omdat de deskundigen elkaar “napraten”.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft meermalen een diefstal gepleegd en heeft daarnaast ook een goed vernield.
Het handelen van verdachte getuigt van weinig respect voor het eigendom van anderen.
Verdachte heeft slechts gedacht aan zijn eigen belangen en zich niets aangetrokken van de onrust en overlast die hij anderen heeft bezorgd. De rechtbank acht dit zeer kwalijk.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen mishandelen, en daarnaast het belagen, van [benadeelde 4]. Ongetwijfeld heeft [benadeelde 4] zich, zoals ook blijkt uit haar verklaringen, door de houding van verdachte onveilig en in het nauw gedreven gevoeld. Verdachte is haar, zelfs na waarschuwingen van de zijde van de politie, blijven opzoeken. Dit rekent de rechtbank verdachte eveneens zwaar aan.
In het psychologische rapport betreffende verdachte van 24 juli 2012 wordt opgemerkt dat verdachte iedere vorm van beïnvloeding (bewust) afweert. De ISD-maatregel die hem in 2009 is opgelegd, heeft geen positieve behandelresultaten opgeleverd omdat verdachte de klinische behandeling afbrak. Verder is verdachte wel op zijn afspraken met de reclassering verschenen doch is hij als onbegeleidbaar ervaren. De rechterlijke machtiging die volgde op het ISD-traject leidde ertoe dat verdachte zes weken op een gesloten afdeling moest verblijven, maar ook daar liet hij geen hulpverlening toe. Zes weken na beëindiging hiervan werd verdachte aangehouden op verdenking van diefstal. De psycholoog acht, gelet op de sterk afhoudende opstelling van betrokkene, de mogelijkheid om verdachte ambulant te laten onderzoeken klein en verwacht dat een forensisch klinische observatie meer helderheid kan geven in de diagnostiek. In dit kader wordt verwezen naar een rapport van 4 maart 2009, waarin psychiater [psychiater 4] zou hebben ingeschat dat slechts een behandeling in het kader van terbeschikkingstelling uitvoerbaar zal zijn. Psycholoog [psycholoog 2] merkt op dat deze opmerking vooralsnog bevestigd wordt door het niet beïnvloedbare karakter van verdachte en merkt op dat, zolang de diagnostiek niet volledig duidelijk is, justitiële interventies gericht op de bescherming van de maatschappij de enige mogelijkheid zijn. Oplegging van ISD zal mogelijk wat handvatten bieden, maar hoogstwaarschijnlijk wederom weinig tot geen inhoudelijke veranderingen tot gevolg hebben, aldus psycholoog [psycholoog 2].
Mede gelet op voornoemde stelling dat terbeschikkingstelling mogelijk de enige optie is tot beïnvloeding van het gedrag van verdachte, en de uitleg en het advies van psycholoog [psycholoog 2] ter terechtzitting van 7 februari 2013, heeft de rechtbank reden gezien verdachte voor de duur van maximaal zeven weken ter klinische observatie op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum. In de hieruit voortvloeiende rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 16 mei 2013 wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een (door de onwelwillende houding van verdachte niet nader te duiden) ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, die reeds ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat het opleggen van terbeschikkingstelling thans te ver voert. Niettemin acht de rechtbank het spijtig dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan voornoemde observatie in het Pieter Baan Centrum, omdat dit mogelijk tot een gepaste oplossing had geleid voor het aanpakken van problematiek die verdachte steeds opnieuw tot delicten lijkt te brengen.
In de brief van de Ketenregisseur Veelplegeraanpak Arnhem van 31 juli 2012 staat dat het Casusoverleg Veelplegeraanpak Arnhem het standpunt heeft ingenomen dat op het opleggen van de ISD-maatregel moet worden aangestuurd en dat daarvoor een plaats voor verdachte is gereserveerd binnen PI [PI 2]. In het trajectconsult van 17 december 2012 wordt door psychiater [psychiater 3] geconcludeerd dat geen contra-indicaties bestaan voor het hernieuwd toepassen van ISD. Ook wordt in het meest recente reclasseringsrapport van 18 december 2012 geadviseerd de ISD-maatregel op te leggen. In dit rapport wordt voorts verwezen naar het reclasseringsrapport van 23 augustus 2012, waarin staat dat het recidiverisico (onverminderd) hoog wordt ingeschat en risico op letselschade aanwezig is voor vrienden/kennissen en willekeurige personen. Voor de stelling dat de deskundigen elkaar klakkeloos napraten, zoals de raadsman van verdachte lijkt te betogen, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.
De rechtbank overweegt dat de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en verdachte een stelselmatige dader is en in de vijf jaar voorafgaand aan de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten minstens drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Verdachte voldoet hiermee aan de voorwaarden die aan de oplegging van een ISD-maatregel worden gesteld.
De raadsman van verdachte heeft opgemerkt dat de eerste ISD-maatregel kennelijk niet heeft gewerkt zodat voor het opleggen van een tweede ISD-maatregel geen plaats is. Deze redenering treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte zich alsnog zal inzetten om voor zichzelf het maximale uit het ISD-traject te halen en medewerking zal verlenen aan behandeling waardoor het recidiverisico kan worden ingeperkt. Daarnaast strekt oplegging van de ISD-maatregel mede tot beveiliging van de maatschappij. Nu er, gezien de inhoud van de hiervoor besproken rapportages, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom delicten zal plegen, eist de veiligheid van personen en goederen ook om die reden het (opnieuw) opleggen van een ISD-maatregel.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de maximale duur van twee jaren opleggen. De rechtbank ziet, mede gezien het feit dat van behandeling in het ISD-traject vooralsnog niet veel te verwachten valt, anders dan de officier van justitie, reden om de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op deze twee jaren in mindering te brengen. Gelet op het voorgaande is een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde.
6a. De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde [benadeelde 5] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/721552-12 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.242,70. Blijkens de toelichting valt dit bedrag uiteen in een bedrag van € 396,95 voor de telefoon, € 26,75 voor een micro SD-kaart, € 580,- voor een portemonnee met geld en bonnen, € 5.100,- vanwege het verlies van sleutels die toegang geven tot de bossen van Nijmegen, € 81,50 voor een rijbewijs, € 7,50 voor bankpasjes en € 50,- voor het verlies van telefoonnummers en afspraken en dergelijke.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot een bedrag van € 423,70 toe te wijzen en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Voor het overige dient de vordering naar zijn mening niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen moet worden, nu hij heeft bepleit dat verdachte van het hem ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Subsidiair volgt hij de officier van justitie, omdat hij de slechts het verlies van de telefoon en de micro SD-card naar zijn mening de enige reële kostenposten zijn en ten aanzien van de telefoon een bedrag aan afschrijving in mindering dient te worden gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat slechts de schade die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde diefstal van de mobiele telefoon (Samsung Galaxy S2) in het kader van deze strafrechtelijke procedure in aanmerking komt voor vergoeding. Dit betekent dat de vordering van [benadeelde 5], voor zover deze ziet op schade voortvloeiend uit het verlies van een micro SD-card, een portemonnee met inhoud, sleutels, een rijbewijs en bankpasjes, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. In zoverre volgt de rechtbank de officier van justitie en de raadsman van verdachte dan ook in hun standpunt.
Ten aanzien van het verzochte bedrag van € 396,95 ter vergoeding van de weggenomen mobiele telefoon overweegt de rechtbank als volgt. De waarde van de telefoon is door
[benadeelde 5] met een tweetal stukken onderbouwd. Er bevindt zich een nota van KPN bij de stukken, waaruit blijkt dat op 9 augustus 2011 een Samsung Galaxy S2 is aangekocht met een waarde van € 209,95. Daarnaast is een factuur van 4 september 2012 bijgevoegd van Studentmobiel.nl, waaruit blijkt dat een Samsung i9100 Galaxy S2 Black is aangekocht en een bedrag van € 396,95 in rekening is gebracht voor het toestel, de BTW en verzendkosten.
Als uitgangspunt neemt de rechtbank de aankoopwaarde van de weggenomen mobiele telefoon, zijnde een bedrag van € 209,95. Naar redelijkheid brengt de rechtbank hierop vervolgens, voor de tien maanden dat [benadeelde 5] gebruik heeft kunnen maken van deze telefoon, naar rato (van de contractsduur van twee jaren) een bedrag aan afschrijving in mindering. De rechtbank stelt het bedrag van de geleden schade door het verlies van de telefoon naar billijkheid aldus vast op een bedrag van € 125,-. Voor dit bedrag zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank verklaart benadeelde niet-ontvankelijk in zijn vordering van een bedrag van € 50,- aan immateriële schade geleden door het verlies van telefoonnummers en afspraken. Hoewel het verlies van telefoonnummers en afspraken ongetwijfeld zeer ongemakkelijk is en voor irritatie zorgt, is dit leed, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, emotioneel en psychisch niet van zodanige aard dat daarvoor naar billijkheid nog een afzonderlijke vergoeding zou moeten worden toegekend.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 57, 63, 285b, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaartbewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van

2 (twee) jaren.

Bepaaltdat de tijd, die door de veroordeelde voor de ten uitvoer legging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
8a. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe:
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding:
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L. Tomassen, voorzitter, mr. W.A. Holland en mr. M.C. Gerritsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Gelderland-Midden, staf district, opgemaakte proces-verbaal dossier, met registratienummer PL078L 2012114290, gesloten op 28 november 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 12 en 13.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 12 en 13.
4.Snapshots, p. 19 en 20.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p.16 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Gelderland-Midden, staf district, opgemaakte proces-verbaal dossier, met registratienummer PL078L 2012113786, gesloten op 17 oktober 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het proces-verbaal van aangifte, p. 10 en 11.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 12.
9.Een geschrift, te weten een mutatierapport van 12 oktober 2012 06.59u opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6].
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Gelderland-Midden, staf district, opgemaakte proces-verbaal dossier, met registratienummer PL078C 2012065669, gesloten op 19 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
11.Het proces-verbaal van aangifte, p. 1.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 1.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p.1 en de bij het proces-verbaal gevoegde foto’s.
14.Het proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie.
15.De verklaring van aangeefster [benadeelde 4] ter terechtzitting van 7 februari 2013.
16.Het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer PL078C 2012065669-8).
17.Het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer PL078C 2012065669-10).
18.Het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer PL078C 2012065669-9).
19.Het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer PL078C 2012052518-2) met daarbij gevoegd de door verdachte ondertekende schriftelijke waarschuwing d.d. 8 mei 2012.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 3.
21.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 8] van de politie Gelderland-Midden, staf district, opgemaakte proces-verbaal dossier, met registratienummer PL0796 2012063735, gesloten op 20 augustus 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
22.Het proces-verbaal van aangifte, p. 3 en 4.
23.Het proces-verbaal van aangifte, p. 3 en 4.
24.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 9.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 11 en 12.
26.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 10 januari 2013.
27.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Gelderland-Midden, staf district, opgemaakte proces-verbaal dossier, met registratienummer PL079A 2011082844, gesloten op 6 januari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
28.Het proces-verbaal van aangifte, p. 1 en 3.
29.Het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer PL078C 2011082844-5).
30.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] p. 1 en 2.
31.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3], p. 1 en 2.