ECLI:NL:RBGEL:2013:2068

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
05/701929-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een stiefvader wegens ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefdochter

Op 31 juli 2013 heeft de Rechtbank Gelderland een 51-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, wegens het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefdochter. De feiten vonden plaats tussen 23 december 2004 en 23 december 2007, waarbij het slachtoffer, toen 12 jaar oud, werd blootgesteld aan ernstige seksuele misbruik door de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als stiefvader, een vertrouwenspositie had die hij ernstig had geschonden. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij openheid van zaken had gegeven over zijn daden. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange tijd die verstreken was sinds de feiten. De verdachte werd onder toezicht van de reclassering gesteld en moest zich laten behandelen voor zijn psychische problematiek. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat pas jaren later aangifte had gedaan. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701929-12
Datum zitting : 17 juli 2013
Datum uitspraak : 31 juli 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman: mr. G. Altena, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 23 december 2004
tot 23 december 2007 te Apeldoorn en/of te Zevenaar, in ieder geval in
Nederland,
met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum 2],
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 23 december 2004
tot 23 december 2007 te Apeldoorn en/of te Zevenaar, in ieder geval in
Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer],
geboren op [geboortedatum 2],
bestaande die ontucht in
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G. Altena, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. T. Henniphof, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Bewijsuitsluiting
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het verhoor van aangeefster in strijd met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2010A026) is opgenomen en ten gevolge daarvan dient te worden uitgesloten van het bewijs. In de aangifte wordt in tegenstelling tot andere processen-verbaal geen melding gemaakt van de omstandigheid of verbalisant [verbalisant] een bevoegd zedenrechercheur is. De verdediging neemt tot uitgangspunt dat aan de aanwijzing van twee zedenrechercheurs waarvan minimaal één bevoegd bij de aangifte niet is voldaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank ter terechtzitting geïnformeerd over de omstandigheid dat zij kort voor de zitting heeft geverifieerd of [verbalisant] een bevoegd zedenrechercheur was en dit aan haar is bevestigd. Zo nodig kan dit in een proces-verbaal van bevindingen worden vastgelegd. De aanwijzing is enkel geschonden door het ontbreken van de vermelding van de hoedanigheid van verbalisant [verbalisant] als bevoegd zedenrechercheur. Dit vormverzuim heeft geen gevolgen gehad voor de betrouwbaarheid van de aangifte en de officier van justitie stelt zich daarom op het standpunt dat aan het vormverzuim geen gevolgen dienen te worden verbonden. De aangifte kan voor het bewijs worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en neemt op grond van de mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting tot uitgangspunt dat bij het verhoor van aangeefster de verbalisant [verbalisant] een bevoegd zedenrechercheur was en daarmee aan de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2010A026) is voldaan.
In de aanwijzing staat voorts dat in ieder proces-verbaal van een zedenmisdrijf wordt vermeld of de betrokken verbalisant een bevoegde zedenrechercheur is.
De rechtbank stelt vast dat aan dit aspect van de aanwijzing niet is voldaan. Daarmee is echter geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Immers dit verzuim kan zonodig worden hersteld door het opmaken van een aanvullend proces-verbaal. Dit acht de rechtbank niet noodzakelijk. Niet is gesteld of gebleken dat het verhoor niet deskundig is afgenomen of een onbetrouwbaar resultaat heeft opgeleverd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangifte kan worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 24 t/m 32;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 48-49;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juli 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 23 december 2004
tot 23 december 2007 te Apeldoorn en te Zevenaar,
met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum 2],
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 23 december 2004
tot 23 december 2007 te Apeldoorn en te Zevenaar,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer],
geboren op [geboortedatum 2],
bestaande die ontucht in
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Eendaadse samenloop van
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en een ambulante behandeling bij Kairos. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernstige mate, de lange duur en de frequentie van het misbruik. Verdachte was de verantwoordelijke volwassene en had nooit tot misbruik mogen overgaan. Dit geldt te meer nu verdachte als stiefvader met een opvoedkundige taak een persoon behoort te zijn waarop een kind kan vertrouwen. [slachtoffer] is echter in haar eigen huis en bed misbruikt. De gedragingen van verdachte hebben daarmee het vertrouwen van [slachtoffer] geschaad. Verdachte heeft voorrang gegeven aan zijn eigen lustgevoelens. Ten slotte houdt de officier van justitie in het nadeel van verdachte rekening met de feitelijke druk die hij op [slachtoffer] heeft uitgeoefend om het misbruik stil te houden. In het voordeel van verdachte weegt de officier van justitie mee dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en open is geweest over het misbruik. Verdachte neemt tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen en positief is dat hij open staat voor een behandeling.
Het standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met het vormverzuim. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake is van eendaadse samenloop. Voorts heeft het tenlastegelegde ook gevolgen gehad voor verdachte. Hij is zijn baan kwijt en het contact met een aantal vrienden is verbroken. Het betreft gedragingen uit de periode 2004 tot en met 2007, waarbij het misbruik inmiddels bijna zes jaar geleden is geëindigd. De verdediging verzoekt de rechtbank een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling eventueel gecombineerd met een taakstraf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het –blanco- uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 10 juni 2013 en een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 27 juni 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De handelingen van verdachte bestonden onder meer uit het brengen van zijn geslachtsdeel in de vagina van [slachtoffer], het brengen van zijn geslachtsdeel in de mond van [slachtoffer], het likken van de vagina van [slachtoffer] en het zich laten aftrekken door [slachtoffer]. Dit betreffen vergaande ontuchtige handelingen. Het bewezenverklaarde vond plaats gedurende drie jaar en met een hoge frequentie. Toen het misbruik begon was het slachtoffer pas 12 jaar oud. [slachtoffer] was als stiefdochter aan de zorg van verdachte toevertrouwd en had moeten kunnen rekenen op liefde, bescherming en geborgenheid. Verdachte heeft echter ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en seksuele integriteit en geen rekening gehouden met de gevolgen voor [slachtoffer]. Verdachte heeft voorrang gegeven aan zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Het is immers algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog lange tijd ernstige nadelige psychische gevolgen van het misbruik kunnen ondervinden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak ook af te leiden uit de omstandigheid dat [slachtoffer] pas zes jaar na het misbruik openheid heeft durven te geven en aangifte heeft gedaan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte door opmerkingen “dat hij de bus wel tegen een boom zou zetten” feitelijk druk heeft uitgeoefend op [slachtoffer] om over het misbruik te zwijgen.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een forse gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat naast vergelding, ook een behandeling van belang is. Daarnaast houdt de rechtbank meer dan de officier van justitie, in het voordeel van verdachte rekening met zijn open houding bij de politie en ter terechtzitting, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank belangrijk is voor het verwerkingsproces van het slachtoffer. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat het gaat om eendaadse samenloop en verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf - zoals is bepleit door de verdediging - maar dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 55, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk vijf dagen na het onherroepelijke vonnis meldt bij Reclassering Nederland te Arnhem op telefoonnummer [telefoonnummer], waarna hij zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zolang en frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Forensisch Psychiatrische Polikliniek Kairos te Arnhem, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek. Veroordeelde zal zich daarbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Aldus gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2013.
Mrs. Kester-Bik en Damen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, divisie recherche, unit opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07AH 2012070693, gesloten op 7 december 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.