ECLI:NL:RBGEL:2013:2039

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
05-701744-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door dertienjarig meisje met jonge kinderen in Giesbeek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een dertienjarig meisje dat meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met drie jonge kinderen van 5 en 6 jaar oud in Giesbeek, gemeente Zevenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt, zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk betasten en aftrekken van de penis van de jongens en het betasten van de schaamstreek van een van de meisjes. De feiten vonden plaats in de periode van januari 2012 tot en met juni 2012.

De zaak kwam ter terechtzitting op 28 mei 2013 en werd vervolgd op 16 juli 2013. De verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. S.R. van Laar. De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft tijdens de zittingen zijn eis geformuleerd. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was en dat de verklaringen van de kinderen beïnvloed waren door hun ouders. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de kinderen authentiek en consistent waren, en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard, maar geen straf of maatregel opgelegd, gezien haar jonge leeftijd en de impact van de zaak op haar en haar familie. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte zijn veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelden. De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 77a en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Promis II
Parketnummer : 05/701744-12
Datum zittingen : 28 mei 2013 en 16 juli 2013
Datum uitspraak: 30 juli 2013
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
adres :
plaats : wonend op een bij de rechtbank bekend adres
raadsvrouw: mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand januari 2012 tot en met 7 juni 2012 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, (telkens) met [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], en/of [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3], en/of [benadeelde 3], geboren op [geboortedatum 4], en/of [benadeelde 4], geboren op [geboortedatum 5], en/of [benadeelde 5], geboren op [geboortedatum 6], en/of [benadeelde 6], geboren op [geboortedatum 7], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) opzettelijk ontuchtig
  • betasten/aftrekken van de penis van genoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of
  • betasten van de schaamstreek van genoemde [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of
  • naakt) op elkaar gaan liggen met genoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3]
en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] en/of
- zoenen van [benadeelde 1].

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 28 mei 2013 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem.
Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens geschorst tot 16 juli 2013, waarbij verdachte en haar raadsvrouw opnieuw zijn verschenen.
Na te noemen benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting door hun ouder(s), conform de wettelijke regeling, vertegenwoordigd.
  • [benadeelde 5]
  • [benadeelde 2]
  • [benadeelde 1]
  • [benadeelde 6]
  • [benadeelde 4]
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft ter terechtzitting van 16 juli 2013 zijn eis geformuleerd.
De raadsvrouw en verdachte hebben ter terechtzitting van 28 mei 2013 en vervolgens van 16 juli 2013 het woord ter verdediging gevoerd.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Ter terechtzitting van 28 mei 2013 heeft de raadsvrouw van verdachte in het kader van een preliminair verweer verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Aangezien de rechtbank op 28 mei 2013 op dit verzoek nog niet heeft beslist en een aanvulling op het dossier heeft verzocht, heeft de raadsvrouw ter terechtzitting van 16 juli 2013 haar verzoek herhaald en opnieuw toegelicht. Zij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
Bij de beoordeling van de vervolgingsbeslissing dient de officier van justitie, in ernstige zaken waar het minderjarige verdachten betreft, de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten. In de onderhavige zaak heeft de officier van justitie dit nagelaten, waardoor er sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde, waarbij de belangen van verdachte met grove veronachtzaming tekort zijn gedaan, hetgeen in strijd is met art. 3 en 40 IVRK. Zo is niet begrijpelijk waarom niet ook de vaders van de vermeende slachtoffers zijn gehoord. Voorts heeft het Openbaar Ministerie niet direct en niet geheel openheid van zaken gegeven door niet alle stukken over te leggen die van belang zijn voor het vormen van een oordeel. Daarnaast is door het bespreken van de zaak door de ouders onderling en met de kinderen en door de betrokkenheid van media mogelijk sprake van beïnvloeding van de betrokkenen, hetgeen van invloed is op de weging van het bewijs in het dossier. Verder merkt de verdediging op dat onvoldoende rekening is gehouden met de leeftijd waarop verdachte functioneert, dat de officier van justitie – gelet op de persoon van verdachte – ten onrechte geen contact heeft opgenomen met verdachte naar aanleiding van het eerste onderzoek door de politie dan wel in een later stadium, temeer nu de officier van justitie niet de beschikking had over het volledige dossier en hij de studioverhoren niet heeft beluisterd en meerdere ouders, de Raad voor de Kinderbescherming en verbalisanten meermaals hebben aangegeven dat een hulpverleningstraject meer gepast is dan een strafvervolging. De raadsvrouw stelt dan ook dat een strafvervolging niets zal toevoegen en dat de vraag rijst of het niet de volwassenen zijn die deze zaak geproblematiseerd hebben. Onbegrijpelijk is waarom alleen tegen verdachte en niet ook tegen een ander kind uit het dossier is opgetreden. Ten slotte merkt de verdediging op dat een zeer lange tijd is verstreken alvorens een vervolgingsbeslissing is genomen in deze zaak en dat de onderhavige strafzaak een grote impact heeft op verdachte en het gezin waar zij deel van uitmaakt.
De officier van justitie bestrijdt het standpunt van de raadsvrouw van verdachte. Volgens de officier van justitie heeft hij eerst alle rapportages omtrent de persoon van verdachte afgewacht alvorens een vervolgingsbeslissing te nemen en heeft hij dit tussentijds gecommuniceerd met de raadsvrouw van verdachte. Het afwachten van die rapportages verklaart ook het tijdsverloop. Dat de vaders van de vermeende slachtoffers niet tevens als getuige zijn gehoord, is een keuze van het onderzoeksteam geweest. Voorts volgt de officier van justitie de raadsvrouw niet in haar stelling dat het Openbaar Ministerie geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, aangezien alle stukken die door de verdediging en de rechtbank zijn verzocht, zijn overgelegd en het hem niet duidelijk is op welke overige stukken de raadsvrouw doelt. Of sprake is geweest van beïnvloeding van de getuigen, is een bewijsvraag die niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid. Met betrekking tot de vervolging van een ander kind dan verdachte merkt de officier van justitie op dat de bedoelde persoon een minderjarige betreft onder de leeftijd van 12 jaar, die daarom niet strafrechtelijk te vervolgen is. Met betrekking tot de impact van de strafzaak op verdachte en het gezin waar zij deel van uitmaakt, merkt de officier van justitie op dat dit evenzeer geldt voor de slachtoffers en hun familieleden. De officier van justitie concludeert op grond van het voorgaande tot verwerping van het verweer.
De rechtbank overweegt als volgt. De raadsvrouw van verdachte vraagt zich af waarom niet (ook) de vaders van de vermeende slachtoffers zijn gehoord. De rechtbank merkt hiertoe op dat het al dan niet horen van personen als getuige een keuze betreft die het Openbaar Ministerie vrijstaat. Overigens is gesteld noch gebleken dat het horen van deze vaders tot een andere onderzoeksrichting zou hebben geleid.
Ter terechtzitting van 28 mei 2013 heeft de rechtbank, overeenkomstig het verzoek van de verdediging, de officier van justitie opdracht gegeven om het dossier aan te vullen, onder meer met uitgewerkte verhoren die eerder uitsluitend in samengevatte vorm in het dossier waren opgenomen. De officier van justitie heeft hieraan voldaan. De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in haar stelling dat de officier van justitie niet alle stukken heeft overgelegd die van belang zijn om een oordeel te vormen. De raadsvrouw heeft niet onderbouwd welke stukken zij thans nog mist, zodat de rechtbank daarover geen oordeel kan vellen.
De vraag of en in welke mate de ouders en de kinderen elkaar over en weer hebben beïnvloed, mede door het inschakelen van de media, raakt de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. Dit dient dan ook eerst bij de inhoudelijke behandeling van de zaak te worden meegenomen en vormt geen grond om de officier van justitie het recht op vervolging te ontzeggen.
De verdediging stelt dat de officier van justitie niet de grootst mogelijk zorgvuldigheid heeft betracht bij de vervolgingsbeslissing. Het enkele feit dat verdachte functioneert op een lagere leeftijd dan haar kalenderleeftijd en dat een hulpverleningstraject voor verdachte meer geïndiceerd is dan een eventuele strafoplegging, behoeft niet zonder meer te leiden tot een beslissing om niet te vervolgen, omdat bij een vervolging ook andere belangen, zoals die van vermeende slachtoffers en de maatschappelijke onrust die is ontstaan, daarbij een rol kunnen spelen. Het hulpverleningstraject is zelfs al gestart, doch dit laat onverlet dat er andere strafrechtelijke doelen zijn die kennelijk een rol hebben gespeeld bij het Openbaar Ministerie.
De stelling dat de volwassenen de zaak mogelijk hebben geproblematiseerd is door de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd.
Met betrekking tot het verwijt dat verdachte is vervolgd en niet een andere kind dat mogelijk ook bepaalde strafbare gedragingen heeft gepleegd, stelt de rechtbank vast dat – zo dit andere kind al strafbare feiten zou hebben gepleegd – het een minderjarige betreft die de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt en derhalve, ingevolge artikel 486 van het Wetboek van Strafvordering, niet strafrechtelijk had kunnen worden vervolgd.
Ten aanzien van het tijdsverloop merkt de rechtbank op dat de ‘Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik’ de officier van justitie voorschrijft dat hij, na binnenkomst van een proces-verbaal met betrekking tot seksueel misbruik, binnen 60 dagen over de verdere vervolging beslist. De officier van justitie heeft erkend dat de beslissing niet binnen 60 dagen na binnenkomst van het proces-verbaal is genomen, maar hij heeft daarbij opgemerkt dat dit is gecommuniceerd met de verdediging en dat hij deze termijnoverschrijding noodzakelijk achtte, omdat hij eerst rapportages over de persoon van verdachte wilde afwachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie hiermee niet onzorgvuldig gehandeld.
Met betrekking tot de impact van de strafzaak op verdachte en het gezin waar zij deel van uitmaakt, merkt de rechtbank op dat een strafzaak in de regel een grote impact heeft op betrokkenen en met name in zaken waarbij minderjarigen betrokken zijn, hetgeen op zich geen reden vormt om af te zien van vervolging.
Alles overziend concludeert de rechtbank dat het verweer van de verdediging wordt verworpen en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
4. De beslissing inzake het bewijs [1]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de tenlastegelegde feitelijkheden die betrekking hebben op [benadeelde 4] en op [benadeelde 6] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. [benadeelde 4] verklaart in zijn studioverhoor warrig en weet eigenlijk niets meer, terwijl [benadeelde 6] tegenover haar moeder en oma zou hebben gesproken over verregaande seksuele handelingen waarover andere kinderen niets gezegd hebben. [benadeelde 6] is niet meer gehoord. Zij is mogelijk beïnvloed nadat zij met haar moeder naar een uitzending op de televisie over deze zaak heeft gekeken.
Met betrekking tot de feitelijkheden die verdachte zou hebben gepleegd bij en met [benadeelde 1], [benadeelde 3], [benadeelde 2] en [benadeelde 5] concludeert de officier van justitie dat deze wettig en overtuigend te bewijzen zijn. Hun verklaringen zijn authentiek, gedetailleerd, leeftijd adequaat en ondersteunen elkaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Zo is sprake van beïnvloeding van de ouders en de minderjarigen, hetgeen een grote invloed heeft op de weging van het bewijs in het dossier. Het dossier biedt onvoldoende inzicht in de wijze waarop de kinderen in eerste instantie hun verhaal hebben verteld, de reactie van de ouders daarop en de tijdspanne tussen die eerste verhalen en het verhoor bij de politie. Uit het dossier volgt tevens dat door ouders/familie in het bijzijn van de kinderen is gesproken over wat er zou zijn gebeurd en dat er sprake is geweest van sturing en het stellen van suggestieve vragen door de ouders. Een en ander maakt dat de verklaringen van de kinderen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, nog daargelaten dat hun verklaringen niet consistent en eensluidend zijn en de verklaringen van de ouders op wezenlijke onderdelen afwijken van de verklaringen van de kinderen. De studioverhoren van de kinderen dan wel de aangiftes van de betrokken ouders dienen derhalve te worden uitgesloten als bewijsmiddel, zodat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is en integrale vrijspraak dient te volgen.
Mocht de rechtbank het voorgaande verweer verwerpen, dan stelt de raadsvrouw van verdachte dat niet voldaan is aan het bewijsminimum zoals is neergelegd in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. Immers, de verklaringen die betrekking hebben op hetgeen verdachte verweten wordt, zijn telkens te herleiden tot slechts één bron, namelijk de verklaring van de minderjarige in kwestie. Tussen de intake, het doen van aangiften en de studioverhoren heeft veel tijd gezeten en gebleken is dat in de tussentijd meermalen in groepsverband is gesproken over de vermeende ontuchtige handelingen. Er is daardoor sprake van beïnvloeding van de kinderen, zodat de verklaringen van de betrokken kinderen onvoldoende steun vinden in sterk, innerlijk consistent en onafhankelijk ander bewijsmateriaal. Dit geldt te meer nu er geen forensisch bewijs is. Evenmin is gebleken dat er voorafgaand aan de beschuldiging daadwerkelijk sprake was van signalen van misbruik en is nagelaten om nader onderzoek door een deskundige te laten doen naar de betrouwbaarheid van de verklaringen. Nu het vereiste bewijsminimum niet wordt gehaald, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de minderjarige [benadeelde 6] merkt de verdediging op dat het dossier geen verklaring van de minderjarige zelf bevat nu het risico op beïnvloeding te groot was. Voorts is de belastende verklaring door de moeder van [benadeelde 6] afgelegd, nadat verdachte is gehoord en is verdachte niet met die bevindingen geconfronteerd. Voorts wordt de verklaring van de moeder van [benadeelde 6] niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel, zodat verdachte voor die feitelijkheden (partieel) dient te worden vrijgesproken.
Verdachte dient eveneens (partieel) te worden vrijgesproken van het betasten van de schaamstreek van [benadeelde 5]. De lezing van [benadeelde 5] wordt niet door overige bewijsmiddelen in het dossier ondersteund.
Over het naakt op elkaar liggen met [benadeelde 2], [benadeelde 1], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] merkt de verdediging op dat nergens uit kan worden opgemaakt dat het op elkaar liggen naakt zou zijn gebeurd. De lezing van [benadeelde 1] dat verdachte hem zou hebben gezoend wordt evenmin door overige bewijsmiddelen in het dossier ondersteund. Het voorgaande brengt mee dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Voorts merkt de verdediging op dat het de vraag is of hetgeen verdachte wordt verweten de kwalificatie ontuchtig kan dragen. Niet valt uit te sluiten dat elk vermeend ontuchtig contact vrijwillig experimenteergedrag van de kinderen is geweest. De leeftijd waarop verdachte functioneert, past hier ook bij.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ontuchtige handelingen die verdachte verweten worden ter zake [benadeelde 4] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. [benadeelde 4] heeft wel verklaard over handelingen van [verdachte] met andere kinderen, maar hij blijft daarbij vaag en verklaart niet overeenkomstig hetgeen verdachte ten aanzien van die kinderen is tenlastegelegd. Ten aanzien van handelingen van [verdachte] met hemzelf kan hij geen concrete invulling geven. [benadeelde 4] is ook niet zelf met zijn verhaal gekomen, maar zijn moeder heeft hem naar aanleiding van de informatie van de moeders van andere kinderen uit de klas laten halen. Toen [benadeelde 4] niet direct in aanwezigheid van de leerkracht zijn verhaal deed, heeft zijn moeder hem later gezegd dat zij trots op hem zou zijn als hij zou praten. Hij geeft vervolgens aan dat het zeker gaat over het stukje met [verdachte], met neuken. Zijn moeder zegt hem dat zij alleen maar trotser zou worden hoe meer hij zou vertellen. [2] In het studioverhoor geeft [benadeelde 4] aan niet te weten wat neuken inhoudt en verklaart hij evenmin over hetgeen ten laste is gelegd, namelijk het (naakt) op elkaar gaan liggen. [3]
Met betrekking tot [benadeelde 6] stelt de rechtbank vast dat zij niet meer is gehoord door de politie, omdat mogelijk sprake is van beïnvloeding nadat zij met haar moeder een uitzending op de televisie heeft gezien over hetgeen verdachte wordt verweten. Wat in het dossier resteert, zijn de verklaringen van de moeder en de oma die beide uit één bron voortkomen, naar zij zeggen [benadeelde 6]. Wat opvalt is dat de door hen verwoorde handelingen ernstiger zijn. Andere kinderen hebben de naam van [benadeelde 6] niet genoemd als het gaat om seksueel getinte handelingen van verdachte. Verdachte heeft voorts ter zitting aangegeven weinig met [benadeelde 6] te hebben opgetrokken. Er is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen ten aanzien van [benadeelde 6].
Verdachte wordt ook verweten dat zij ontuchtig (naakt) op [benadeelde 2] is gaan liggen. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat, voor zover verdachte op [benadeelde 2] heeft gelegen, dit naakt is gebeurd. [benadeelde 2] verklaart dat [verdachte] en zijzelf alle keren de kleren aan hadden. Het enkele op elkaar liggen betreft naar het oordeel van de rechtbank geen handelingen van seksuele aard die, gelet op de leeftijd van de betrokkenen, in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Verdachte dient dan ook van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen tenlastegelegd is met betrekking tot [benadeelde 4], [benadeelde 6] en [benadeelde 2].
Voorts wordt verdachte tenlastegelegd dat zij ontuchtig [benadeelde 1] heeft gezoend. Verdachte ontkent dit en verder bevat het dossier geen steunbewijs voor deze verklaring van [benadeelde 1].
Dit brengt mee dat de rechtbank verdachte ook zal vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk (naakt) op elkaar gaan liggen met [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of het ontuchtig betasten/aftrekken van de penis van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of het betasten van de schaamstreek van [benadeelde 5].
[benadeelde 1] verklaart in zijn studioverhoor dat [verdachte] (
verdachte) bij de bushalte en ook bij de speeltuin haar broek en onderbroek naar beneden deed en dan op hem ging liggen, waarbij hij op zijn rug lag en zij met haar buik op zijn buik. [benadeelde 1] heeft tevens verklaard dat [benadeelde 3] daar een keer bij is geweest. [benadeelde 3] had hem verteld dat [verdachte] bij hem hetzelfde heeft gedaan als bij [benadeelde 1], omdat [benadeelde 3], hoewel dat niet mocht van [verdachte], eventjes had gekeken. [4] [benadeelde 3] heeft verklaard dat eerst [verdachte] en [benadeelde 1] en vervolgens [verdachte] en [benadeelde 3] op elkaar hebben gelegen en dat [verdachte] haar broek en onderbroek omlaag had, dat je haar balhaartjes kon zien en dat [benadeelde 1] en hij dat niet leuk vonden. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] authentiek en leeftijd adequaat en ondersteunen zij elkaar op detailniveau dat verdachte met haar broek en onderbroek naar beneden, dus van onderen naakt, op hen heeft gelegen. De rechtbank heeft uit de stukken niet de overtuiging gekregen dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] zodanig beïnvloed zijn dat zij daardoor niet voor het bewijs zouden kunnen worden gebruikt. Uit het dossier blijkt immers dat [benadeelde 3] als eerste uit zichzelf aan zijn moeder heeft verteld dat er iets met [benadeelde 1] was gebeurd en dat hij moest kijken en niet veel later dat er ook iets met hem was gebeurd. Zijn verklaring stemt overeen met hetgeen hij later tijdens het studioverhoor verklaart. Nadat de moeder van [benadeelde 3] de moeder van [benadeelde 1] had gebeld, heeft [benadeelde 1] op de vraag van zijn moeder of er iets bij de bushalte is gebeurd eerst ontkend, maar uiteindelijk verteld dat [verdachte] iets bij hem had gedaan. Hetgeen hij later in het studioverhoor verklaart ondersteunt de verklaring van [benadeelde 3]. Het door [verdachte] met haar broek en onderbroek naar beneden op elkaar gaan liggen met [benadeelde 1] en [benadeelde 3] merkt de rechtbank aan als een ontuchtige handeling, aangezien het een handeling van seksuele aard betreft die gelet op de leeftijd van betrokkenen in strijd is met de sociaal-ethische norm. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (naakt) op elkaar is gaan liggen met [benadeelde 1] en [benadeelde 3].
[benadeelde 1] heeft in het studioverhoor tevens verklaard dat verdachte zijn broek en onderbroek naar beneden deed, dat zij vervolgens met haar hand aan zijn piemeltje zat en toen een paar keer naar voren en achteren schuivende bewegingen maakte. [6] [benadeelde 3] heeft hem verteld dat [verdachte] bij hem hetzelfde heeft gedaan als bij [benadeelde 1]. [7] [benadeelde 3] verklaart dat verdachte bij de bushalte met haar hand aan zijn piemel heeft getrokken en dat [benadeelde 1] daarbij was. [8] Ook heeft zij bij [benadeelde 1] getrokken aan zijn piemel. [9] [benadeelde 5] verklaart dat zij heeft gezien dat verdachte bij [benadeelde 1] in zijn piemel heeft geknepen. [10] Overeenkomstig hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen is zij van oordeel dat deze verklaringen authentiek, leeftijd adequaat en consistent zijn, elkaar op detailniveau ondersteunen en als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de penis van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] heeft betast/afgetrokken.
[benadeelde 5] heeft tijdens het studioverhoor verklaard dat verdachte in de speeltuin bij haar met haar hand in haar plasser heeft geknepen en dat daarbij geen anderen aanwezig zijn geweest, omdat die zich van [verdachte] moesten verstoppen [11] . De rechtbank acht de verklaring van [benadeelde 5] ook op dit onderdeel authentiek en leeftijd adequaat, mede doordat hetgeen zij heeft verklaard over hetgeen zij heeft waargenomen bij [benadeelde 1] overeenstemt met hetgeen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] op dat punt hebben verklaard. Hoewel haar verklaring niet wordt ondersteund door andere verklaringen doordat er mogelijk geen anderen bij aanwezig zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat haar verklaring voldoende steun vindt in de modus operandi van verdachte. Verdachte heeft immers soortgelijke handelingen verricht bij [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en uit de verklaringen van [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 5] blijkt dat verdachte er steeds zo veel mogelijk voor zorgde dat haar handelingen niet zichtbaar waren, onder meer door de struiken in te gaan en door [benadeelde 3] te vertellen dat hij niet mocht kijken als zij iets bij [benadeelde 1] deed. [12] Evenals [benadeelde 3] en [benadeelde 1] is [benadeelde 5] een stuk jonger dan [verdachte]. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de verklaring van [benadeelde 5] er geen sprake is van een zodanige beïnvloeding dat deze verklaring niet voor het bewijs zou kunnen worden gebruikt.
De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de verklaring van de moeder van [benadeelde 5], waaruit blijkt dat [benadeelde 5] op haar vraag of er in de buurt weleens wat is gebeurd uit zichzelf vraagt of haar moeder [verdachte] bedoelt, [benadeelde 5] vervolgens niets heeft willen verklaren op de vraag van [benadeelde 2] of [verdachte] bij [benadeelde 5] wel eens wat heeft gedaan en diezelfde avond op
7 juni 2013 is gaan vertellen over verdachte aan haar moeder, zonder dat is gebleken dat deze verklaring tot stand is gekomen als gevolg van sturing of door het stellen van suggestieve vragen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de schaamstreek van [benadeelde 5] heeft betast.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd op tijdstippen gelegen in de periode van de maand januari 2012 tot 7 juni 2012 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, met [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 5], die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaring van de moeder van [benadeelde 3] dat, gelet op het gedrag van [benadeelde 3], de ontuchtige handelingen zich al driekwart jaar tot een jaar af lijken te spelen [13] en de verklaring van de moeder van [benadeelde 1] dat uit zijn verhaal blijkt dat het misbruik mogelijk een jaar heeft geduurd [14] . De laatste gebeurtenis heeft op 6 juni 2012 plaatsgevonden, zo blijkt uit de verklaring van [benadeelde 3] als hij gehaast en bezweet bij zijn moeder komt en vertelt dat er iets gebeurd was met [benadeelde 1]. [15]
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op tijdstippen in de periode van de maand januari 2012 tot 7 juni 2012 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, met [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], en [benadeelde 3], geboren op [geboortedatum 4], en [benadeelde 5], geboren op [geboortedatum 6], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het telkens opzettelijk ontuchtig
  • betasten/aftrekken van de penis van genoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en
  • betasten van de schaamstreek van genoemde [benadeelde 5] en
  • naakt) op elkaar gaan liggen met genoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 3].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond ‘afwezigheid van alle schuld’, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte handelde uit onwetendheid en wist niet dat haar handelen strafbaar was, gelet op haar niveau van functioneren.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte de bewezenverklaarde handelingen veelal pleegde op een verborgen plek (in de bosjes) en dat zij de slachtoffers toevoegde dat zij niets tegen anderen mochten zeggen, omdat zij hen anders zou slaan of omdat zij anders door hun ouders zouden worden weggegeven. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte voldoende doordrongen was van het ongeoorloofde karakter van haar gedrag. Op grond van het voorgaande wordt het verweer verworpen.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.

7.De motivering van de sanctie(s)

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 16 juli 2013 gevorderd dat verdachte wordt schuldig verklaard zonder dat haar een straf wordt opgelegd.
De raadsvrouw van verdachte heeft – voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen – toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepleit. In dat kader heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de impact die de strafzaak heeft gehad op met name verdachte en haar familie, onder meer door alle media-aandacht. Zo waren zij genoodzaakt om te verhuizen en heeft verdachte zich, door alle spanningen en lange duur van de strafzaak, onvoldoende kunnen concentreren op school, waardoor zij een schooljaar moet overdoen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, te weten het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige buurtgenootjes. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer. Het is extra zorgelijk dat dergelijke feiten in de vertrouwde speelomgeving hebben plaatsgevonden. Voor zover zij besef hebben van het ontoelaatbare karakter van de handelingen heeft verdachte leed veroorzaakt bij haar slachtoffers. Ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen volgt dat de gedragingen van verdachte veel impact hebben gehad binnen de gezinnen van de slachtoffers en op de slachtoffers zelf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 april 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van de navolgende stukken betreffende de persoon van verdachte:
  • het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 2 april 2013 door [psychiater], kinder- en jeugdpsychiater;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 15 april 2013 door
  • het (ongedateerde) rapport naar aanleiding van een milieuonderzoek, verricht door
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,
d.d. 22 mei 2013.
De gedragsdeskundigen concluderen in hun rapportages dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een functioneren op licht zwakzinnig niveau. Aangezien verdachte ontkent, is het moeilijk zicht te krijgen op haar motieven, gedachten en gevoelens voorafgaande en ten tijde van het tenlastegelegde. Het is daarom, zonder te speculeren, niet mogelijk een relatie te leggen tussen de gebrekkige ontwikkeling en het tenlastegelegde. Zij onthouden zich dan ook van beantwoording van de overige gestelde vragen.
De Raad concludeert in zijn rapportage van 22 mei 2013 dat het hele gebeuren rond het vermeende misbruik ogenschijnlijk weinig heeft veranderd aan verdachte, haar uitstraling en haar houding. Er is echter veel veranderd in de zin van een andere woonplek en dus ook van andere contacten, meer gericht op leeftijdgenoten. School gaat moeizaam en een andere vorm van onderwijs lijkt noodzakelijk. Door haar beperkingen heeft zij moeite met het omgaan en uiten van emoties, empathie en is haar geweten nog onvoldoende ontwikkeld. Thuis heeft het gezin de draad weer opgepakt, na een min of meer gedwongen verhuizing en de werkloosheid van de vader. Zij ervaren nog wel erg veel druk vanuit de gemeenschap en via de sociale media.
De Raad meent dat verdachte op grond van haar beperkingen wel structuur, aansturing en duidelijkheid nodig heeft.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan geeft de Raad het volgende strafadvies. Wanneer verdachte inderdaad functioneert op het niveau van een 7-jarige, is strafoplegging eigenlijk niet aan de orde. Zij zal het niet begrijpen en het zal dus ook niet het gewenste effect hebben. Bovendien lijkt alleen hulpverlening iets wat kan bijdragen om recidive te voorkomen. De Raad is van mening dat de nadruk dient te worden gelegd op verplichte hulpverlening via het verzoek tot ondertoezichtstelling, waarbij het hele gezinssysteem baat zou kunnen hebben, en adviseert verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel niet passend is. De zaak heeft grote gevolgen gehad voor verdachte en haar familie. Voorts geeft het niveau waarop verdachte functioneert meer aanleiding om haar de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding te bieden, hetgeen inmiddels in gang is gezet, dan een straf of maatregel op te leggen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen nu de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De verdediging heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen. De raadsvrouw deelt het standpunt van de officier van justitie dat behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarnaast meent de verdediging dat de vorderingen onvoldoende onderbouwd en buitenproportioneel zijn.
[benadeelde 5]
Namens [benadeelde 5] is € 600,- immateriële schade en € 77,- materiële schade gevorderd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de 16 jaar) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag dat door de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid wordt vastgesteld op
€ 300,- aan immateriële schade en € 77,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2013. De rechtbank heeft voor de hoogte van het bedrag van de immateriële schade mede in aanmerking genomen de aard van de handelingen en de jonge (functionerings)leeftijd van verdachte en [benadeelde 5].
De vordering van de benadeelde partij heeft in zoverre betrekking op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt en aan wie deze gedraging in zoverre als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als haar leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. De ouders van de verdachte zijn tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De ouders van de verdachte worden veroordeeld die schade te vergoeden.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde, is het niet mogelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde 2]
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op handelingen die deze benadeelde ([benadeelde 2]) zouden zijn aangedaan, wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
[benadeelde 1]
Namens de minderjarige [benadeelde 1] is een voorschot gevorderd voor immateriële schade van
€ 7.500,-. Tevens is gevorderd vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de 16 jaar) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag dat naar redelijkheid wordt vastgesteld op € 300,- aan immateriële schade gelet op de bewezenverklaarde handelingen. De rechtbank heeft voor de hoogte van het bedrag van de immateriële schade mede in aanmerking genomen de aard van de handelingen en de jonge (functionerings)leeftijd van verdachte en [benadeelde 1]. De door de advocaat van de ouders van [benadeelde 1] genoemde uitspraken acht de rechtbank niet representatief, nu deze betrekking hebben op langdurig seksueel misbruik dan wel verkrachting.
Op grond van het voorgaande en de vordering van de benadeelde partij ter zake een proceskostenveroordeling worden de ouders van verdachte tevens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak nog moet maken, tot heden bepaald op 2 punten à € 60,-, hetgeen neerkomt op € 120,- .
De vordering van de benadeelde partij heeft in zoverre betrekking op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt en aan wie deze gedraging in zoverre als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als haar leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. De ouders van de verdachte zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De ouders van de verdachte worden veroordeeld die schade te vergoeden.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde, is het niet mogelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde 6]
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op handelingen die deze benadeelde ([benadeelde 6]) zouden zijn aangedaan, wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
[benadeelde 4]
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op handelingen die deze benadeelde ([benadeelde 4]) zouden zijn aangedaan, wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 77a en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaartbewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 5.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Bepaaltdat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaartde benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 6] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] ten dele toe.
-
Veroordeeltde ouders van de veroordeelde tegen kwijting aan de benadeelde te betalen € 377,- (driehonderdzevenenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2013.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] ten dele toe.
-
Veroordeeltde ouders van de veroordeelde tegen kwijting aan de benadeelde te betalen € 300,- (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
30 juli 2013.
-
Veroordeeltde ouders van de veroordeelde in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 120,- (honderdtwintig euro).
-
Wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Aldus gewezen door:
mr. I. de Waal-van Wessem, kinderrechter, als voorzitter,
mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2013.

Voetnoten

1.De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op:
2.’Verbatim’ uitwerking van de aangifte d.d. 6 juli 2012 van [naam 1], p. 10 e.v..
3.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het studioverhoor d.d. 2 augustus 2012 van [benadeelde 4], p. 1 t/m 27.
4.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 24 juli 2012 van [benadeelde 1], p. 43 e.v.
5.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 19 juli 2012 van [benadeelde 3], opgemaakt op 30 mei 2013.
6.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor 24 juli 2012 van [benadeelde 1], p. 59.
7.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 24 juli 2012 van [benadeelde 1], p. 50 en 51.
8.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 19 juli 2012 van [benadeelde 3], opgemaakt op 30 mei 2013.
9.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 19 juli 2012 van [benadeelde 3], opgemaakt op 30 mei 2013.
10.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 24 juli 2012 van [benadeelde 5], opgemaakt op 30 mei 2013.
11.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 24 juli 2012 van [benadeelde 5], opgemaakt op 30 mei 2013.
12.Het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 24 juli 2012 van [benadeelde 1], p. 48 en 51; het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 19 juli 2012 van [benadeelde 3], opgemaakt op 30 mei 2013; het ambtelijk verslag betreffende het studioverhoor d.d. 24 juli 2012 van [benadeelde 5], opgemaakt op 30 mei 2013.
13.Het ‘verbatim’ intakegesprek van [naam 2] d.d. 3 juli 2012.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2012, p. 27.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 10 juli 2012, p. 117