ECLI:NL:RBGEL:2013:1964

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
c05237191
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring huwelijk en erkenning buitenlands echtscheidingsvonnis in het kader van bigamie

In deze zaak verzoekt een man de rechtbank om het huwelijk met zijn vrouw nietig te verklaren, omdat zij ten tijde van hun huwelijk nog gehuwd was met een andere man. De vrouw, die oorspronkelijk uit de Filippijnen komt, was in 1972 gehuwd met de heer [H.]. In 1992 werd de echtscheiding tussen hen uitgesproken door het Superior Court of Guam, maar deze echtscheiding wordt niet erkend in de Filippijnen. De man stelt dat het huwelijk met de vrouw, dat in 1993 in Nederland werd gesloten, nietig is omdat de vrouw nog gehuwd was met de heer [H.]. De vrouw betwist dit en stelt dat het huwelijk rechtsgeldig is gesloten, omdat de echtscheiding in Guam geldig was en zij en de heer [H.] daarmee instemden.

De rechtbank oordeelt dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam in Nederland kan worden erkend, omdat de heer [H.] heeft ingestemd met de ontbinding van het huwelijk. De rechtbank concludeert dat de vrouw op het moment van het huwelijk met de man niet meer gehuwd was met de heer [H.], en dat er dus geen grond is voor de nietigverklaring van het huwelijk. Het verzoek van de man wordt afgewezen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Gelderland, waarbij de rechters de feiten en de juridische context zorgvuldig hebben gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van het echtscheidingsvonnis van Guam niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/237191 / FA RK 12-12858
Datum uitspraak: 22 mei 2013
beschikking
in de zaak van
[verzoeker](nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. W.J.P. Kweens te Nijmegen,
tegen
[verweerder](nader te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. I.P. Rietveld te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 4 december 2012;
  • een brief met bijlage namens de vrouw, ingekomen op 13 december 2012;
  • een brief met bijlagen namens de man, ingekomen op 14 december 2012;
  • een brief met bijlagen namens de man, ingekomen op 5 maart 2013;
  • een verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 12 maart 2013;
  • de pleitaantekeningen namens de man, overgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2013.
1.2
Gehoord ter terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2013:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat voornoemd;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
  • de officier van justitie.

2.De feiten

2.1
Uit de relatie tussen de man en de vrouw is in 1988 in de Filippijnen hun zoon [L.] geboren. De vrouw was toen nog gehuwd met de heer [H.], met wie zij op [datum] juli 1972 is gehuwd te San Juan, Metro Manilla, Filippijnen.
2.2
Op [datum] juni 1992 is de echtscheiding tussen de vrouw en de heer [H.] uitgesproken door het Superior Court of Guam.
2.3
Op [datum] juli 1993 zijn de man en de vrouw in de gemeente ’s-Gravenhage met elkaar gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden.
2.4
Bij beslissing van het Regional Trial Court te Las Piñas, Metro Manilla, Filippijnen, van [datum] maart 2004 is het huwelijk tussen de vrouw en de heer [H.] van aanvang af nietig verklaard (hierna te noemen: het annulment).
2.5
Bij latere vermelding van [datum] november 2004 is op de huwelijksakte van partijen vermeld dat de geslachtsnaam van de vrouw is gewijzigd van [H.] in [S.J.].
2.6
De vrouw heeft op [datum] oktober 2012 een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank Arnhem. Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van [datum] december 2012 is dit verzoek afgewezen.
2.7
De man heeft op [datum] januari 2013 een voorwaardelijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Oost-Nederland, thans rechtbank Gelderland.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het huwelijk tussen hem en de vrouw nietig te verklaren.
3.2
De man voert ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende aan. Ten tijde van de voltrekking van het huwelijk tussen partijen op [datum] juli 1993 was de vrouw nog gehuwd met de heer [H.]. In de Filippijnen is het niet mogelijk een huwelijk te laten ontbinden door echtscheiding. De vrouw heeft geprobeerd haar huwelijk met de heer [H.] te laten ontbinden door middel van een echtscheidingsprocedure te Guam, maar het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam van [datum] juni 1992 wordt in de Filippijnen niet erkend. Het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam kan in Nederland op grond van het bepaalde in artikel 10:57 BW evenmin worden erkend, nu de beslissing niet is verkregen na een behoorlijke rechtspleging en de rechtbank te Guam geen rechtsmacht toekwam. Voorts betwist de man dat de heer [H.] heeft ingestemd met de echtscheidingsprocedure te Guam en/of dat de heer [H.] zich bij de ontbinding van het huwelijk heeft neergelegd. De man stelt dat de vrouw en de heer [H.] hun huwelijk na de “Guam-scheiding” nog jaren in stand hebben gehouden. Hij meent voorts, onder verwijzing naar artikel 10:59 BW, dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam in Nederland niet kan worden erkend nu de erkenning van dit vonnis onverenigbaar is met de openbare orde.
Aangezien de vrouw op [datum] juli 1993 nog gehuwd was met de heer [H.] en partijen dus op grond van artikel 1:33 BW niet de vereisten in zich verenigden om een huwelijk met elkaar aan te gaan, dient het huwelijk van partijen nietig te worden verklaard, omdat het huwelijk strijdig is met de openbare orde, aldus de man. Hij verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1993, LJN: ZC1035. Het latere annulment van het huwelijk tussen de vrouw en de heer [H.] in 2004 verandert niets aan de omstandigheid dat er ten tijde van het huwelijk van partijen in 1993 sprake was van strijd met de openbare orde, omdat het moment van de huwelijkssluiting doorslaggevend is, aldus de man.
3.3
De vrouw voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat zij ten tijde van het huwelijk met de man in 1993 reeds was gescheiden van de heer [H.], zoals blijkt uit het echtscheidingsvonnis van de rechtbank Guam van [datum] juni 1992. Daarbij is sprake geweest van een behoorlijke rechtspleging, nu de vrouw en de heer [H.] daarbij zijn bijgestaan door een advocaat en de uitspraak is gedaan door een rechtbank. Dat deze echtscheiding niet wordt erkend in de Filippijnen, betekent niet dat deze niet kan worden erkend in Nederland. Bovendien hebben zowel de vrouw als de heer [H.] ingestemd met deze echtscheiding. De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen destijds rechtsgeldig is gesloten en niet na twintig jaar huwelijk nietig kan worden verklaard. Zij stelt dat het een poging van de man is om onder zijn alimentatieverplichting jegens de vrouw uit te komen en dat hij hoopt dat hij daarmee haar Nederlanderschap kan ontnemen en haar recht om in Nederland te verblijven.
3.4
De officier van justitie is van oordeel dat het echtscheidingsvonnis van [datum] juni 1992 van de rechtbank te Guam in Nederland kan worden erkend. Voor zover er twijfel bestaat over de rechtsmacht van de rechtbank te Guam, dan wordt dit gebrek hersteld indien blijkt dat de heer [H.] heeft ingestemd met de echtscheiding. Gebleken is dat de heer [H.] de echtscheiding bij de rechtbank in Guam heeft aangevraagd en dat er dus sprake was van een duidelijke wens om te scheiden. De officier van justitie meent daarom dat het verzoek van de man moet worden afgewezen.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1
De rechtbank is, anders dan de man, van oordeel dat de vraag of het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam in Nederland wordt erkend, moet worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 10:57 BW (voorheen artikel 2 van de Wet conflictenrecht ontbinding huwelijk) en niet aan de hand van het bepaalde in artikel 10:31 BW (voorheen artikel 5 van de Wet conflictenrecht huwelijk). Het bepaalde in laatstgenoemd artikel ziet immers op de erkenning van een buitenlands huwelijk in Nederland en dat is niet de vraag die thans voorligt. Dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam niet in de Filippijnen wordt erkend, doet daaraan niet af.
4.2
Ingevolge het eerste lid van artikel 10:57 BW wordt een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland erkend, indien zij tot stand is gekomen door een beslissing van een rechter of een andere autoriteit, aan wie daartoe rechtsmacht toekwam. Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel wordt een in het buitenland verkregen ontbinding van het huwelijk, die niet voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden, in Nederland echter ook erkend indien duidelijk blijkt dat de wederpartij hetzij tijdens de buitenlandse procedure uitdrukkelijk of stilzwijgend met die ontbinding heeft ingestemd, dan wel na afloop van de procedure in de uitspraak heeft berust.
Het bepaalde in artikel 10:57 BW komt overeen met hetgeen was bepaald in artikel 2 van de Wet conflictenrecht ontbinding huwelijk, welke wet in werking is getreden op 10 april 1981 en gold tot 1 januari 2012.
4.3
De rechtbank acht vooralsnog aannemelijk dat de rechtbank te Guam ter zake van de echtscheiding van de vrouw en de heer [H.] geen rechtsmacht toekwam, aangezien zij beiden de Filippijnse nationaliteit hadden, zij destijds niet woonachtig waren te Guam maar in de Filippijnen en zij overigens ook geen enkele band met Guam hadden. Op grond van het eerste lid van artikel 10:57 BW kan het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam derhalve niet worden erkend in Nederland.
4.4
Vervolgens moet beoordeeld worden of de heer [H.] tijdens de procedure te Guam met de ontbinding van het huwelijk heeft ingestemd dan wel na afloop van die procedure in de ontbinding heeft berust.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Blijkens het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam was de heer [H.] de eisende partij (“the plaintiff”) en was de vrouw de verwerende partij (“the defendant”). De vrouw heeft ter zitting meegedeeld dat zij en de heer [H.] voor de procedure te Guam samen één advocaat hadden en dat zij het erover eens waren de echtscheiding op die wijze te regelen. Voorts blijkt uit de door de vrouw overgelegde overeenkomst van [datum] oktober 1998, die tussen haar en de heer [H.] ten overstaan van een notaris in de Filippijnen tot stand is gekomen, dat zij en de heer [H.] een regeling hebben getroffen ter zake van de voormalige echtelijke woning, de inboedelzaken en persoonlijke eigendommen, de kosten voor het onderhoud en de opleiding van de kinderen en het overleg over belangrijke zaken die betrekking hebben op de kinderen, aangezien zij al enige tijd gescheiden leefden. Daarnaast blijkt uit het annulment van 2004 dat de heer [H.] daarbij de verzoekende partij was en de vrouw de verwerende partij.
Anders dan de man meent, kan naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat in de overeenkomst van 7 oktober 1998 wordt gesproken van “husband and wife”, “conjugal properties”, “conjugal partnership”en “conjugal dwelling” en uit de omstandigheid dat de vrouw pas na het annulment in 2004 haar geslachtsnaam heeft gewijzigd van [H.] in haar meisjesnaam, niet worden afgeleid dat de vrouw en de heer [H.] na de echtscheiding te Guam hun huwelijk nog jaren in stand hebben gehouden, zoals de man stelt en de vrouw betwist. Naar Filippijns recht was en is het immers niet mogelijk om te scheiden, zodat de vrouw en de heer [H.] in de Filippijnen toen nog steeds echtelieden waren en kennelijk als zodanig zijn aangeduid, waarbij de vrouw tot het annulment in 2004 de geslachtsnaam van de heer [H.] had. Dat betekent echter niet dat zij tot 1998 en/of daarna hun huwelijk in stand hebben gehouden. Uit de bewoordingen in de overeenkomst en het dragen van de geslachtsnaam [H.] door de vrouw kan evenmin worden afgeleid dat de heer [H.] niet heeft ingestemd met het echtscheidingsvonnis te Guam of daarin nadien niet heeft berust. De omstandigheden dat deze overeenkomst pas enige tijd na de echtscheiding te Guam is gesloten en dat de overeengekomen eigendomsoverdracht van de woning aan de vrouw feitelijk nog niet heeft plaatsgevonden, doen daaraan niet af. Ook de omstandigheid dat de vrouw, na de echtscheiding te Guam, de heer [H.] en de kinderen gratis in de voormalige echtelijk woning heeft laten wonen en periodiek geld overmaakte naar het gezin, betekent niet dat het huwelijk nog in stand was. De vrouw heeft immers, onvoldoende weersproken, gesteld dat zij na de echtscheiding nog een zorgplicht had tegenover de heer [H.] en de kinderen. Gelet op het voorgaande heeft de man tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende aannemelijk gemaakt en onderbouwd dat de vrouw en heer [H.] hun huwelijk na de echtscheiding te Guam nog jaren hebben voorgezet en dat de heer [H.] niet heeft ingestemd of heeft berust in de echtscheiding.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de heer [H.], zo hij niet tijdens de procedure te Guam heeft ingestemd met de ontbinding van het huwelijk met de vrouw, in ieder geval na afloop van die procedure in die ontbinding heeft berust.
4.5
De rechtbank is voorts van oordeel dat het beroep van de man op artikel 10:59 BW faalt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het onverenigbaar is met de openbare orde dat de echtscheiding ingevolge het vonnis van de rechtbank te Guam in Nederland wordt erkend boven een rechtsgeldig huwelijk in de Filippijnen, zoals de man betoogt. Artikel 10:59 BW ziet immers op de openbare orde in Nederland en niet op de openbare orde in de Filippijnen. Voorts is het in beginsel in strijd met de Nederlandse openbare orde wanneer een huwelijk niet kan worden ontbonden, indien één of beide echtgenoten dat wensen.
4.6
Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam van [datum] juni 1992 in Nederland wordt erkend. Dat betekent dat de vrouw toen zij op [datum] juli 1993 met de man in het huwelijk trad, niet meer was gehuwd met de heer [H.], zodat er geen grond is voor nietigverklaring van het huwelijk tussen de man en de vrouw.
Het verzoek van de man zal daarom worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, mr. E.J.M. van Engelen, rechter en mr. A.P. Vaatstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V.R. van Raaij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2013.