ECLI:NL:RBGEL:2013:1947

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
06/230039-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens mishandeling van partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn partner. De verdachte, die op 8 november 2012 in de gemeente Ermelo een mes gebruikte om zijn partner in haar been te steken, werd geconfronteerd met een tenlastelegging die opzettelijke mishandeling betrof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij in een black-out verkeerde, opzettelijk handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met enige kracht het mes in de richting van zijn partner heeft bewogen, wat leidde tot een verwonding. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, onder de voorwaarde dat hij zich in de proeftijd van twee jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en de psychologische toestand van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 547,34 werd vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is, en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/230039-12
Uitspraak d.d.: 30 juli 2013
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedag],
wonende te [adres],
raadsvrouw: mr. G.P. Lückens-van der Laan, advocaat te Ermelo.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2013, na verwijzing door de politierechter ter terechtzitting van 21 januari 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2012 in de gemeente Ermelo opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een mes althans een puntig en/of scherp voorwerp een of meer malen in een been heeft gesneden en/of gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 8 november 2012 omstreeks 23.44 uur is bij de politie de melding binnengekomen dat een vrouw in haar been was gestoken door haar partner.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (bewijs)verweer gevoerd en verdachte heeft bekend aangeefster te hebben gestoken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 9 november 2012 is aangifte [2] gedaan door [slachtoffer]. Zij heeft daarbij verklaard dat zij samenwoont met verdachte aan de[adres]. Op 8 november 2012 ging aangeefster rond 23:30 uur naar bed. Verdachte kwam enige tijd later ook in bed liggen. Aangeefster zag dat verdachte rechtop in bed ging zitten en voelde dat zij gesneden werd in haar been. Aangeefster voelde een snijbeweging, net boven haar rechterknie. Zij voelde pijn en voelde dat de snee begon te bloeden. Aangeefster zag dat het een snee van 2-3 cm was. Verdachte had een keukenmes in zijn rechterhand, met een lemmet van ongeveer 15 cm lengte. Hij liep naar de keuken en legde het mes op het aanrechtblad. Aangeefster heeft direct de politie gebeld en deelde hem dit mede. Hij reageerde in eerste instantie heel kwaad en wilde eerst haar telefoon afpakken.
Verdachte heeft verklaard [3] dat hij naar bed ging en een mes meenam om zichzelf te verwonden; dat deed hij de laatste tijd wel vaker. Hij had zijn mes naast het bed liggen en dacht “als ik het nu wel doe, dan word ik wel geholpen”. Aangeefster zei dat verdachte een ander huis moest zoeken. Zij kan heel hard zijn, aldus verdachte.
Hij heeft een black-out gehad. Volgens verdachte klopt de verdenking van mishandeling, maar is het onbewust gebeurd. Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat de verwonding niet per ongeluk is toegebracht in die zin dat hij in een bepaalde beweging aangeefster heeft geraakt zonder dat dat de bedoeling was. Met onbewust bedoelt verdachte dat het in een black-out heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte aangeefster met een mes (door het dekbed heen) in haar been heeft gestoken dan wel heeft gesneden en dat aangeefster als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen. De oppervlakkige steekwond is blijkens de verklaring van aangeefster genezen; een klein litteken resteert.
De vraag dient beantwoord te worden of sprake is geweest van opzettelijk handelen van verdachte. Verdachte heeft verklaard [4] dat hij een mes mee naar bed heeft genomen om zichzelf te verwonden. Hij heeft vervolgens een black-out gehad. Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard niet te hebben geslapen ten tijde van het steken dan wel snijden.
Naar het oordeel van de rechtbank moet op grond van vorenstaande bewijsmiddelen geconcludeerd worden dat verdachte met enige kracht het mes in de richting van aangeefster, die naast hem in bed lag, heeft bewogen om haar vervolgens door het dekbed heen met dat mes een verwonding toe te brengen. Een toevallige beweging met verwonding tot gevolg is dit volgens verdachte in elk geval niet geweest; de rechtbank acht dat ook niet aannemelijk. Integendeel, in voormelde zijwaartse beweging met het mes richting aangeefster welke beweging met enige kracht gepaard moet zijn gegaan, ligt naar het oordeel van de rechtbank het opzet op het toebrengen van een verwonding besloten.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat verdachte daadwerkelijk een black-out heeft gehad. Hierbij is van belang dat hij bij de politie wel gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over de periode direct voor en direct na het incident. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard niet eerder last te hebben gehad van bijvoorbeeld black-outs of psychoses.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 8 november 2012 in de gemeente Ermelo opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) met een mes eenmaal in een been heeft gesneden of gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Op 11 juli 2013 is een rapport psychologisch onderzoek uitgebracht door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, waarin is geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake lijkt te zijn geweest van een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken, thans in remissie. De aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis kan echter bevestigd noch uitgesloten worden. De onderzoeker heeft geen verklaring kunnen vinden of geven voor de door betrokkene geclaimde amnesie ten tijde van het gebeurde. De onmogelijkheid om het tenlastegelegde en de bijbehorende gevoelens, cognities en gedragingen met betrokkene te bespreken heeft ertoe geleid dat de onderzoeker onvoldoende zicht heeft gekregen op een eventueel verband tussen het ten laste gelegde en de gevonden psychopathologie. De mystificatie rondom zijn persoon, vermoedelijk samenhangend met zijn procespositie, speelt hierbij een grote rol. Dit alles heeft ertoe geleid dat de onderzoeker zich heeft onthouden van een uitspraak over een eventueel verband tussen de diagnose en het delict.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte een first offender is. Hij en aangeefster woonden al lange tijd samen en zijn nu ook weer bij elkaar. Voor het betalen van een geldboete heeft verdachte onvoldoende financiële middelen. Een werkstraf zou hij wel kunnen uitvoeren, zolang rekening wordt gehouden met zijn medische omstandigheden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, waarbij hij aangeefster letsel en schrik heeft toegebracht. Zij is daarbij in haar eigen huis en door haar eigen partner gestoken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
De reclassering heeft op 16 januari 2013 een advies uitgebracht waarbij onder meer is geconcludeerd dat de kans op recidive hoog lijkt omdat niet duidelijk is wat er is gebeurd met verdachte en evenmin hoe het komt dat hij zich niets zou kunnen herinneren van wat er is gebeurd. Er bestaat volgens de reclassering een risico op letselschade voor de partner van verdachte.
In eerdervermeld psychologisch onderzoek is overwogen dat, nu onvoldoende zicht bestaat op de relatie tussen de gevonden psychopathologie en wat verdachte ten laste is gelegd, geen uitspraken kunnen worden gedaan over risicofactoren. Ambulante ondersteuning van verdachte bij het richting geven aan zijn leven zou wenselijk zijn, mits verdachte en zijn partner zich gemotiveerd tonen en verdachte bereid is zichzelf meer te laten zien in therapie.
De rechtbank heeft ten slotte bij de beoordeling betrokken de LOVS-oriëntatiepunten waarin als uitgangspunt voor mishandeling met behulp van een slagwapen of kopstoot wordt genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Het gebruik van een steekwapen acht de rechtbank strafverzwarend, alsmede de omstandigheid dat het door verdachte gepleegde geweld in de huiselijke sfeer heeft plaatsgevonden.
Alles overwegende, en in aanmerking genomen het feit dat niet is gebleken van nieuwe strafrechtelijk relevante incidenten in de huiselijke sfeer, acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uur passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten pleegt zal verdachte, gezien de ernst van het onderhavige feit, daarnaast worden opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken, met een proeftijd van 2 (twee) jaar. Hieraan wordt alleen de algemene voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich in die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Voor oplegging van bijzondere voorwaarden acht de rechtbank geen termen aanwezig nu verdachte geen enkele hulpvraag stelt te hebben en de persoonsrapportage daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt. In de omstandigheid dat het geweld is gepleegd met een mes en in de huiselijke sfeer ziet de rechtbank aanleiding verdachte een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1637,34 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft betoogd dat de medische kosten, de reiskosten, de kosten voor vervanging van het slot en de ziektedagen van aangeefster voldoende zijn onderbouwd. Voor wat betreft de immateriële schade acht de officier van justitie een bedrag van € 300,00 redelijk. De officier van justitie heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet alle schade is onderbouwd. Omdat verdachte geen geld heeft, wordt verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt dat de gevorderde kosten voor vervanging van de sloten en de kosten van de vervolgafspraken bij de psycholoog onvoldoende zijn onderbouwd. De gevorderde reiskosten (€ 4,20), de kosten voor medicijnen (€ 15,83 + € 14,95), het arbeidsverlies (€ 110,17 + € 17,19) en de kosten van het eerste bezoek aan de psycholoog
(€ 85,00) zijn voldoende onderbouwd en komen voor toewijzing in aanmerking. Ook ziet de rechtbank aanleiding een bedrag van € 300,00 toe te wijzen voor immateriële schade. De rechtbank komt dan tot een schadevergoeding van € 547,34, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals in het navolgende vermeld.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel van de vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte en aangeefster hebben nog steeds dan wel weer een relatie met elkaar en de rechtbank acht het onder die omstandigheid niet opportuun de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Deze maatregel is immers bedoeld is om het slachtoffer de inning van de verschuldigde schadevergoeding uit handen te nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Mishandeling;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten een
werkstrafgedurende 100
(honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer], van een bedrag van
€ 547,34(waarvan € 4,20 reiskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2012 en waarvan € 15,83 kosten voor medicijnen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2012 en waarvan € 14,95 kosten voor medicijnen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2012 en waarvan € 110,17 kosten van arbeidsverlies vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
3 december 2012 en waarvan € 17,19 kosten van arbeidsverlies vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2012 en waarvan € 85,00 kosten van het eerste bezoek aan de psycholoog vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2012 en waarvan € 300,00 immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 november 2012) en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Welbergen, voorzitter, E.G. de Jong en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2013.
Mr. Van der Mei is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij proces-verbaal, nummer PL0612 2012154811, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Harderwijk, gesloten en ondertekend op
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 5
3.Proces-verbaal van inverzekeringstelling, pagina 18
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 15