ECLI:NL:RBGEL:2013:1832

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
06/940098-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. van Welbergen
  • C. Cremers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van man wegens stalking, bedreiging en openlijke geweldpleging

Op 23 juli 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Lichtenvoorde, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder stalking van zijn ex-vrouw, bedreiging met een mes en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De zaak kwam aan het licht na een melding op 23 februari 2012, waarbij de verdachte zijn ex-partner bedreigde met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de bedreiging, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer had veroorzaakt. De rechtbank legde als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte geen contact mocht opnemen met zijn ex-partner. De uitspraak is gedaan in het kader van de eerste aanleg, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft gewogen en de straffen heeft bepaald in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/940098-12
Uitspraak d.d.: 23 juli 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedag],
adres: [adres]
Raadsman: mr. R. Stam, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2012 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die[slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] (op korte afstand) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of
  • daarbij) deze[slachtoffer1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je lek, ik durf dit wel" en/of "Als je niet oppast, steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
  • daarbij) deze [slachtoffer2] dreigend de woorden toegevoegd:"Als je niet oppast, steek ik jou ook neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 januari 2011 tot en met 1 juli 2011 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig;
  • meermalen met een of meer (mobiele) telefoon(s) die [slachtoffer2] sms-jes met hinderlijke en/of bedreigende tekst(en) gestuurd en/of laten sturen, en/of
  • meermalen via/op één of meer Hyves-adres(sen) (internet) die [slachtoffer2] (een) hinderlijk(e) en/of bedreigend(e) bericht(en) gestuurd en/of laten sturen en/of op de Hyves-pagina van die [slachtoffer2] hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende tekst(en) aangebracht en/of laten aanbrengen, en/of
  • meermalen de voice-mail van die [slachtoffer2] met (een) hinderlijke en/of bedreigende tekst(en) ingesproken, en/of
  • meermalen die [slachtoffer2] op dier mobiele- en/of huistelefoon benaderd en/of (vervolgens) hinderlijke en/of bedreigende woorden toegevoegd, en/of
  • zich meermalen, althans eenmaal hinderlijk in de directe omgeving van die [slachtoffer2] opgehouden, en/of
  • meermalen, althans eenmaal familie en/of vrienden van die [slachtoffer2] opgezocht en/of geprovoceerd en/of benaderd, en/of
  • meermalen familie en/of vrienden van die [slachtoffer2] telefonisch en/of per/via mail (internet) benaderd en/of geprovoceerd;
(parketnummer 06.851102/11)
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 april 2011 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een ruit (van een woning), welk geweld bestond uit het gooien van een (kiezel)steen, althans een hard voorwerp tegen die ruit;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 april 2011 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [filiaal] en/of [slachtoffer2] en/of[slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 06.850862/11)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Feit 1
Op 23 februari 2012 kregen verbalisanten te melding te gaan naar [adres]. Aldaar zou [verdachte] (hierna: [verdachte]), voor de deur van zijn ex-partner [slachtoffer2] (hierna: [slachtoffer2]) staan en haar en haar vriend met een mes hebben bedreigd. Verbalisanten was bekend dat [verdachte] nog moest voorkomen inzake stalking van [slachtoffer2]. Ter plaatse troffen verbalisanten [verdachte] aan, die een mes op de grond liet vallen.
[verdachte] is ter plaatse aangehouden. [1]
Feit 2
Op 25 maart 2011 is een start gemaakt met de stalkingszaak. Na een periode waarin aangeefster [slachtoffer2] een dagboek heeft bijgehouden van de overlastgevende situaties heeft zij op 1 juli 2010 aangifte gedaan van stalking door haar ex-partner [verdachte]. [2] [3]
Feit 3
Naar aanleiding van een melding op 22 april 2011 ging de politie naar het adres [adres]. Ter plaatse troffen zij aangeefster [slachtoffer2] die vertelde dat haar
ex-partner [verdachte] en haar zus [zus slachtoffer2] zojuist een ruit van de woning hadden ingegooid. Diezelfde dag is [verdachte] aangehouden. [4]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte wegens gebrek aan bewijs dient te vrijgesproken van de onderdelen die betrekking hebben op de bedreiging van [slachtoffer2].
Voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, nu een klacht van het slachtoffer ontbreekt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het aan hem 3 tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu er te dien aanzien onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 23 februari 2012 heeft [slachtoffer2], wonende aan de [adres] , binnen de gemeente Oost Gelre, aangifte gedaan van bedreiging met een mes door haar ex-partner [verdachte]. Zij heeft verklaard dat zij die avond alleen thuis was toen zij hem buiten hoorde schreeuwen. Zij zag verdachte buiten staan. Vervolgens heeft zij haar vriend [slachtoffer1] (hierna:[slachtoffer1])gebeld.[slachtoffer1] is vervolgens gekomen. Toen zij de deur voor hem opendeed, stond [verdachte] nog voor de deur. Zij zag dat hij een mes in zijn rechterhand had. Hij klapte het uit en hield het op buikhoogte van[slachtoffer1]. [verdachte] en[slachtoffer1] stonden op dat moment bijna neus aan neus.[slachtoffer1] [5]
[slachtoffer1] heeft op 23 februari 2012 aangifte gedaan van bedreiging met een mes. Toen hij die avond bij de woning van [slachtoffer2] kwam, zag hij [verdachte] voor de voordeur staan. Hij heeft hem met dringende stem gevraagd weg te gaan. Dat deed [verdachte] niet. Hij zag dat hij een mes uitklapte.[slachtoffer1] stond nog geen meter van hem af.[slachtoffer1] had het idee dat verdachte hem met het mes wilde steken.
De verdachte heeft verklaard dat hij het mes, een stiletto, aan[slachtoffer1] liet zien. Hij hield het mes voor zich. Hij wilde er alleen mee dreigen. [6]
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 tenlastegelegde feit, behalve voor wat betreft de handelingen genoemd in de twee gedachtestreepjes. Immers, in het dossier is steeds slechts één verklaring (bewijsmiddel) te vinden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte de tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit. Zodoende is er niet voldaan aan het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven bewijsminimum. Dit geldt evenzeer voor de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer2]. De verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Feit 2
Op 1 juli 2011 heeft [slachtoffer2] aangifte gedaan van stalking door [verdachte]. In april 2009 heeft zij een relatie met hem gekregen en op 6 juli 2010 zijn zij getrouwd. Op
23 januari 2011 barstte de bom en heeft zij besloten om bij haar man weg te gaan. Vanaf
24 januari 2011 stalkt [verdachte] haar middels sms, mail, telefoon en op straat. Zij heeft meerdere malen met de politie gebeld. Haar advocaat heeft een brief opgesteld en aan [verdachte] verstuurd met daarin het uitdrukkelijke verzoek aan hem om op geen enkele wijze contact met haar op te nemen. Vanaf 21 maart 2011, het moment van het versturen van de brief, heeft [verdachte] haar meer dan 150 smsjes gestuurd en twintig tot dertig keer gebeld. Via een vriend van haar, [vriend slachtoffer2], heeft hij mails gestuurd. Ook heeft zij ongeveer veertien keer de politie gebeld omdat [verdachte] weer bij haar moeder, [vriend slachtoffer2] of buren aan de deur stond. Ook heeft hij op Hyves een account aangemaakt onder haar naam. [7]
[buurvrouw slachtoffer2] heeft verklaard dat wanneer [slachtoffer2] of buurman [vriend slachtoffer2] (hierna: [vriend slachtoffer2]) of de moeder van [slachtoffer2],[moeder slachtoffer2] (hierna: [moeder slachtoffer2]), op visite kwam, zij lastig gevallen werd door [verdachte]. Hij kwam dan voor het raam staan en schreeuwde: ‘Kom hier, ik krijg je nog wel, kom hier als je lef hebt’. Op 19 maart 2011 waren [slachtoffer2] en haar moeder op visite. Zij zagen dat [verdachte] achter over de muur keek. Hij riep met dreigende toon: ‘Als ik je op straat tegen kom dan pak ik je’. Ze hebben al vele malen de politie gebeld. [verdachte] gaat gewoon door. [8]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt het volgende:
Op 24 maart 2011 kregen wij de melding om te gaan naar de [adres], Aldaar zou melder [buurman slachtoffer2], echtgenoot van [buurvrouw slachtoffer2] en buurman van [verdachte], lastig zijn gevallen door [verdachte]. Dit omdat [slachtoffer2] en haar moeder daar op bezoek waren.
Op 27 maart 2011 werd er gebeld door [slachtoffer2]. Ze vertelde dat [verdachte] en haar zus [zus slachtoffer2] [verdachte] bij de woning van haar moeder stampij zouden maken. Beiden zouden op de ramen en deuren slaan. Collega’s troffen hen daar aan en hebben hen gevorderd weg te gaan.
Op 10 mei kregen wij de melding dat [verdachte] weer voor de deur van de moeder van [slachtoffer2] zou staan. Ter plaatse zagen wij dat verdachte stond te schreeuwen naar de moeder van [slachtoffer2].
Op 21 mei 2011 kregen wij een melding om te gaan naar [adres]. Ter plaatse zagen wij verdachte weer bij de woning staan. Op 9 juni 2011 stond hij er weer. Hij is op verzoek weggegaan. Op 20 juni 2011 stond hij weer aan de deur. Hem is weer verzocht weg te gaan. [9]
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat door [slachtoffer2] een dagboek is overhandigd aan de politie. De contactmomenten in het dagboek betreffende de overlastgevende en bedreigende situaties zijn daarin opgenomen, net als twaalf reacties van verdachte, enkel prints uit sociale media. [10]
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer2] op een gegeven moment van hem wilde scheiden. Hij wilde dat niet en heeft geprobeerd dat tegen te houden. Hij heeft vaker geprobeerd verhaal te halen om alles uit te praten. Ergens in maart heeft hij een brief van [slachtoffer2] gehad waarin stond dat hij op geen enkele wijze contact met haar, haar familie en vrienden mocht opnemen. Dat vond hij onzin. Daarna heeft hij geprobeerd met [slachtoffer2] te praten en heeft hij op allerlei manieren geprobeerd met haar in contact te komen, maar [slachtoffer2] wilde niets. [11]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 2 tenlastegelegde belaging.
De stelling van de raadsman dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een klacht als bedoeld in artikel 285b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ontbreekt, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht. Immers, blijkens het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 1994 (NJ 1994, 278) kan het bestaan van een klacht worden aangenomen indien wordt vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat vervolging zou worden ingesteld. Uit de aangifte van [slachtoffer2] blijkt dit laatste naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Feit 3
Op 22 april heeft [slachtoffer2] aangifte gedaan van vernieling. Die avond stond [verdachte] samen met haar zus [zus slachtoffer2] voor de woning van haar vriend [vriend slachtoffer2] in Lichtenvoorde. Zij hoorden hen schreeuwen. Op enig moment hoorde zij een knal. Er zat een gat in het grote woonkamerraam. Haar vriend en haar moeder hebben gezien dat [verdachte] met een kiezelsteen uit de tuin naar het raam gooide. [12]
[vriend slachtoffer2] heeft verklaard dat [verdachte] en [zus slachtoffer2] voor de deur stonden. Ze klepperden met de brievenbus en schreeuwden. Hij zag dat [verdachte] halverwege het pad stond en een kiezelsteen uit de tuin pakte en met kracht richting het raam van de woonkamer gooide. Hij hoorde dat de ruit hierdoor stuk ging. Er zat een gat en een barst in. [13]
[moeder slachtoffer2] heeft verklaard dat haar dochter [zus slachtoffer2] en [verdachte] voor de woning van [slachtoffer2] stonden. [verdachte] begon op de ramen te bonken. Op een bepaald moment zag zij dat [zus slachtoffer2] hem wegtrok. Vervolgens zag zij dat [verdachte] zijn hand naar achteren bracht en een gooi beweging maakte. Direct daarna hoorde en zag zij dat de ruit van de woonkamer kapot ging. Het was een harde knal. Direct daarna zag zij dat [zus slachtoffer2] en [verdachte] wegfietsten. [14]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 22 april 2011 samen met [zus slachtoffer2] voor de woning van [vriend slachtoffer2] heeft gestaan. Toen hij wegliep zag hij dat [zus slachtoffer2] een kiezelsteen oppakte en met kracht tegen de ruit van de woning gooide. [15]
[zus slachtoffer2] heeft verklaard dat zij een kiezelsteentje heeft gegooid. [16]
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen goederen. Immers, voor bewezenverklaring van het onder 3 primair tenlastegelegde feit kan in een geval als het onderhavige in het midden gelaten worden wie van beiden de steen heeft gegooid. Daarbij is van belang dat verschillende personen kennis hebben genomen van het wangedrag van de verdachte en zijn medeverdachte en zij elkaar daarbij hebben versterkt in hun handelen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 23 februari 2012 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, [slachtoffer1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die[slachtoffer1] (op korte afstand) een mes, getoond.
2.
hij op tijdstippen in de periode van 23 januari 2011 tot en met 1 juli 2011 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer2], met het oogmerk die [slachtoffer2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig;
  • meermalen met een of meer (mobiele) telefoon(s) die [slachtoffer2] sms-jes met hinderlijke en/of bedreigende tekst(en) gestuurd en/of laten sturen, en
  • meermalen via/op één of meer Hyves-adres(sen) (internet) die [slachtoffer2] (een) hinderlijk(e) en/of bedreigend(e) bericht(en) gestuurd en/of laten sturen en/of op de
  • meermalen de voice-mail van die [slachtoffer2] met (een) hinderlijke en/of bedreigende tekst(en) ingesproken, en
  • meermalen die [slachtoffer2] op dier mobiele- en/of huistelefoon benaderd en/of (vervolgens) hinderlijke en/of bedreigende woorden toegevoegd, en
  • zich meermalen, althans eenmaal hinderlijk in de directe omgeving van die
  • meermalen, althans eenmaal familie en/of vrienden van die [slachtoffer2] opgezocht en/of geprovoceerd en/of benaderd, en
  • meermalen familie en/of vrienden van die [slachtoffer2] telefonisch en/of per/via mail (internet) benaderd en/of geprovoceerd.
3.
hij op of omstreeks 22 april 2011 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, met een ander op of aan de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een ruit (van een woning), welk geweld bestond uit het gooien van een (kiezel)steen, tegen die ruit;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

Belaging.

Ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer2], alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meer feiten komt, aan de verdachte een werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Hiermee heeft hij de betrokkene schrik aangejaagd en heeft hij hem de nodige onrustgevoelens bezorgd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-partner. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar angst aangejaagd. De ervaring leert dat slachtoffers van belaging hiervan nog geruime tijd nadelige (psychische) gevolgen kunnen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 15 mei 2012. Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen goederen, waardoor er schade en overlast is ontstaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juni 2013 is de verdachte meermalen veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 5 juni 2013. In dit rapport wordt geadviseerd om de zaak af te doen zonder inzet van de reclassering.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met straffen zoals opgelegd in soortgelijke zaken.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Een proeftijd als door de officier van justitie geëist, komt de rechtbank bovenmatig voor. Immers, het betreffen relatief oude feiten en sindsdien is verdachte niet meer met politie en/of justitie in aanraking gekomen.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de aan de verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Zutphen van 8 mei 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, ten uitvoer zal worden gelegde, nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Nu ter terechtzitting van 9 juli 2013 is gebleken dat de verdachte ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 06/460542-08, niet (op de bij de wet voorgeschreven wijze) is opgeroepen, zal de rechtbank het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 141, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

Belaging.

Ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes (6) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende
algemenedan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
  • legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • legt als bijzondere voorwaarde op dat de veroordeelde:
  • geen (direct of indirect) contact zal hebben of opnemen met [slachtoffer2], wonende aan de[adres];
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten: een
werkstrafvoor de duur van
tweehonderd (200) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van honderd (100) dagen;
 verklaart ten aanzien van de
vordering na voorwaardelijke veroordeling, met parketnummer 06/460542-08,
het openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de vordering.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van Welbergen en Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2013.
Mr. Prisse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/940098-12
Uitspraak d.d.: 23 juli 2013
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,

[verdachte],

geboren op [geboortedag],
adres: [adres],
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. R. Stam, advocaat te Doetinchem, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Stamproces-verbaal, p. 5 e.v. van het betreffende proces-verbaal
2.Stamproces-verbaal, p. 3 e.v. van het betreffende proces-verbaal
3.Proces-verbaal van bevindingen met als bijlage het dagboek van [slachtoffer2], p. 22 e.v. van het betreffende dossier
4.Relaasproces-verbaal, p. 2 e.v.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer2], p. 26 e.v. van het betreffende dossier
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 40 e.v. van het betreffende dossier
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer2], p. 7 e.v. van het betreffende dossier
8.Proces-verbaal verhoor getuige [buurvrouw slachtoffer2], p. 15 e.v. van het betreffende dossier
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17 e.v. van het betreffende dossier
10.Proces-verbaal van bevindingen met als bijlage het dagboek van [slachtoffer2], p. 22 e.v. van het betreffende dossier
11.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 25 e.v. van het betreffende dossier
12.Proces-verbaal aangifte, p. 16 e.v. van het betreffende dossier
13.Proces-verbaal verhoor getuige[slachtoffer3], p. 23 e.v. van het betreffende dossier
14.Proces-verbaal verhoor getuige [moeder slachtoffer2], p. 29 e.v. van het betreffende dossier
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 34 e.v. van het betreffende dossier
16.Proces-verbaal verhoor verdachte [zus slachtoffer2], p. 37 e.v. van het betreffende dossier