In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die beschuldigd werd van ontucht met een 14-jarig meisje in Harderwijk. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaar had bereikt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de aangifte van de moeder van het slachtoffer, die op 16 augustus 2012 aangifte deed van seksueel misbruik. De verdachte werd op 21 augustus 2012 aangehouden en na het afleggen van een verklaring weer op vrije voeten gesteld.
De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldingsplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij Kairos. De verdediging pleitte voor een (deels voorwaardelijke) werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de omstandigheden van de zaak en de blanco strafblad van de verdachte.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit en dat dit feit strafbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 121 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden toegepast. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer en diens gezin, maar hield ook rekening met de schuldbewuste houding van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering.