ECLI:NL:RBGEL:2013:1700

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
AWB-13_1111
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en bewijsvoering kosten door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de herziening van de kinderopvangtoeslag. De verweerder heeft bij besluiten van 11 september 2012 de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2009 en de voorschotten over 2010 en 2011 herzien en op nihil vastgesteld. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat zij van mening is dat zij recht heeft op de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de jaren 2009, 2010 en 2011 gebruik heeft gemaakt van gastouderopvang, maar dat zij niet heeft aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt voor deze opvang. Verweerder heeft de te veel ontvangen bedragen teruggevorderd, wat eiseres betwist.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat eiseres niet de benodigde bewijsstukken heeft overgelegd om aan te tonen dat zij recht heeft op de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomsten die eiseres heeft overgelegd niet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de wetgeving. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van verweerder, voor zover het de herziening van de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2009 betreft, een motiveringsgebrek vertoont. Dit besluit is vernietigd en verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 944. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 44 aan haar vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/1111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[Eiseres 1] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. van der Burg),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: E. Hoekman).

Procesverloop

Bij besluiten van 11 september 2012 heeft verweerder de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag over 2009 en de voorschotten kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011 herzien en op nihil vastgesteld.
Bij besluiten van 13 september 2012 heeft verweerder de te veel ontvangen bedragen kinderopvangtoeslag over 2009 (€ 5.624,-), 2010 (€ 12.625,-) en 2011 (€ 2.915,-) teruggevorderd.
Bij besluit van 10 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiseres heeft in de jaren 2009, 2010 en 2011 gebruik gemaakt van gastouderopvang met tussenkomst van het gastouderbureau Bebegim. Voor deze jaren heeft zij kinderopvangtoeslag ontvangen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag nu zij niet heeft aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres voor de betreffende jaren geen overeenkomsten heeft overgelegd die voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Verweerder vordert derhalve alle over 2009, 2010 en 2011 aan eiseres uitgekeerde kinderopvangtoeslagen terug.
2. Eiseres kan zich hier niet in vinden en heeft beroep ingesteld. Op hetgeen zij heeft aangevoerd zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.
De beoordeling van het recht op kinderopvang is voor de jaren 2009 en 2010 gebaseerd op de Wet kinderopvang zoals deze destijds gold (hierna: Wko). De beoordeling van het recht op kinderopvang voor het jaar 2011 is gebaseerd op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: nieuwe Wko).
4.
Overeenkomstig artikel 5 van de Wko en artikel 1.5 van de nieuwe Wko heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen in de uitspraak van 22 juni 2011,
LJN: BQ8833, volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko en artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de nieuwe Wko, dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.
5.
Allereerst constateert de rechtbank dat ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2009 sprake is van herziening van de definitieve vaststelling. De mogelijkheden om een definitieve toekenning in het nadeel van de belanghebbende te herzien zijn in artikelen 20 en 21 van de Awir geregeld. Nu verweerder in het bestreden besluit heeft nagelaten kenbaar te toetsen of in het geval van eiseres sprake is van één van die mogelijkheden, bevat dit besluit een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit voor zover dat ziet op de herziening van de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2009 zal derhalve worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen.
6.
Ten aanzien van de herziening van de voorschotten kinderopvangtoeslag 2010 en 2011 overweegt de rechtbank als volgt.
7.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. Zij heeft immers geen betaalbewijzen overgelegd. Ter zitting heeft eiseres verklaard nog wel te beschikken over enkele betalingsbewijzen over 2010. De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat het aanbod van eiseres, deze betalingsbewijzen alsnog te overleggen, te laat is gedaan. Gesteld noch gebleken is dat eiseres deze betalingsbewijzen niet eerder aan verweerder heeft kunnen overleggen. De verklaring van eiseres, dat door Bebegim bedragen zijn verrekend tussen haar en de gastouder, leidt niet tot een ander oordeel, nu eiseres daarmee niet heeft aangetoond dat zij betalingen heeft verricht of kosten heeft gemaakt.
8.
Nu eiseres niet heeft aangetoond dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt, heeft verweerder reeds hierom terecht heeft besloten dat eiseres op grond hiervan niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011.
9.
Ten aanzien van de overeenkomsten overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag, indien geen sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko en artikel 1.52 van de nieuwe Wko. Uit artikel 18, eerste lid, van de Awir volgt dat degene die aanspraak op kinderopvangtoeslag maakt, desgevraagd een akte van zodanige overeenkomst met de gastouder overlegt. Er is geen sprake van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko en artikel 1.52 nieuwe Wko als die overeenkomst niet alle gegevens zoals vermeld in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling) bevat.
10. Eiseres heeft aan verweerder in de bezwaarfase drie overeenkomsten overgelegd. De eerste heeft als ingangsdatum 1 juli 2009 (hierna: overeenkomst 1), de tweede is gedateerd op 30 december 2009 (hierna: overeenkomst 2) en de derde is gedateerd op 1 augustus 2010 (hierna: overeenkomst 3).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de door eiseres aan verweerder overgelegde overeenkomsten die zien op de jaren 2010 en 2011 niet alle gegevens bevatten zoals vermeld in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling. Immers, in geen van de overeenkomsten zijn de adresgegevens van het betreffende kind vermeld en ontbreekt het uurtarief voor kinderopvang. Voorts is overeenkomst 1 niet gedateerd, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar ontbreekt en de duur van de overeenkomst ontbreekt. In overeenkomst 3 ontbreekt het aantal uren gastouderopvang per jaar.
Nadat verweerder ten aanzien van deze drie overeenkomsten heeft geoordeeld dat zij niet aan de vereisten voldoen, heeft eiseres in de beroepsfase opnieuw drie overeenkomsten overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit te laat is, nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet eerder over deze overeenkomsten kon beschikken. Voorts heeft verweerder op goede gronden mogen twijfelen aan de authenticiteit van de overeenkomsten, met name gelet op het feit dat, gelet op de dagtekeningen, er kennelijk meerdere overeenkomsten over dezelfde periode zijn gesloten, het feit dat de overeenkomsten zowel met pen als getypt zijn ingevuld, en de ervaring van verweerder dat gastouderbureau Bebegim vaker overeenkomsten aan ouders verstrekt die aanvankelijk niet aan de vereiste voldoen en vervolgens aan ouders, via de website van het bureau, alsnog achteraf een geconstrueerde overeenkomst verstrekt.
Op grond van het voorgaande heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kinderopvang in 2010 en 2011 krachtens een overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko dan wel artikel 1.5 van de nieuwe Wko, heeft plaatsgevonden en heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres ook hierom over de jaren 2010 en 2011 geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat eiseres weliswaar de dupe is geworden van het handelen van Bebegim, maar heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit voor rekening en risico van eiseres komt.
11.
Het betoog van eiseres, dat de primaire besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn, waardoor het voor haar niet mogelijk was om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen en er derhalve een onzorgvuldig besluit op dat bezwaar is genomen, slaagt niet, reeds vanwege het feit dat eiseres wel op inhoudelijke gronden bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten. Niet is gebleken dat zij daarbij door de korte motivering van die besluiten in haar belangen is geschaad.
12. Gelet op hetgeen onder 5. is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1). Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de herziening van de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag 2009;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 944;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 44 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Vogel, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.