Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[Eiseres 1] , te [woonplaats] , eiseres
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
LJN: BQ8833, volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko en artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de nieuwe Wko, dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat eiseres weliswaar de dupe is geworden van het handelen van Bebegim, maar heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit voor rekening en risico van eiseres komt.
12. Gelet op hetgeen onder 5. is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1). Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de herziening van de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag 2009;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 944;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 44 aan haar vergoedt.
mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken