In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij grootschalige drugssmokkel. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid hasjiesj in Nederland, in de periode van maart 2012 tot en met september 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 264,61 kilo hasjiesj heeft vervoerd en binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte heeft tijdens de zitting op 11 juni 2013 verklaard dat hij handelde uit financiële nood en dat hij als chauffeur van het drugstransport optrad. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de drugssmokkelorganisatie meegewogen in de strafmaat.
De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar en een proeftijd van twee jaren, alsook reclasseringscontact. De verdediging vroeg om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie. De rechtbank heeft deze omstandigheden in overweging genomen, maar ook het feit dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met de Opiumwet.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 427 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, met een proeftijd van drie jaren, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft bepaald dat de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis moet worden voltooid. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het melden bij de reclassering en medewerking aan huisbezoeken.