ECLI:NL:RBGEL:2013:1664

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
05/701715-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medepleger van grootschalige drugssmokkel met voorwaarden en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij grootschalige drugssmokkel. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid hasjiesj in Nederland, in de periode van maart 2012 tot en met september 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 264,61 kilo hasjiesj heeft vervoerd en binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte heeft tijdens de zitting op 11 juni 2013 verklaard dat hij handelde uit financiële nood en dat hij als chauffeur van het drugstransport optrad. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de drugssmokkelorganisatie meegewogen in de strafmaat.

De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar en een proeftijd van twee jaren, alsook reclasseringscontact. De verdediging vroeg om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie. De rechtbank heeft deze omstandigheden in overweging genomen, maar ook het feit dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met de Opiumwet.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 427 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, met een proeftijd van drie jaren, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft bepaald dat de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis moet worden voltooid. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het melden bij de reclassering en medewerking aan huisbezoeken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701715-12
Data zittingen : 19 februari 2013, 9 april 2013, 11 juni 2013
Datum uitspraak : 25 juni 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : (verdachte)
geboren op : (geboortedatum)
adres : (adres)
plaats : (woonplaats)
thans gedetineerd in P.I. (adres)
raadsvrouw : mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand maart 2012 tot en met 25 september 2012 te Gronsveld, gemeente Eijsden-Margraten en/of te Maastricht en/of te Amsterdam en/of te Culemborg en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of in Marokko, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (met een auto met kenteken x) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een grote hoeveelheid, ongeveer 264,61 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand maart 2012 tot en met 25 september 2012 te Gronsveld, gemeente Eijsden-Margraten en/of te Amsterdam en/of te Maastricht en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (met een auto met kenteken x) heeft vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk (in een auto met kenteken
x) aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid, zijnde ongeveer 264,61 kilo, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2013.
  • een schriftelijk bescheid, zijnde een bewijs van kentekenregistratie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, p. 1743;
  • een kennisgeving van inbeslagneming met bijlage, p. 3162-3174;
  • een proces-verbaal verwerking aangetroffen verdovende middelen, p. 143-169 (map forensische opsporing);
  • een proces-verbaal van verhoor van getuige 1, p. 1764-1766;
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van de maand maart 2012 tot en met 25 september 2012 te Gronsveld, gemeente Eijsden-Margraten en te Maastricht en in Marokko, opzettelijk met een auto met kenteken x binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een grote hoeveelheid, ongeveer 264,61 kilo, van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
‘Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met aftrek van de tijd doorgebracht in bewaring en in verzekering. Ook eist hij een gevangenisstraf voor de duur één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Van belang zijn onder andere zijn echtgenote en zijn vijf kinderen, van wie de oudste autistisch is en bijzondere zorg nodig heeft. De echtgenote van verdachte heeft geen eigen inkomen en beschikt nauwelijks over een sociaal vangnet waarop zij bij een mogelijke detentie van verdachte zou kunnen terugvallen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 maart 2013 en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 29 januari 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft opgetreden als chauffeur van een drugstransport. Hij heeft daarbij samengewerkt met anderen, die dit transport hebben georganiseerd. Het is de rechtbank bekend dat bij de smokkel van drugs veel geld wordt verdiend en ook verdachte zou voor zijn werkzaamheden betaald worden. De rechtbank rekent verdachte zijn rol aan. In het bijzonder weegt mee dat verdachte zijn vrouw en kinderen bij het transport heeft betrokken, door hen mee te laten rijden vanuit Marokko, in de hoop dat een gezin met kinderen zonder controles de verschillende grenzen zou kunnen passeren. Dat is gelukt, en pas in Nederland zijn de drugs in zijn auto gevonden.
Verdachte heeft gehandeld uit financiële nood, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard. Het is voor de rechtbank duidelijk dat hij in de organisatie die zich bezighield met drugssmokkel niet de grootste rol heeft vervuld. Dat weegt mee bij de bepaling van de straf.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank het niet opportuun dat verdachte terug gaat naar de gevangenis. Zijn echtgenote en kinderen zouden hierdoor in grote problemen komen te verkeren. Nu echter uit de documentatie blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, acht de rechtbank het noodzakelijk om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, bij wijze van stok achter de deur. Ook oordeelt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal een proeftijd van drie jaren opleggen, gelet op het strafblad en de huidige financiële situatie van verdachte.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 91, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 427 dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
240 dagenniet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd zal melden bij Stichting Reclassering Nederland (x), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
En voorts
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdentachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2013.