ECLI:NL:RBGEL:2013:1663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
05/701707-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op levensgezel met tbs en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man uit Lienden, die beschuldigd werd van moord op zijn levensgezel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2012, na een periode van kalm beraad, zijn vriendin heeft omgebracht door haar keel dicht te knijpen met een riem en haar pols in te snijden. De verdachte had voorafgaand aan de daad een afscheidsbrief geschreven, waarin hij en zijn vriendin samen besloten om een einde aan hun leven te maken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de vriendin op uitdrukkelijk en ernstig verlangen van haar kant haar leven had willen beëindigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, wat de kwalificatie van moord rechtvaardigt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, waarbij rekening is gehouden met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een autisme spectrumstoornis. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen aan de benadeelde partij, de echtgenoot van het slachtoffer, en de wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701707-12
Datum zittingen : 13 februari 2013 en 03 juli 2013
Datum uitspraak : 17 juli 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedag]
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
raadsvrouw : mr. M. Stoetzer- van Esch, advocaat te Lent.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, -de keel van die [slachtoffer] (langdurig) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, doordat hij, verdachte, een (broek)riem strak heeft aangebracht rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak heeft aangetrokken en/of aangetrokken heeft gehouden, en/of -de (linker) pols van die [slachtoffer] heeft ingesneden/ingekerfd en/of (deels) heeft doorgesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
of
hij op of omstreeks 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk het leven van [slachtoffer] op uitdrukkelijk en ernstig verlangen van die [slachtoffer] heeft beeindigd, door opzettelijk -de keel van die [slachtoffer] (langdurig) dicht te knijpen en/of dichtgeknepen
te houden, door een (broek)riem strak aan te brengen rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak aan te trekken en/of aangetrokken te houden, en/of - de (linker) pols van die [slachtoffer] in te snijden/kerven en/of (deels) door te snijden;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 03 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M. Stoetzer- van Esch, advocaat te Lent.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is samen met haar echtgenoot,[echtgenoot van benadeelde], ter zitting ter terechtzitting verschenen:
[benadeelde].
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 november 2012 heeft verdachte te Lienden, gemeente Buren, de keel van zijn vriendin, [slachtoffer], langdurig dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden door een broekriem strak rond de nek en keel van die Viegen aan te brengen en vervolgens genoemde riem strak aan te trekken en aangetrokken te houden. Tevens en daaraan voorafgaand heeft verdachte de linkerpols van [slachtoffer] tweemaal ingesneden [2] .Ten gevolge van de door voornoemde handelingen toegebrachte letsels is [slachtoffer] overleden [3] . Verdachte heeft tevens zijn eigen pols ingesneden en een mes in zijn onderbuik gestoken waardoor voor hem levensbedreigend letsel is ontstaan [4] .
Het doel dat verdachte daarmee had was eerst [slachtoffer] van het leven beroven en daarna zichzelf.
Op de tafel in de woning is de volgende handgeschreven afscheidbrief aangetroffen:
“Allemaal, wij hebben er geen zin meer in. Ons leven is op. Wij hebben samen besloten er een eind aan te maken. Geen werk meer, geen vertrouwen van een ieder. [slachtoffer] [verdachte]” [5] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat -kort samengevat- verdachte en[slachtoffer] beiden een uitdrukkelijk en ernstig verlangen hadden om hun leven te beëindigen en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het leven van[slachtoffer] op haar uitdrukkelijk en ernstig verlangen heeft beëindigd.
Beoordeling door de rechtbank
In essentie komt het er in deze zaak op aan of verdachte [slachtoffer] op haar uitdrukkelijk en ernstig verlangen van het leven heeft beroofd of wel dat daarvan geen sprake is geweest.
In het eerste geval moet gekwalificeerd worden naar het minder strafwaardige levensbeëindiging op verzoek”” (293 Sr), in het tweede gavel naar het zwaarder strafwaardige “moord (289 Sr)
Onder het bestanddeel “uitdrukkelijk en ernstig verlangen” moet ingevolge de Memorie van Toelichting op de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding
( Kamerstukken II 1998/99, 26691, nr.3) worden verstaan een ondubbelzinnig kenbaar maken van een serieuze, weloverwogen en duurzame wil, verbaal of non-verbaal, door iemand die geestelijk niet in de war is. Een eenmalig geuit verlangen is niet toereikend.
De rechtbank oordeelt het briefje met de zinsnede van de hand van[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) “ wij hebben samen besloten er een eind aan te maken” [6] in samenhang met de -weliswaar gedetailleerde- verklaringen van verdachte dat hij en [slachtoffer] samen hadden besloten een einde aan hun leven te maken [7] , onvoldoende om aan te nemen dat bij [slachtoffer] sprake is geweest van een ondubbelzinnig kenbaar gemaakte serieuze, weloverwogen en duurzame wil. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de eerste was die met het idee kwam om uit het leven te stappen en hij degene was die het niet meer zo zag zitten en dat hij [slachtoffer] heeft kunnen overtuigen. Haar eerste reactie was volgens verdachte immers geweest “dat zal wel meevallen, daar komen we wel bovenop” of zoiets [8] . Als de oorzaken die aan dit idee ten grondslag liggen, noemt verdachte zijn ontslag, de financiële problemen en het ontbreken van een goede relatie met de familie [9] . De rechtbank is evenwel niet gebleken dat [slachtoffer] deze problemen eveneens ervoer als onoverkomelijk. Weliswaar hebben verdachte en [slachtoffer], toen zij ongeveer een jaar geleden uit hun huis in [woonplaats] zijn gezet, tegen [benadeelde] gezegd dat ze overwogen hadden om tegen een boom te rijden om op die manier uit het leven te stappen [10] , maar de familieleden van [slachtoffer] hebben tegenover de politie verklaard dat zij niets hebben gemerkt van depressieve klachten bij [slachtoffer] en dat een doodswens niet in het beeld van haar paste [11] . Voorts hebben zowel familie als collega’s over de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte verklaard dat verdachte dominant en [slachtoffer] onderdanig en gemakkelijk te beïnvloeden was [12] . Voor zover getuigen hebben verklaard dat [slachtoffer] verstandelijke beperkingen had [13] , heeft de rechtbank hiervoor evenwel in de rapportages van het UWV betreffende de medische gesteldheid van [slachtoffer] [14] onvoldoende aanknopingspunten gevonden. Op basis van de voornoemde verklaringen acht de rechtbank wel voldoende aanwijzingen aanwezig dat [slachtoffer] volgzaam was. Voorts hebben zowel familie, vrienden als collega’s verklaard dat [slachtoffer] en verdachte gek waren op elkaar [15] .
Gelet op vorenstaande feiten in samenhang met de bevindingen van het triple-onderzoek waarin de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] als symbiotisch wordt omschreven [16] overweegt de rechtbank dat zij aannemelijk acht dat in de beleving van verdachte sprake is geweest van een serieus, weloverwogen en duurzame besluit van [slachtoffer]. Echter nu er naast het voornoemde briefje enkel de verklaring van verdachte is, oordeelt de rechtbank dit gelet op de vorenstaande omstandigheden onvoldoende om tot het bewijs te komen dat er bij [slachtoffer] sprake was van een serieus, weloverwogen en duurzaam besluit het leven te beëindigen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde “opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen beëindigen” niet wettig en overtuigend is bewezen.
Vervolgens.
In eerder genoemde beoordeling is dan de vraag aan de orde of de tenlastegelegde moord (impliciet subsidiair doodslag) kan worden bewezen.
De wijze waarop verdachte te werk is gegaan, te weten het plannen van de uitvoering van de levensbeëindiging, het schrijven van een afscheidsbriefje, het klaarleggen van de paspoorten, het innig afscheid nemen en vervolgens, nadat het snijden in de polsen niet lukte, [slachtoffer] tot tweemaal toe met een riem wurgen totdat ze niet meer ademde [17] , is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als kalm overleg en bedaard nadenken. Er is derhalve sprake van voorbedachte rade, zodat de tenlastegelegde moord wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, -de keel van die [slachtoffer] (langdurig) heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden, doordat hij, verdachte, een broekriem strak heeft aangebracht rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak heeft aangetrokken en aangetrokken heeft gehouden, en -de (linker) pols van die [slachtoffer] heeft ingesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft betoogd dat nu het primair tenlastegelegde niet de bestanddelen ‘op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen’ bevat de bewezenverklaring niet kan leiden tot een kwalificatie en verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank stelt evenwel vast dat er geen sprake is van primaire/subsidiaire tenlastelegging maar, na de wijziging op de terechtzitting van 8 mei 2013, van een alternatieve tenlastelegging. Het betoog van de verdediging treft derhalve geen doel.
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde moord zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar. Tevens dient aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verwijst naar de resultaten van het multidisciplinair triple-onderzoek waarbij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en sluit zich aan bij het advies om aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen met als voorwaarde klinische opname in een forensische behandelsetting met een hoog zorgniveau.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 31 mei 2013; en
 een beknopt reclasseringsadvies d.d. 30 januari 2013, betreffende verdachte;
 een reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 28 juni 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair gedragskundig triple-rapportage van drs.[psycholoog], klinisch psycholoog, drs. [psychiater], psychiater en[milieurapporteur], milieurapporteur gedateerd 14 maart 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Omdat verdachte de overtuiging had dat de problemen in hun leven dusdanig waren dat het leven voor hen beiden geen zin meer had, heeft hij in overleg met zijn vriendin [slachtoffer] een plan beraamd om een einde aan hun beider leven te maken. Vervolgens heeft hij dit uitgevoerd door [slachtoffer] en zichzelf in de pols te snijden en, nadat dit niet afdoende bleek, door [slachtoffer] met een riem te wurgen en zichzelf in de buik steken. Door deze handelingen is [slachtoffer] overleden en is bij verdachte levensbedreigend letsel ontstaan. De rechtbank oordeelt het zonder meer kwalijk dat verdachte geen hulp heeft gezocht ten einde uit de neerwaartse spiraal in hun leven te geraken en dat hij vervolgens [slachtoffer] het leven, het meest waardevolle bezit, heeft ontnomen vanuit zijn veronderstelling dat bij haar ook sprake was van een weloverwogen en duurzame wil haar leven te beëindigen. Verdachte heeft veel leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] en hij heeft met zijn gruwelijke wijze van handelen de rechtsorde ernstig geschokt.
Uit het hierboven genoemde multidisciplinaire rapport blijkt onder andere dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, namelijk een pervasieve ontwikkelingsstoornis (niet anderszins omschreven) Voorts staat in het rapport beschreven dat deze stoornis aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat verdachte het feit verminderd kan worden toegerekend.
De rechtbank is verder, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte dringend behandeling behoeft. De psychiater en de psycholoog hebben gerapporteerd dat om herhaling van delict te voorkomen het noodzakelijk is dat verdachte meer inzicht ontwikkelt in zijn stoornis, zich meer rekenschap geeft van zijn risicofactoren en vaardigheden ontwikkelt om zijn valkuilen (al dan niet met hulp) adequaat te hanteren. Zij overwegen als volgt: “Daarnaast is het van belang dat betrokkene intensief ondersteund wordt bij het realiseren van een stabiele maatschappelijke inbedding. Betrokkene heeft blijvende beperkingen op vrijwel alle levensgebieden ( huisvesting, dagbesteding, sociaal netwerk, financieel beheer) en moet niet in staat worden geacht de huidige problemen zelfstandig het hoofd te kunnen bieden. Gezien de ernst van bovenstaande en het daaraan gerelateerde delictrisico, achten ondergetekenden een klinische behandeling aangewezen. Het accepteren en verwerken van ( de consequenties van) de diagnose zal tijd vergen. Binnen een behandeling zal van betrokkene gevraagd worden om problemen onder ogen te zien, waarvoor hij gewend is weg te lopen. Het uitbreiden van vaardigheden en het realiseren van een stabiele maatschappelijke inbedding, kan slechts bereikt worden middels een intensieve, gespecialiseerde en langdurige behandeling. (...) Op grond van het boevenstaande adviseren ondergetekenden betrokkene de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. Als voorwaarden adviseren wij een klinisch opname in een forensische behandelsetting met een hoog zorgniveau.”
De rechtbank hecht er aan, voorop te stellen, dat de ernst van het feit op zich zonder meer voldoende aanleiding geeft aan verdachte een (zeer) langdurige gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is echter anderzijds van oordeel dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zwaarder gewogen moet worden dan het vergeldingsbelang en dat in die belangafweging het belang van een goede behandeling zoals door de deskundigen geadviseerd zwaarder moet wegen dan het belang van vergelding.
Hoewel naast de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden ‘slechts’ een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar kan worden opgelegd, is de rechtbank gelet op het bovenstaande van oordeel dat het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en geboden is.
De rechtbank is van oordeel dat in casu sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zoals vermeld in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft bij voornoemd onderzoek alsmede ter terechtzitting verklaard dat hij zich graag onder behandeling wil laten stellen binnen een forensische psychiatrische kliniek. Nu voorts voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden daartoe, zal de rechtbank een tbs met voorwaarden opleggen.
Gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat het feit verdachte wel, zij het verminderd, kan worden toegerekend, zal de rechtbank naast de maatregel van tbs met voorwaarden, aan verdachte tevens een gevangenisstraf opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.500,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] tot betaling van het bedrag van € 1.500,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van [benadeelde] zal als niet betwist in haar geheel worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 november 2012, het moment van het ontstaan van de schade.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 38, 38a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde
ter beschikking wordt gesteld enstelt daarbij de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van tbs gestelden;
  • veroordeelde zal zich melden bij de reclassering van het Leger des Heils, Frombergstraat 1 te Arnhem, en zal zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tijdens de klinische fase zal veroordeelde door de reclasseringswerker in de kliniek bezocht worden;
- veroordeelde zal zich bij in ingaan van de TBS met voorwaarden laten opnemen in FPK De Boog of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- veroordeelde vanaf het moment dat zijn opname ingaat, in een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, zal verblijven en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dit nodig acht, waarbij veroordeelde medewerking verleent aan urineonderzoeken, om veroordeelde daarop te controleren;
- veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 1.500 (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 1.500 (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. L.C.P. Goossens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL083 2012110397, gesloten op 16 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 35-36
3.Een schriftelijk bescheid in de vorm van een NFI-rapport ‘pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 6 mei 2013 (forensisch dossier), p.168.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 36, stamproces-verbaal forensische opsporing p. 4-5, 151.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 35, stamproces-verbaal forensische opsporing p. 4.
6.Proces-verbaal van relaas p. 6. schriftelijk bescheid, te weten Vergelijkend handschriftonderzoek afscheidsbrief “[slachtoffer] en [verdachte]”.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 35-36 en p. 41., verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2013.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 35 en 40, 41.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 35 en 41, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2013.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde], p. 103
11.Proces-verbaal van verhoor getuige[echtgenoot van benadeelde], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, tweede en vierde pagina; proces-verbaal van [betrokkene], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, tweede pagina.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, derde pagina; proces-verbaal van verhoor getuige J. Heikamp p. 108-109, proces-verbaal van verhoor getuige E. van Espelo p. 125.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige[echtgenoot van benadeelde], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, derde pagina; proces-verbaal van [betrokkene], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, tweede pagina.
14.Schriftelijke bescheiden, te weten twee rapportages van de arbeidsdeskundigen d.d. 27 september 2006 en 26 oktober 2006.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige[echtgenoot van benadeelde], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, vierde pagina, Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], afgenomen door de rechter-commissaris op 9 april 2013, derde pagina.
16.Schriftelijk bescheid, te weten een multidisciplinair gedragsdeskundig tripel-onderzoek p. 40-41
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 35, 36, 40, 41, 42, 46, de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2013.