ECLI:NL:RBGEL:2013:1519

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
05/720171-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs voor poging tot moord en veroordeling voor opzettelijk brandstichten met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. De verdachte had op 26 maart 2013 in Overasselt een Molotovcocktail door de ruit van de woning van zijn buren gegooid, met de intentie om hen te bedreigen. Tijdens de zitting op 26 juni 2013 verklaarde de verdachte dat hij handelde uit een impulsieve gemoedstoestand, veroorzaakt door eerdere trauma's. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van poging tot moord, omdat de verdachte niet met voorbedachte rade had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien, wat leidde tot de vrijspraak voor het eerste feit. Echter, de rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat resulteerde in schade aan de woning en goederen van de buren. Gezien de geestelijke toestand van de verdachte, die leed aan schizofrenie, werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging en werd er een maatregel tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720171-13
Datum zitting : 26 juni 2013
Datum uitspraak : 10 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedag]
thans gedetineerd in : Penitentiair Psychiatrisch Centrum Vught.
Raadsman : mr. C.C.J.M. Weijers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te Overasselt, in de gemeente Heumen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en/of met voorbedachte rade van het leven te beroven [slachtoffer1] en/of[slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], en met dat opzet (in de vroege ochtend van die 26e maart 2013 omstreeks 03.00 uur) meermalen, althans eenmaal, (een) (brandende) Molotovcocktail(s) door/tegen de ruit van de/een deur van de woning(gelegen aan de[adres]), waar die [slachtoffer1] en/of[slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] woonachtig is/zijn, heeft gegooid geworpen en/of (vervolgens) benzine, althans een (zeer) brandbare/explosieve stof, door het in de ruit van genoemde deur ontstane gat heeft gegoten/gesprenkeld terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te Overasselt, in de gemeente Heumen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning (gelegen aan de [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk meermalen, althans eenmaal, de (vlam) van een aansteker bij (een) in een benzine en/of lampenolie, althans een (zeer) brandbare stof, gedrenkte sok/lap/doek, welke in een met benzine, althans een (zeer) brandbare/explosieve stof, gevulde fles was gestoken/gedrukt(een zogenaamde Molotovcocktail), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine en/of lampenolie, althans met (een) (zeer) brandbare/explosieve stof(fen) en/of vervolgens genoemde brandende (zogenaamde) Molotovcocktails tegen/door het glas van de/een deur van voornoemde woning gegooid/geworpen en/of (vervolgens) benzine, althans een (zeer) brandbare/explosieve stof, door het in de ruit van genoemde deur ontstane gat heeft gegoten/gesprenkeld, ten gevolge waarvan het zich achter genoemde deur bevindende halletje van voornoemde woning en/of de zich in dat halletje bevindende goederen (te weten een deurmat en/of de deur en/of een paar laarzen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of de zich in het halletje bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer3] en/of[slachtoffer2] en/of [slachtoffer1], in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te Overasselt, in de gemeente Heumen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing te weeg te brengen in een woning (gelegen aan de[adres]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of de zich in het halletje bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer3] en/of[slachtoffer2] en/of [slachtoffer1], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet toen aldaar opzettelijk meermalen, althans eenmaal, de (vlam) van een aansteker bij (een) in een benzine en/of lampenolie, althans een (zeer) brandbare stof, gedrenkte sok/lap/doek, welke in een met benzine, althans een (zeer) brandbare/explosieve stof, gevulde fles was gestoken/gedrukt(een zogenaamde Molotovcocktail), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine en/of lampenolie, althans met (een) (zeer) brandbare/explosieve stof(fen) en/of vervolgens genoemde brandende (zogenaamde) Molotovcocktails tegen/door het glas van de/een deur van voornoemde woning gegooid/geworpen en/of (vervolgens) benzine, althans een
(zeer) brandbare/explosieve stof, door het in de ruit van genoemde deur ontstane gat heeft gegoten/gesprenkeld, ten gevolge waarvan het zich achter genoemde deur bevindende halletje van voornoemde woning en/of de zich in dat halletje bevindende goederen (te weten een deurmat en/of de deur en/of een paar laarzen), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C.J.M. Weijers voornoemd.
Als benadeelde partij is mevrouw[slachtoffer2] ter terechtzitting verschenen. Voorts hebben zich als benadeelde partijen schriftelijk in het geding gevoegd de heer [slachtoffer3] en de heer [slachtoffer1].
De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft op 26 maart 2013 ten overstaan van de politie verklaard dat hij brand heeft gesticht in de woning van zijn “buurjongen” die hem, toen verdachte 10 jaar oud was, seksueel misbruikt zou hebben. Volgens verdachte zou de man (nog steeds) van het seksueel misbruik genieten, terwijl er in het gezin van verdachte - door de buurman - sindsdien steeds ruzies zouden zijn geweest. Verdachte zou op 24 maart 2013 een jerrycan met benzine hebben gevuld, maar vervolgens last van zijn geweten hebben gekregen en hebben bedacht dat het beter zou zijn lief te doen en de buren te negeren. In de nacht van 26 maart 2013 om 3:00 uur precies zou het hem “zijn gaan dagen dat hij het zwarte schaap is”. Toen zou verdachte drie flessen hebben gevuld met benzine, en sokken doordrenkt met olijfolie, en naar de buren zijn gegaan om daar brand te stichten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard brand te hebben gesticht na een aanval van “gedachtenstress”. Hij zou in de automatische piloot terecht zijn gekomen. Dit past in de verklaring die hij eerder bij de politie heeft afgelegd dat hij tijdens het gooien van de molotovcocktail geen geuren heeft geroken en hij na het stichten van de brand niets heeft gehoord, omdat hij er niet bij was met zijn “normale bewustzijn”. Op de vraag van de rechtbank of het zijn bedoeling was dat de personen die in het huis aanwezig waren in vlammen op zouden gaan, heeft hij geantwoord dat hij er niet bij stil heeft gestaan maar wilde dat ze zouden verhuizen. Verdachte heeft eerder ten overstaan van de politie ook verklaard dat hij niet de gordijnen in brand heeft willen zetten of mensen in gevaar heeft willen brengen. Ter terechtzitting heeft hij hierover verklaard: “Nee, ik vond dat eng.
Ik ben geen soldaat, anders zou ik dat gedaan hebben. Een soldaat wil alles uitschakelen, maar daar was ik niet gemotiveerd voor.”
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat niet bewezen kan worden geacht dat sprake is van een poging moord, nu geen sprake is van handelen met voorbedachten rade.
Daarvoor is vereist dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting daarentegen dat hij in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld en zich op het betreffende moment niet bewust is geweest van de mogelijke gevolgen van zijn handelen, laat staan dat hij de consequenties van zijn handelen zou hebben overwogen.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden geacht dat sprake is van een poging doodslag. Uit de verklaringen van verdachte volgt niet dat hij de opzet heeft gehad de in hun woning aanwezige buren, [slachtoffer1],[slachtoffer2] en [slachtoffer3], om het leven te brengen. Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank worden gezegd dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat deze personen door de brand zouden komen te overlijden. Verdachte heeft de eerste molotovcocktail tegen de achterdeur gegooid en de tweede door de glazen ruit van de achterdeur in de hal, waarna hij bij dat vuur extra benzine heeft gegooid en afstand heeft genomen om te bekijken wat er zou gebeuren.
Het dossier bevat stukken waaruit blijkt dat er weliswaar voorwerpen gedeeltelijk geschroeid en gesmolten zijn, maar er zijn geen onderzoeksrapport opgemaakt over de mogelijke gevolgen van de brand als deze (op dat moment) onopgemerkt zou zijn gebleven. Mede gelet op het feit dat de hal een stenen vloer heeft, er geen gordijnen hangen, en de hal door twee deuren wordt afgesloten van de rest van de woning, is onduidelijk of en op welke wijze het vuur zich had kunnen verspreiden en welke veiligheidsrisico’s zouden zijn ontstaan voor de in de woning aanwezige personen. De objectieve kans op verdere verspreiding is eenvoudig niet vast te stellen uit het dossier. De rechtbank acht om deze reden niet bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van zijn buren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor een wettig en overtuigende bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2 primair [1]
Omdat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2013;
  • het proces-verbaal van aangifte, p. 15;
  • het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 18-20; en
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 152 en 153.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder feit 2 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 26 maart 2013 te Overasselt, in de gemeente Heumen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk meermalen, de (vlam) van een aansteker bij (een) in een (zeer) brandbare stof, gedrenkte sok/lap/doek, welke in een met benzine, gevulde fles was gestoken/gedrukt(een zogenaamde Molotovcocktailvervolgens genoemde brandende (zogenaamde) Molotovcocktail
sdoor het glas van een deur van voornoemde woning gegooid/geworpen en
/of(vervolgens) benzine, althans een (zeer) brandbare/explosieve stof, door het in de ruit van genoemde deur ontstane gat heeft gegoten/gesprenkeld, ten gevolge waarvan de zich in dat halletje bevindende goederen (te weten een deurmat en een paar laarzen) gedeeltelijk
is/zijn verbrand
,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2, primair:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Door Pro Justitia zijn een tweetal onderzoeksrapporten over verdachte opgesteld. Het eerste betreft een rapport van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog], gedateerd 15 mei 2012 en het tweede betreft een rapport van psychiater[psychiater], gedateerd 30 mei 2013.
In voornoemd psychologisch rapport van 15 mei 2012 wordt opgemerkt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed, en nog steeds lijdt, aan een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie. Volgens het rapport heeft deze ziekelijke stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte tijdens het de ten laste gelegde gedragingen zodanig beïnvloed dat deze mede daaruit verklaard kunnen worden. De rapporteur acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van het hem ten laste gelegde.
Het psychiatrisch rapport van 30 mei 2013 vermeldt dat bij verdachte sprake is van schizofrenie van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid, met daarnaast aanwijzingen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO. Verdachte zou reeds ten tijde van het ten laste gelegde aan deze stoornissen hebben geleden en op dat moment tevens floride psychotisch geweest zijn. Ook deze rapporteur is van mening dat verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde mede uit deze stoornissen verklaard kunnen worden en dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde (volledig) ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusie dat het bewezenverklaarde feit verdachte niet toegerekend kan worden, zodat hij dientengevolge voor dit feit niet strafbaar is en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.

6.De motivering van de maatregel

Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, niet kan worden toegerekend. De officier van justitie acht het gepast dat verdachte, conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van een jaar wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De raadsman van verdachte heeft aangegeven zich in dit voorstel te kunnen vinden, nu verdachte mee wil werken aan een behandeling in een kliniek.
De rechtbank overweegt dat zowel in de psychologische rapportage van 15 mei 2013 als in de psychiatrische rapportage van 30 mei 2013 wordt geadviseerd verdachte (gedwongen) op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. De psycholoog heeft in dit kader onder meer opgemerkt: “Zonder intensieve behandeling houdt betrokkene last van de symptomen die samenhangen met zijn ziektebeeld. Zonder behandeling wordt het risico op herhaling groot geacht.” De psychiater: “Betrokkene dient voor zijn psychiatrische problematiek intensief en integraal te worden behandeld om zijn psychische conditie te optimaliseren. Belangrijke voorwaarden hiertoe zijn adequate medicatie-inname en -afstemming en een voldoende structurerende begeleiding en behandeling. Het recidiverisico is in hoge mate afhankelijk van het beteugelen van de psychiatrische problematiek.” De maatregel van terbeschikkingstelling is door beide deskundigen vooralsnog een te zwaar middel bevonden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de duur van één jaar, nu verdachte een gevaar vormt voor anderen en voor de algemene veiligheid voor personen en goederen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer1],[slachtoffer2] en [slachtoffer3] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit.
De heer [slachtoffer1] heeft een bedrag van € 1.922,45 gevorderd, waarvan een bedrag van € 772,45 aan materiële schade, te weten € 307,46 ter zake van een misgelopen vakantie,
€ 143,- voor de (gereserveerde) taxi naar Schiphol en € 321,99 in verband met eigen risico van ziektekosten, en een bedrag van € 1.150,- voor immateriële schade.
Tevens is verzocht het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Mevrouw[slachtoffer2] heeft een vergoeding verzocht van in totaal € 1.920,46. Zij heeft daartoe gesteld een bedrag van € 45.186,66 aan schade te hebben geleden, waarvan een bedrag van € 43.266,20 door de verzekering is vergoed. Het schadebedrag van € 45.186,66 valt uiteen in een bedrag van € 44.036,66 voor materiële schade en een bedrag van € 1.150,- als smartengeld voor de geleden immateriële schade. De materiële schade bestaat uit
€ 40.000,- voor schadeherstel en opruimen van de woning, € 3.266,20 aan inboedelschade,
€ 307,46 ter zake vliegtickets voor een (misgelopen) vakantie, € 143,- voor een (gereserveerde) taxi naar Schiphol, € 240,- aan eigen risico voor vijf traumabehandelingen en € 80,- ter zake de eigen bijdrage voor de ondergane traumabehandelingen. Ook is verzocht het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door de heer [slachtoffer3] wordt een bedrag van € 1.150,- gevorderd voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie vorderingen volledig toewijsbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, voor wat betreft de door [slachtoffer1] en[slachtoffer2] gevorderde vergoeding voor de taxirit, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en acht de vorderingen voor het overige toewijsbaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen - nu de daarin vermelde schadeposten rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit, in voldoende mate met stukken zijn onderbouwd en door de verdediging niet zijn weersproken - volledig toewijzen, met daarnaast de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
Voor het oplegging van de schadevergoedingsmaatregel biedt artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geen ruimte nu geen sprake is van een strafrechtelijke veroordeling.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37, 39 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 1.
Verklaartbewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Ontslaatverdachte ter zake van voornoemd strafbaar feit van alle rechtsvervolging.
Gelastdat verdachte
voor de duur van 1 (één) jaar wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
8a. De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen
Ten aanzien van de vordering van de heer [slachtoffer1]:
Wijstde vordering van voornoemde benadeelde partij geheel toe.
Veroordeelt[verdachte] te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer1] een bedrag van € 1.922,45 (duizendnegenhonderdentweeëntwintig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2013.
Veroordeelt[verdachte] tevens in de kosten door [slachtoffer1] als benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Ten aanzien van de vordering van mevrouw[slachtoffer2]:
Wijstde vordering van voornoemde benadeelde partij geheel toe.
Veroordeelt[verdachte] te betalen aan de benadeelde partij[slachtoffer2] een bedrag van € 1.920,46 (duizendnegenhonderdentwintig euro en zesenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2013.
Veroordeelt[verdachte] tevens in de kosten door[slachtoffer2] als benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Ten aanzien van de vordering van de heer [slachtoffer3]:
Wijstde vordering van voornoemde benadeelde partij geheel toe.
Veroordeelt[verdachte] te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer3] een bedrag van € 1.150,- (duizendhonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
26 maart 2013.
Veroordeelt[verdachte] tevens in de kosten door [slachtoffer3] als benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.F. Gielissen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, District Gelderland-Zuid, Recherche Flexteam Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal “Eind-dossier verdachte [verdachte]”, proces-verbaalnummer 2013027890, gesloten op 27 mei 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.