ECLI:NL:RBGEL:2013:1438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
05/898012-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte, die familie was van het slachtoffer, heeft in de periode van 6 juli 2009 tot 15 juli 2009 via MSN contact gehad met het slachtoffer, dat op dat moment 14 jaar oud was. Tijdens deze chatsessies heeft de verdachte het slachtoffer aangemoedigd om ontuchtige handelingen te verrichten voor de webcam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn feitelijke overwicht en de vertrouwensband met het slachtoffer. De verdediging heeft betwist dat de verdachte het slachtoffer heeft bewogen tot deze handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn woorden en daden het slachtoffer heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van €750,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, het psychisch leed van het slachtoffer en het strafrechtelijk verleden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/898012-11
Data zittingen : 25 februari 2013 en 10 juni 2013
Datum uitspraak : 24 juni 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedag],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot 26 augustus 2009 in de gemeente(n) Wijchen en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland, een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten een persoon, [slachtoffer], geboren op [geboortedag], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen (een) ontuchtige handeling(en) te plegen of (een) zodanige handeling(en) van hem, verdachte, te dulden, te weten het zich voor een door haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte)
  • deels) laten uitkleden en/of
  • aldus) laten in-/aannemen van een of meer posities/houdingen om haar blote borsten en/of vagina/schaamlippen (prominent) (voor verdachte) in beeld te laten komen en/of
  • het stoppen van een pen, althans een voorwerp, in haar vagina en/of
  • het strelen van haar borsten en/of tepels,
welk misbruik en/of welke misleiding (telkens) hierin bestond(en) dat verdachte
  • via internet en/of MSN voortdurend en/of vasthoudend contact heeft gezocht en/of gehouden en/of (chat)gesprekken heeft gevoerd en/of
  • misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem, verdachte, had en/of
  • zich dwingend en/of manipulatief heeft opgesteld en/of
  • in leeftijd veel verschilde (ongeveer 14 jaar) en/of
  • aangeefster aansprak met ‘schatje’ en/of haar complimenten gaf en die[slachtoffer] zo een goed gevoel gaf.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 10 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij is [slachtoffer] ter terechtzitting verschenen. Tevens is ter zitting gehoord de deskundige mr. drs. [psycholoog], psycholoog.
De officier van justitie, mr. T. Henniphof, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het openbaar ministerie zou de zaak na de aangifte op 25 augustus 2009 onvoldoende voortvarend hebben opgepakt. Pas op 1 juni 2011 is een vordering voor een huiszoeking opgesteld en op 21 juni 2011 heeft een huiszoeking plaatsgevonden. Verdachte is pas op 3 augustus 2011 aangehouden en verhoord en pas in 2013 is verdachte voor het onderhavige feit gedagvaard.
Het gevolg van deze vertraging is voor verdachte dat het niet meer mogelijk was tegenbewijs te leveren, zoals computergegevens uit het jaar 2009, ter onderbouwing van zijn standpunten.
Hierdoor is sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, doordat doelbewust en met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte zijn bekort en wel diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, aldus de verdediging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is. Er was weliswaar sprake van vertraging in deze zaak, maar deze vertraging was niet het gevolg van handelen door de opsporingsambtenaren waarmee doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte, aan zijn recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. In 2009 was er een groot aantal zedenzaken waarbij acute aanhoudingen moesten plaatsvinden. Er was onvoldoende capaciteit bij justitie om die zaken en de zaak tegen verdachte met evenveel voortvarendheid op te pakken. Verder heeft het enige tijd geduurd voordat het (gestelde) slachtoffer in deze zaak in staat was zelf een verklaring af te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat (…)
c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
Het kon voor verdachte eerst op 21 juni 2011 (bij de doorzoeking van zijn woning) kenbaar zijn dat tegen hem aangifte was gedaan ter zake van de gebeurtenissen in juli/augustus 2009.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat na de aangifte door de vader van het slachtoffer op 25 augustus 2009 het onderzoek en de behandeling van deze zaak onvoldoende voortvarend is opgepakt.
De rechtbank is van oordeel dat enkel door tijdsverloop in een strafzaak geen vormvoorschrift wordt overschreden, daargelaten de termijnen voor verjaring van de strafvervolging en de verdragsrechtelijke bepalingen (artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) over strafvervolging binnen redelijke termijn, welke termijnen hier niet geschonden zijn. Geen rechtsregel verplicht het openbaar ministerie een strafzaak binnen een bepaalde termijn aan te brengen. Er kunnen evenwel bijkomende omstandigheden zijn die in combinatie met het tijdsverloop in een strafzaak kunnen leiden tot het verzuimen van vormen, zoals de beginselen van behoorlijke procesorde. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als door het stilzitten doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte diens verdedigingsmogelijkheden ernstig worden belemmerd.
Van dergelijke bijkomende omstandigheden is de rechtbank in deze zaak niet gebleken. Dat verdachte zich de ten laste gelegde periode niet goed meer kan herinneren, is niet een zodanige bijkomstige omstandigheid. Noch is anderszins gebleken dat verdachte wezenlijk in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Zo is (een image van) de computer van aangeefster, waarop belastend materiaal is aangetroffen, bewaard gebleven zodat daarnaar ook in 2013 nader onderzoek mogelijk was.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding bestaat voor het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 juli 2009 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), geboren op [geboortedag], gechat via MSN vanaf de computer bij haar thuis in [woonplaats] met de gebruiker van de computer in de woning van verdachte. [2]
Tijdens dit MSN-gesprek heeft [slachtoffer] haar webcam aangezet en zijn beelden van [slachtoffer] te zien geweest voor de gebruiker van de computer in de woning van verdachte.
[slachtoffer] heeft zich ontkleed [3] , zij is enkele malen van houding veranderd en heeft haar benen gespreid, waardoor haar geslachtsdeel te zien was. Ze heeft haar tepels gestreeld en een pen in haar vagina gebracht, dit alles voor de webcam. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontuchtige handelingen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat het chatgesprek waarbinnen de beelden zouden zijn verzonden en dat zou zijn gevoerd door [slachtoffer] daadwerkelijk is gevoerd zoals is weergegeven in het dossier. Evenmin kan worden bewezen dat het verdachte was met wie [slachtoffer] aan het chatten was. Hiertoe is verwezen naar de verklaringen van getuige [getuige1]. Zij heeft verklaard dat zij het was die met [slachtoffer] heeft gechat en dat [slachtoffer] uit eigen beweging haar webcam heeft ingeschakeld, de ontuchtige handelingen heeft verricht en de beelden heeft verzonden.
Tot slot stelt de verdediging dat geen sprake is geweest van het bewegen van [slachtoffer] tot het verrichten van ontuchtige handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
Chatgesprekken in het dossier
In het dossier zijn afdrukken van MSN-chatgesprekken over de periode van 6 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 opgenomen. [5] De verdediging betwist in de eerste plaats dat deze chatgesprekken, in het bijzonder het chatgesprek van 15 juli 2009, daadwerkelijk zijn gevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De door [slachtoffer] gebruikte computer om te chatten is op 16 juli 2009 door de politie in beslag genomen. Van de inhoud van die computer is een zogenaamde image gemaakt. Het chatgesprek van 15 juli 2009 zoals opgenomen in het dossier is op die image aangetroffen. [6]
[slachtoffer] heeft onder ede verklaard dat zij de chatgesprekken, zoals weergegeven in het dossier op pagina’s 73 tot en met 83, herkent als de door haar gevoerde chatgesprekken, en dat daarin nadien geen wijzigingen zijn aangebracht. [7]
Deskundige [deskundige] heeft ter terechtzitting van 25 februari 2013 verklaard dat het op zichzelf mogelijk is om (bestanden van) chatgesprekken achteraf te wijzigen. In dat geval zouden echter sporen te zien moeten zijn van deze wijzigingen. Dit is slechts anders indien specialistische software wordt gebruikt. Deskundige [deskundige] heeft op de onderzochte image van de computer van [slachtoffer] niet dergelijke sporen van wijzigingen van de chat-bestanden aangetroffen en evenmin heeft hij bedoelde specialistische software aangetroffen.
Het laatstgenoemde tijdstip in het chatgesprek van 15 juli 2009 (14:26) komt overeen met het laatste tijdstip van wijziging van het bestand waarin het chatgesprek is opgeslagen. [8]
Gelet op het aantreffen van de chatgesprekken op de computer van [slachtoffer] – slechts een dag na het laatste chatgesprek – zonder sporen van wijzigingen en zonder de aanwezigheid van specialistische software, alsmede gelet op de onder ede afgelegde verklaring van [slachtoffer], is de rechtbank van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de inhoud van de chatgesprekken zoals weergegeven op pagina’s 73 tot en met 83, gelijk is aan de door [slachtoffer] met de gebruiker van de computer van verdachte in die periode gevoerde chatgesprekken.
De (eveneens onder ede afgelegde) verklaring van getuige [getuige1] dat het chatgesprek zoals weergegeven in het dossier niet juist is, maar dat het een ‘onschuldig’, informeel en niet-seksueel getint gesprek was, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, ongeloofwaardig. Daarbij komt dat getuige [getuige1] wisselend heeft verklaard over de aanwezigheid van verdachte bij het bewuste chatgesprek, wat afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat geen enkele logische verklaring is te geven waarom [slachtoffer] in een gesprek met de vrouw van haar oom, zoals door [getuige1] verklaard, zichzelf voor een ingeschakelde webcam onverwacht en zonder aanleiding zou ontbloten en seksuele handelingen met zichzelf zou verrichten. Het chatgesprek zoals weergegeven in het dossier zou daar wel een verklaring voor kunnen geven nu de van de ontuchtige handelingen gemaakte foto’s aansluiten bij de inhoud van het chatgesprek van 15 juli 2009, zoals opgenomen in het dossier.
Met wie vond het chatgesprek plaats?
[slachtoffer] heeft (onder ede) verklaard dat zij de chatgesprekken met verdachte heeft gevoerd en dat het niet zo kan zijn dat zij op 15 juli 2009 met [getuige1] aan het chatten is geweest, dit omdat in het gesprek dingen zijn gezegd die alleen verdachte kan weten. [9]
Verdachte heeft betwist dat hij de chatgesprekken met [slachtoffer] heeft gevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De chatgesprekken op 6 juli 2009 en 15 juli 2009 met [slachtoffer] zijn gevoerd door de gebruiker van de computer van verdachte en met de MSN-naam: ‘[MSN-naam]’ en het emailadres: [e-mailadres]. [10] Deze MSN-naam en dit emailadres waren van verdachte. [11] Van deze computer en deze namen konden slechts verdachte en zijn vrouw (getuige [getuige1]) gebruik maken. [12]
Tijdens het chatgesprek zijn door de gebruiker ‘[MSN-naam]’ woorden gesproken als “hey geil kutje”, “mag er toch nog wel een keer aanzitten of niet”, “mocht ik ook toen je een baby was”, “waarom denk je dat ik geen contact meer heb met je ouders”, “ik weet heus wel hoe me nichtje eruit ziet hoor”. Op de opmerking van [slachtoffer] “zal het even aan je vriendin doorgeven” antwoordt de gebruiker “[MSN-naam]”: “doe maar”. [13]
De inhoud van de aangehaalde chatgesprekken duidt erop dat de afzender [slachtoffer] al vanaf haar vroegste jeugd kent, dat de afzender familie van [slachtoffer] is, dat enige tijd geen contact met de ouders van [slachtoffer] is geweest en dat hij/zij een vriendin heeft. Aan deze voorwaarden voldoet getuige [getuige1] niet. Zij kunnen daarentegen wel leiden naar verdachte als degene met wie [slachtoffer] heeft gechat.
Immers, verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] al kende vanaf dat zij een baby was. Vanaf de tijd dat hij heeft vastgezeten in 1999 tot 2007-2008 had hij geen contact meer met haar. [14] Dit wordt bevestigd door de moeder van [slachtoffer]. [15] Voorts heeft verdachte verklaard dat hij vaker met [slachtoffer] heeft gechat en wel voorafgaand aan de chat op 15 juni 2009 en dat hij daarbij tegen [slachtoffer] woorden als ‘kutje’ en ‘piemel’ heeft gebruikt. [16]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte was die op 15 juli 2009 het chatgesprek met [slachtoffer] heeft gevoerd.
De verklaringen van [getuige1] dat zij de chatgesprekken heeft gevoerd, acht de rechtbank, ook gelet op hetgeen onder het kopje ‘chatgesprekken in het dossier’ is overwogen, ongeloofwaardig.
Bewegen tot ontuchtige handelingen
De verdediging heeft betwist dat uit de gevoerde chatgesprekken kan blijken dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot het verrichten van ontuchtige handelingen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Uit de inhoud van de chatgesprekken zoals deze zich in het dossier bevinden leidt de rechtbank het volgende af. [17]
Verdachte heeft vanaf 6 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 10 maal (MSN-)contact met [slachtoffer] gehad. Het initiatief voor deze gesprekken kwam negen maal van verdachte, waarbij hij grotendeels de gesprekken begon met ”hey geil kutje” of “hey geil kaal kutje” en telkens begon over de vagina van [slachtoffer] en over het al dan niet scheren van schaamhaar door [slachtoffer]. Daarbij gaf verdachte [slachtoffer] diverse malen seksueel getinte ‘complimenten’ zoals “maagdelijke kutjes zijn geil” en “ik spreek de waarheid, 1 je bent geil om te zien, 2 je hebt een kutje, 3 hij is kaal”.
Vervolgens heeft verdachte op 15 juli 2009 gechat: ”wacht maar tot ik je zie (…) dan kun je niet meer lopen (…), anders ontvoer ik je gewoon (…), mag er toch wel een keer aanzitten of niet (…), mocht ik ook toen je een baby was.” Hierna heeft verdachte aan [slachtoffer] gevraagd om haar webcam in te schakelen en zich vervolgens te laten zien.
Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] aanwijzingen gegeven zoals: “wil je iets naar achter gaan zitten (…), iets meer rechtop, doe je haren eens naar achter, ga eens staan, laat je buikje eens zien, (…) wil hem ook ff omhoog doen je bh, streel je tepel eens, doe allebei je borsten eens in beeld en nu ff je cam wat lager (…)” (….) “ga eens recht op staan, truitje omhoog, broek los, doe eens naar beneden je broek, je boxer ook (…), wil je je helemaal uitkleden, ga eens naar achter staan, ga eens achterover zitten, (…) ga nog eens achterover liggen, lager die cam, spreid je benen eens, spreid je kutje, heb je een pen stop die er eens in.”
Gevraagd naar de reden waarom [slachtoffer] tot deze handelingen is overgegaan, heeft zij verklaard dat verdachte haar een goed gevoel gaf en dat zij hem vertrouwde. [18]
Op het moment van de chatgesprekken was [slachtoffer] 14 jaar oud. Naar algemeen bekend is, zijn meisjes in die leeftijdsfase lichamelijk en geestelijk volop in ontwikkeling. Dit kan gepaard gaan met onzekerheden over hun lichamen en/of seksualiteit.
Verdachte was 14 jaar ouder dan [slachtoffer] en hij was familie van haar.
Door onder deze omstandigheden op de hiervoor omschreven wijze op [slachtoffer] in te praten en haar opdrachten te geven, waarbij hij steeds de nadruk op haar vagina en haar seksualiteit legde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot het verrichten van genoemde (seksuele) handelingen. Gelet op de leeftijd van [slachtoffer], het grote leeftijdsverschil met verdachte en de (familiaire) band tussen [slachtoffer] en verdachte, merkt de rechtbank deze handelingen aan als ontuchtige handelingen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 6 juli 2009 tot 15 juli 2009 in de gemeente(n) Wijchen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedag], waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handeling
(en
)te plegen te weten het zich voor een door haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte)
  • deels) laten uitkleden en
  • aldus) laten in-/aannemen van meer posities/houdingen om haar blote borsten en
  • het stoppen van een pen in haar vagina en
  • het strelen van haar borsten en
welk misbruik (telkens) hierin bestond
(en)dat verdachte
  • via internet en
  • misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem, verdachte, had en
  • zich dwingend en
  • in leeftijd veel verschilde (ongeveer 14 jaar) en
  • aangeefster haar complimenten gaf en die [slachtoffer] zo een goed gevoel gaf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat gewezen op het tijdsverloop in deze zaak en op de gevolgen die verdachte door deze strafzaak reeds heeft ondervonden. Zo is mede door deze zaak de uithuisplaatsing van zijn zoon telkens verlengd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
  • de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 mei 2013;
  • reclasseringsadviezen d.d. 5 augustus 2011 en 27 mei 2013, betreffende verdachte;
  • een pro justitia rapportage van psychologisch onderzoek, opgesteld door mr. drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 10 mei 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontuchtige handelingen en hij heeft daarbij misbruik gemaakt van het grote leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer en van zijn familieband met haar.
Dit is een zeer ernstig feit, als gevolg waarvan het slachtoffer psychische schade heeft opgelopen en zij zich onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. Dit neemt de rechtbank verdachte erg kwalijk.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen en evenmin verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Verdachte was door zijn veroordeling wegens (o.m.) een zedendelict in 1999, waarbij hem de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd een gewaarschuwd mens. Dit heeft hem niet weerhouden van het plegen van dit feit. Daar komt bij dat de rechtbank zich afvraagt hoe het contact tussen verdachte en [slachtoffer] verder zou zijn gegaan nu in het chatgesprek van 15 juli 2009 verdachte schrijft dat hij het slachtoffer de volgende dag wil ontmaagden.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het grote tijdsverloop tussen het feit en de aangifte en de uiteindelijke afdoening.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Een andersoortige straf, zoals een werkstraf, zou geen recht doen aan de ernst van het feit.
Mede vanwege het gebrek aan inzicht in de beweegredenen van verdachte, de inhoud van de chatgesprekken die vragen doet oproepen over zijn intenties, alsmede verdachtes strafrechtelijk verleden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van de in artikel 14b van het wetboek van strafrecht bedoelde situatie dat ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht daarom, ter voorkoming van recidive door verdachte, geïndiceerd dat verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met een proeftijd van langere duur dan geëist, te weten vijf jaren.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf is een maand korter geëist door de officier van justitie nu de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening heeft gehouden met het tijdsverloop en de rechtbank om verdachte van nieuwe misstappen te weerhouden een twee maanden langere voorwaardelijk vrijheidsstraf oplegt en een drie jaar langere proeftijd.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.150,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 1.150,00 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering, dit gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering slechts ten dele kan worden toegewezen, nu niet kan worden betrokken dat verdachte de foto’s van [slachtoffer] heeft verspreid.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op tenminste een bedrag van € 750,00. Om te kunnen vaststellen of de immateriële schade hoger is zou nadere onderbouwing, onderzoek en bewijslevering nodig zijn hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding mee zou brengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 15 juli 2009.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
6 (zes)maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
5 (vijf)jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 750,00 (zevenhonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 750,00 (zevenhonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant[verbalisant] van de regiopolitie IJsselland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer DOS-6310 (onderzoek: krammer 04BRF10016), gesloten op 11 oktober 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaringen van aangeefster [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013, verklaringen van verdachte, afgelegde ter terechtzitting d.d. 10 juni 2013.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pg. 58.
4.Verklaringen van aangeefster [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013 en proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], pg. 115.
5.Een schriftelijk bescheid, zijnde afdrukken van Messenger plus! Live logboek, pg. 73 t/m 84; chatgesprek van 15 juli 2009 op p. 76 tot en met 84.
6.Verklaringen van aangeefster [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013, proces-verbaal van onderzoek computerapparatuur, pg. 137 en verklaringen van deskundige [deskundige] afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013.
7.Verklaringen van aangeefster [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013.
8.Verklaringen van deskundige [deskundige], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013.
9.Verklaringen van aangeefster [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013.
10.Een schriftelijk bescheid, zijnde afdrukken van Messenger plus! Live logboek, pg. 73 t/m 84.
11.Processen-verbaal van verhoor verdachte, pg. 63 en 66.
12.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 juni 2013.
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde afdrukken van Messenger plus! Live logboek, pg. 73, 75, 77 en 83.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pg. 56.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige2], pg. 131.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pg. 67.
17.Een schriftelijk bescheid, zijnde afdrukken van Messenger plus! Live logboek, pg. 73 t/m 84.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pg. 109 en verklaringen van aangeefster [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013.