ECLI:NL:RBGEL:2013:1427

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
05/820199-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met driejarige peuter

De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft op 21 juni 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 37-jarige man zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een driejarige peuter uit Arnhem. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie, mr. B. Molenaar, had gerekwireerd voor een veroordeling op basis van getuigenverklaringen en de verklaring van de aangeefster, de moeder van het slachtoffer.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de getuigen en de aangeefster vertoonden aanzienlijke tegenstrijdigheden, vooral met betrekking tot het signalement van de dader. De rechtbank merkte op dat de beschrijvingen van de dader door de getuigen niet overeenkwamen en dat er geen confrontatie met de verdachte had plaatsgevonden. Bovendien was er onduidelijkheid over de exacte locatie van het tenlastegelegde feit, wat de twijfel over de schuld van de verdachte vergrootte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet de dader kon zijn van het tenlastegelegde feit, en sprak hem vrij. De benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 200,-- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De uitspraak werd gedaan door mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. J.M. Hamaker, in aanwezigheid van griffier mr. D.G. Wessels-Harmsen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820199-13
Datum zitting : 07 juni 2013
Datum uitspraak : 21 juni 2013
VERSTEK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op :[geboortedag]
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2012 te Arnhem, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [geboortedag]) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit betasten/bevoelen en/of vastpakken van de
schaamstreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
onverhoeds (krachtig) vastpakken van en/of knijpen in het kruis, althans de
schaamstreek, van die [slachtoffer];

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 07 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer] met als zijn wettelijke vertegenwoordiger[vertegenwoordiger]. Ter zitting is verschenen de gemachtigde van de benadeelde partij de heer [gemachtigde].
De officier van justitie mr. B. Molenaar heeft gerekwireerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard gelet op de verklaringen van de getuige en de aangeefster (namens haar zoon) in het dossier.
De beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er voldoende wettig bewijs voor handen is waaruit de rechtbank de overtuiging krijgt dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Uit de verklaring van aangeefster [vertegenwoordiger] volgt dat de dader dik was, dat hij zwart krullend haar had, dat hij een groene bodywarmer aan had en een zwarte trui, dat hij een donkerblauwe spijkerbroek aan had en dat hij sportschoenen aan had. Daarentegen volgt uit de verklaring van de getuige [getuige] dat de dader zwart, steil haar had, dat hij een gewone broek maar géén spijkerbroek aan had en een donkere winterjas tot aan zijn heupen. Weliswaar is het de rechtbank bekend dat getuigenverklaringen bij de omschrijving van een signalement nooit helemaal met elkaar overeenkomen, maar de rechtbank acht de tegenstrijdigheden in het signalement dermate groot dat dit maakt dat getwijfeld kan worden of verdachte de dader is van het tenlastegelegde feit. Daarenboven blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij op die bewuste dag een grijze dikke jas droeg. Door de verbalisant is niet gerelateerd wat de verdachte nog meer aan kleding droeg zodat niet vastgesteld kan worden dat het door aangeefster en/of getuige [getuige] opgegeven signalement met verdachte overeenkomt. Evenmin is er een confrontatie gedaan.
De twijfel wordt groter door de onduidelijkheid die bestaat over de exacte locatie waar het tenlastegelegde feit zou zijn gepleegd. Aangeefster [vertegenwoordiger] verklaart dat zij vanaf de Hugo de Grootstraat (te Arnhem) naar beneden teruggelopen is naar de Johan de Wittlaan en dat haar zoon [slachtoffer] vlak voor het reclamebureau aan de Hugo de Grootstraat haar een hand gaf. Zij verklaart dat op de hoek van de Voetiuslaan met de Hugo de Grootstraat een man en een vrouw aan kwamen lopen, dat deze man en vrouw door rood liepen en dat de man opeens zijn hand naar [slachtoffer] uitsteekt en het tenlastegelegde feit pleegt. Getuige [getuige] geeft dezelfde locatie aan.
Verdachte heeft echter verklaard dat hij altijd naar zijn huis loopt door naar boven te lopen vanaf de Plusmarkt in het centrum van Arnhem richting de Mediamarkt. Hij woont daar ca. 200 meter vandaan. De echtgenote van verdachte heeft verklaard dat zij bij haar vader woonden, vlakbij een C1000 supermarkt. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 29 november 2012 om ongeveer 8.45 uur van huis naar de Plusmarkt is gelopen. Hij is om ongeveer 8.50 - 8.55 uur bij de Plusmarkt aangekomen. De Plusmarkt is tegenover de Albert Heijn in het centrum van Arnhem. Ook de echtgenote van verdachte heeft verklaard dat verdachte die ochtend naar de Plusmarkt is gegaan.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat vlakbij de Mediamarkt een C1000 supermarkt is. Eveneens is haar ambtshalve bekend dat de afstand tussen die locatie en de locatie waar het tenlastegelegde feit heeft plaatsgevonden aanzienlijk is en dat het bovendien geenszins voor de hand ligt om via de locatie van het tenlastegelegde feit vanuit de C1000/Mediamarkt naar de Plusmarkt in het centrum van Arnhem te lopen.
Gelet op al het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat het verdachte is geweest die het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 200,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 200,-- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. J.M. Hamaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2013.