ECLI:NL:RBGEL:2013:1419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
06/940213-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor diefstal en afpersing met geweld in Duiven

Op 1 juli 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man uit Arnhem en een 22-jarige man uit Zevenaar. Beide verdachten zijn veroordeeld voor hun betrokkenheid bij een serie gewelddadige misdrijven, waaronder diefstal en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 24 maart 2010 in Duiven samen een overval hebben gepleegd op [benadeelde1], waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft [benadeelde1] bij de keel gegrepen en gedreigd met een mes, waarna hij een mobiele telefoon en videokaarten heeft gestolen. Daarnaast is op 6 april 2010 een poging tot diefstal gepleegd op [benadeelde2], waarbij de verdachte ook geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte als betrouwbaar beoordeeld, en op basis van DNA-bewijs en getuigenverklaringen is de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachten respectievelijk veroordeeld tot 12 maanden en 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [benadeelde1] van € 1.328,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/901253-10
Datum zitting : 17 juni 2013
Datum uitspraak : 01 juli 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedag]
adres :[adres]
plaats : [woonplaats]

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
I
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Duiven, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een jas(zak), gedragen door [benadeelde1] heeft weggenomen een
mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
diens mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde1], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [benadeelde1]
(stevig) bij de keel heeft vastgepakt en/of de woorden: " Geef mij je spullen
of ik steek je neer" heeft toegevoegd;
II
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Duiven, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een tas inhoudende (o.a.) een tweetal videokaarten,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [benadeelde1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
genoemde [benadeelde1] stevig bij de keel heeft vastgepakt en/of de woorden:
"Geef mij je spullen of ik steek je neer" heeft toegevoegd;
2.
hij op of omstreeks 06 april 2010 te Duiven, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een laptoptas en/of
(inhoudende) een laptop, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te
doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde2], te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [benadeelde2] onverhoeds
meerdere malen althans eenmaal in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen
en/of een "knietje" tegen het hoofd heeft gegeven en/of de laptop(tas) heeft
vastgepakt en/of aan die laptoptas heeft getrokken en is blijven trekken en/of
[benadeelde2] de woorden: " Geeft die laptop hier." en/of "Geef die laptop of ik
pak al je andere spullen, je geld." en /of dat hij die [benadeelde2] dood zou
maken althans woorden van gelijke strekking heeft toegevoegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 06/950424-10) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Zutphen op 17 september 2010.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
 [benadeelde1]
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van de onder 1 sub I en sub II tenlastegelegde feiten
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[medeverdachte] (hierna te noemen [medeverdachte]) heeft contact gezocht met [benadeelde1] (hierna te noemen: [benadeelde1]), met als doel de door [benadeelde1] op internet te koop aangeboden videokaarten te verkrijgen door hem te (laten) overvallen [2] .
Op 24 maart 2010 te Duiven is [benadeelde1] overvallen en beroofd van zijn mobiele telefoon en twee videokaarten. Hierbij is [benadeelde1] door de overvaller stevig bij zijn keel gegrepen en heeft de overvaller geroepen “geef mij je spullen of ik steek je neer”. Vervolgens heeft de overvaller de mobiele telefoon uit de jaszak van [benadeelde1] gepakt en heeft [benadeelde1] de tas met de videokaarten afgegeven, waarna de overvaller met de mobiele telefoon en de videokaarten is weggelopen [3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 sub I en sub II tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet betrokken is bij de onder sub I en sub II tenlastegelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een ontkennende verklaring heeft afgelegd en er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De onder sub I en II tenlastegelegde feiten betreffen één beroving van [benadeelde1] van diens eigendommen, waarbij het bij sub I gaat het om het wegnemen van diens mobiele telefoon, voorafgegaan of vergezeld van (bedreiging met) geweld, juridisch te kwalificeren als diefstal onder verzwarende omstandigheden en bij sub II om het [benadeelde1] met (bedreiging met) geweld te dwingen tot afgifte van diens videokaarten, juridisch te kwalificeren als afpersing. De uitvoeringshandelingen zijn voor wat betreft de feiten sub I en sub II grotendeels gelijk.
Aan de orde is de vraag of het verdachte de overvaller van [benadeelde1] is geweest.
In zijn aangifte heeft [benadeelde1] verklaard dat hij op Marktplaats twee pc videokaarten te koop had aangeboden [4] , waarop de hem van een eerdere verkoop bekende[medeverdachte] [5] ] reageerde en hem aangaf dat hij iemand uit Duiven kende die op zoek was naar videokaarten en hem met deze man in contact heeft gebracht. Voorts heeft [benadeelde1] verklaard dat hij met de man in contact is gekomen na bemiddeling van [medeverdachte], dat hij met die man heeft afgesproken om de videokaarten naar Duiven te brengen, dat [benadeelde1] geld zou krijgen voor deze videokaarten, en dat deze man hem vervolgens bij station Duiven zijn mobiele telefoon uit zijn jaszak heeft weggenomen en hem heeft gedwongen tot afgifte van de videokaarten [6] .
[medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard “Ik was ruim voor die overval op de hoogte wat [verdachte] ging doen. Hij had me al verteld dat hij zou proberen de kaarten af te pakken. Ik heb contact gezocht met [benadeelde1] terwijl ik wist dat hij zou worden overvallen. Ik heb die inlichtingen over [benadeelde1] en de inlichtingen over die videokaarten aan [verdachte] doorgegeven, in ruil daarvoor zou ik één van de videokaarten van [verdachte] krijgen” [7] .
Hierbij overweegt de rechtbank dat [verdachte] de voornaam van verdachte is en dat met [benadeelde1] aangever [benadeelde1] wordt bedoeld.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte] leugenachtig zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat nu [medeverdachte] volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen aandeel in de beroving van [benadeelde1] en zichzelf daarmee heeft belast, het niet aannemelijk is dat hij een valse verklaring omtrent het aandeel van verdachte heeft afgelegd. Daarbij komt dat [medeverdachte] nog een tweede beroving heeft bekend [tenlastegelegd als feit 2] die twee weken later zou hebben plaatsgevonden en die qua modus operandi een sterke gelijkenis vertoont met de feiten onder 1, waarbij [medeverdachte] verdachte opnieuw als medepleger/feitelijke uitvoerder van de beroving aanwijst. In die zaak is op aanwijzingen van het slachtoffer op 6 april 2010 nabij de plaats van beroving een sigarettenpeuk aangetroffen [8] waarvan is vastgesteld dat het profiel van daarop aangetroffen DNA-materiaal matcht met het DNA-profiel van verdachte terwijl de kans het DNA op deze sigarettenpeuk matcht met een willekeurige persoon kleiner is dan één op één miljoen [9] . Ook dit bevestigt de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte]. Voorts vindt de verklaring van [medeverdachte] steun in de aangifte van [benadeelde1].
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer [benadeelde1] in contact heeft gebracht met verdachte en dat het verdachte is geweest die de geweldshandelingen heeft gepleegd en [benadeelde1] heeft gedwongen tot afgifte van de videokaarten en diens mobiele telefoon heeft weggenomen. De rechtbank acht de onder 1 tenlastegelegde feiten dan ook bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[medeverdachte] heeft contact gezocht met [benadeelde2] (hierna te noemen: [benadeelde2]) met als doel de door [benadeelde2] op internet te koop aangeboden laptop te verkrijgen door hem te laten overvallen [10] .
Op 06 april 2010 te Duiven is geprobeerd [benadeelde2] te beroven van zijn laptop. Hierbij heeft de overvaller [benadeelde2] meerdere malen in het gezicht geslagen en een knietje tegen het hoofd gegeven, aan de laptoptas getrokken en daarbij geroepen “geef die laptop hier” en “geef die laptop of ik pak al je andere spullen, je geld enz..” en heeft hij gedreigd [benadeelde2] dood te maken. [benadeelde2] heeft de laptop niet losgelaten en heeft weg kunnen rennen [11] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet betrokken is bij het onder 2 tenlastegelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een ontkennende verklaring heeft afgelegd en er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de orde is de vraag of verdachte de overvaller van [benadeelde2] is geweest.
In zijn aangifte heeft[benadeelde2] verklaard dat hij zijn laptop te koop had staan op internet en dat hij via de hem bekende[medeverdachte]] in contact is gekomen met een iemand die interesse had in de laptop [12] . Vervolgens heeft [benadeelde2] met die geïnteresseerde afgesproken op 6 april 2010 voor het station in Duiven. Met [medeverdachte] had [benadeelde2] afgesproken dat hij met die geïnteresseerde man naar diens huis zou gaan, zodat hij de laptop kon uitgeproberen. Toen [benadeelde2] met de man mee naar huis liep, rookten zij een sigaret en zag [benadeelde2] dat de man zijn sigaret op de grond gooide en deze uittrapte. Vervolgens heeft deze man van [benadeelde2] bedreigd en meerdere malen in gezicht geslagen en een knietje in het gezicht gegeven teneinde [benadeelde2] te dwingen tot afgifte van de laptop [13] .
[medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard: “ Ik zou contact opnemen met de verkoper [benadeelde2] , ik zou inlichtingen aan [verdachte] verschaffen, [verdachte] zou contact opnemen met [benadeelde2] en een afspraak in Duiven maken en dan zou [verdachte] [benadeelde2] overvallen en de laptop afpakken. In dit geval heb ik volgens mij het contact met [benadeelde2] geregeld. Ik heb ook die afspraak in Duiven gemaakt waar hij [verdachte] dan zou ontmoeten. Ik wist dat [verdachte] bij die ontmoeting [benadeelde2] zou overvallen of in ieder geval die laptop zou afpakken en er mee vandoor zou gaan zonder voor die laptop te betalen” [14] .
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] leugenachtig zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat, nu medeverdachte [medeverdachte] volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn aandeel in de beroving van [benadeelde2] en zichzelf daarmee heeft belast, het niet aannemelijk is dat hij een valse verklaring omtrent het aandeel van verdachte heeft afgelegd. Ook vindt de verklaring van [medeverdachte] steun in de aangifte van [benadeelde2]. Voorts en in het feit dat verdachte rookt [15] , dat op aanwijzingen van [benadeelde2] op 6 april 2010, op de plaats van de overval, een sigarettenpeuk is aangetroffen [16] waarop een DNA-materiaal is aangetroffen met een profiel dat matcht met het DNA-profiel van verdachte terwijl dat de kans het DNA-spoor op deze sigarettenpeuk matcht met een willekeurige persoon kleiner is dan één op één miljoen [17] .
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die [benadeelde2] met geweld en bedreiging met geweld heeft getracht [benadeelde2] te dwingen tot afgifte van zijn laptop.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 sub I en sub II alsmede het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
I
hij op 24 maart 2010 te Duiven, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een jas
(zak
), gedragen door [benadeelde1] heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde1], welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [benadeelde1] (stevig) bij de keel heeft vastgepakt en
/ofde woorden: " Geef mij je spullen of ik steek je neer" heeft toegevoegd;
II
hij op 24 maart 2010 te Duiven, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [benadeelde1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas inhoudende een tweetal videokaarten toebehorende aan genoemde [benadeelde1], welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte genoemde [benadeelde1] stevig bij de keel heeft vastgepakt en
/ofde woorden: "Geef mij je spullen of ik steek je neer" heeft toegevoegd;
2.
hij op 06 april 2010 te Duiven, tezamen en in vereniging met een ander , ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een laptoptas
(inhoudende
)een laptop, toebehorende aan [benadeelde2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en
/ofte doen vergezellen van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde2], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken die [benadeelde2] onverhoeds meerdere malen in het gezicht heeft geslagen en
/ofeen "knietje" tegen het hoofd heeft gegeven en
/ofde laptop(tas) heeft vastgepakt en
/ofaan die laptoptas heeft getrokken en is blijven trekken en
/of[benadeelde2] de woorden: " Geeft die laptop hier." en
/of"Geef die laptop of ik pak al je andere spullen, je geld." en
/ofdat hij die [benadeelde2] dood zou maken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 sub I:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 1 sub II:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 :
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 sub I en sub II alsmede het onder feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht in het geval van veroordeling rekening te houden met het volgens de reclasseringsrapportage ontbreken van criminogene factoren, de persoon van verdachte en het grote tijdsverloop en gevraagd een zoveel mogelijk voorwaardelijke straf op te leggen teneinde verdachte een positieve stimulans te geven voor de toekomst.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 mei 2013.
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 23 april 2013, betreffende verdachte
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich in een periode van 2 weken schuldig gemaakt aan een brutale, ruim van te voren beraamde, beroving en een poging daartoe. De slachtoffers [benadeelde1] en [benadeelde2] zijn door de medeverdachte benaderd en verdachte heeft zich als geïnteresseerde getoond in de door hen aangeboden goederen, dit alles reeds met het plan hen te beroven. Vervolgens heeft verdachte met de nietsvermoedende slachtoffers afgesproken op het station te Duiven en daar de slachtoffers -ieder afzonderlijk- op gewelddadige wijze belaagd, bestolen en/of afgeperst. Enkel door het verzet van [benadeelde2] is het, ondanks de klappen en het knietje in zijn gezicht, in zijn geval bij een poging tot diefstal van de laptop is gebleven.
De rechtbank beschouwt deze feiten als zeer ernstig. Dit soort feiten draagt bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij omdat dit iedereen kan overkomen. Ook veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en is bekend dat slachtoffers daarvan nog geruime tijd last van kunnen houden.
Daarnaast neemt de rechtbank, in verdachtes nadeel, in aanmerking dat verdachte geen openheid heeft gegeven over zijn beweegredenen, noch over zijn huidige persoonlijke omstandigheden en op geen enkele wijze berouw heeft getoond voor zijn handelen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een langdurige onvoorwaardelijk gevangenisstraf passend en geboden is.
Hoewel de eis van de officier van justitie past bij de ernst van de feiten zal de rechtbank een straf opleggen van kortere duur. Daarbij heeft de rechtbank er, meer dan de officier van justitie, rekening mee gehouden dat sinds de feiten meer dan drie jaren zijn verstreken - hetgeen mede te wijten is aan onvoldoende voortvarend optreden van politie en justitie - dat verdachte vóór dit feit niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen en dat hij, blijkens zijn documentatie, weliswaar kort na deze feiten nog een straatroof heeft gepleegd, maar dat hij daarvoor reeds in september 2010 is veroordeeld en hij dat deze straf reeds lang is geëxecuteerd. Nadien is van nieuw strafbaar handelen niet gebleken. Na aanhouding voor de onderhavige feiten, begin 2012 is er voor gekozen geen bewaring te vorderen en is verdachte na 3 dagen in vrijheid gesteld. Ook sindsdien zijn er inmiddels weer 15 maanden verstreken. Het vorengaande brengt met zich dat de op te leggen nieuwe gevangenisstraf thans veel meer negatieve gevolgen voor verdachte en de opbouw van zijn leven zal hebben dan indien voortvarender was opgetreden en de drie jaar geleden in korte tijd gepleegde (ernstige) misdrijven direct en gezamenlijk zouden zijn berecht. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat voorts gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 1 sub I en sub II bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.328,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde1] tot betaling van het bedrag van € 1.328,- hoofdelijk toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat, nu is gepleit tot vrijspraak, de vordering van de benadeelde dient te worden afgewezen, althans dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vorderingen dient te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering is door de verdediging inhoudelijk niet betwist.
De rechtbank acht de vordering van € 1.028,- met betrekking tot de materiële schade - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen.
Tevens is aan de benadeelde partij is door de onder 1 sub I en sub II bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van € 300,-.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 24 maart 2010, het moment van het ontstaan van de schade.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet voor toewijzing vatbaar is en verzoekt de rechtbank de vordering af te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat, nu is gepleit tot vrijspraak, de vordering dient te worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal, nu de onderhavige feiten niet zijn gepleegd tijdens de proeftijd van de voorwaardelijk veroordeling waarvan de ten uitvoerlegging wordt gevorderd, de vordering afwijzen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 47, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde1], te betalen € 1.328,- (dertienhonderdachtentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde1] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde1], te betalen te betalen € 1.328,- (dertienhonderdachtentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst afde vordering na voorwaardelijke veroordeling van de politierechter te Zutphen op 17 september 2010, onder parketnummer 06/95-424-10.
Aldus gewezen door:
Mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, Districtsrecherche Rivierenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL079H/2012035543, gesloten op 29 maart 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] p. 192.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde1] p. 92-94.
4.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde1] p. 92.
5.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde1] p. 92, schriftelijk bescheid, te weten een afdrukrapport ten aanzien van telefoonnummer 31651800055 p. 144.
6.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde1] p. 93.
7.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] p. 192.
8.Proces-verbaal van bevindingen p. 260.
9.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 262-263, schriftelijk bescheid, te weten rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde p. 265-266, schriftelijke bescheid, te weten een DNA-profielcluster p. 267, proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen p. 268.
10.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] p. 287-289.
11.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde2] p. 228-230.
12.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde2] p. 228-229.
13.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde2] p. 229.
14.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] p. 287
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 210.
16.Proces-verbaal van bevindingen p. 260.
17.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 262-263, schriftelijk bescheid, te weten rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde p. 265-266, schriftelijke bescheid, te weten een DNA-profielcluster p. 267, proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen p. 268.