ECLI:NL:RBGEL:2013:1379

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
242821 KG RK 13-434
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

Op 19 april 2013 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Pestman, had de wraking ingediend op basis van eerdere veroordelingen door de rechtbank Zutphen en het vermoeden dat de rechter-commissaris betrokken was bij een strafrechtelijk onderzoek naar de dood van zijn moeder in Duitsland in 2008. Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek toegelicht met een notitie van 25 punten en twee stukken.

De rechter-commissaris heeft het wrakingsverzoek gemotiveerd weersproken en aangegeven dat zij sinds mei 2011 in functie is en niet eerder met verzoeker te maken heeft gehad. De rechtbank heeft vervolgens de gronden voor de wraking beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter-commissaris objectief gerechtvaardigd maakten.

De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke opstelling van de rechter-commissaris geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. Ook de onvrede van verzoeker over eerdere rechterlijke beslissingen en de benoeming door de Kroon werden niet als gronden voor wraking erkend. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking als ongegrond afgewezen en bepaald dat de procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 242821 KG RK 13-434
Beslissing van 19 april 2013 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te[woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. M. Pestman te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
mr. E.J. Davids,
rechter-commissaris in deze rechtbank,
verder: de rechter-commissaris.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van het verhoor van verzoeker op 19 april 2013 door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, in het kader van de vordering tot inbewaringstelling van verzoeker, bij welke gelegenheid verzoeker de rechter-commissaris heeft gewraakt;
  • het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek, voor zover relevant, het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker is drie keer eerder valselijk veroordeeld door de rechtbank Zutphen, als gevolg waarvan rechters in Zutphen niet objectief kunnen handelen in zijn zaak. Verzoeker heeft verder het vermoeden dat de rechter-commissaris betrokken is geweest bij eerder strafrechtelijk onderzoek naar de dood van zijn moeder in Duitsland in 2008. Een andere reden om te wraken is de benoeming van de rechter-commissaris door de Kroon, terwijl verzoeker voor juryrechtspraak is. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker aan de hand van een notitie met 25 punten en onder overlegging van twee stukken zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.

3.Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft de rechter-commissaris het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Voor zover hier van belang heeft de rechter-commissaris aangegeven sinds mei 2011 in die functie werkzaam te zijn. Voor die tijd heeft zij niet als rechter-commissaris in strafzaken gewerkt. Als rechter (-commissaris) heeft zij niet eerder met verzoeker te maken gehad. Volgens de rechter-commissaris is er geen reden om aan te nemen dat zij niet onpartijdig tegenover verzoeker zou staan.

4.De beoordeling door de rechtbank

4.1.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
Onderzocht moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
4.4.
Gesteld noch gebleken is dat de persoonlijke opstelling van de rechter-commissaris een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat deze rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid).
De vraag is daarom of afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter-commissaris, de vrees voor partijdigheid die bij verzoeker bestaat objectief gerechtvaardigd is waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend.
4.5.
Wrakingsgronden moeten betrekking hebben op de gewraakte rechter, in dit geval de rechter-commissaris, die vanuit haar aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn. Van dergelijke gronden is in dit geval niet gebleken. De rechter-commissaris is niet eerder betrokken geweest bij de behandeling van zaken tegen verzoeker. Zelfs al zou dat wel het geval zijn geweest, dan levert dat op zichzelf geen reden op om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris. In datzelfde licht vormt de onvrede van verzoeker over eerdere rechterlijke beslissingen van de rechtbank Zutphen geen reden om het wrakingsverzoek gegrond te verklaren. De overige punten zien op onvrede van verzoeker met betrekking tot andere en/of eerdere onderzoeken en procedures, optreden van politie en openbaar ministerie, en hebben dus geen betrekking op de gewraakte rechter-commissaris. Om die reden kunnen deze gronden niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Het betoog van verzoeker dat de rechter-commissaris is benoemd door de Kroon en hij voorstander is van juryrechtspraak, valt buiten het wettelijk toetsingskader. Het kan evenmin leiden tot twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris.
4.6.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 4.2 bedoeld. Het verzoek tot wraking van
de rechter-commissaris zal dan ook als ongegrond worden afgewezen. De procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van de schorsing als gevolg van het wrakingsverzoek bevond.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris af;
5.2.
bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder kenmerk: 13/399, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mrs. P.F.A. Bierbooms en J.T.G. Roovers, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2013 in aanwezigheid van mr. M.S. Bos, griffier.