ECLI:NL:RBGEL:2013:1122

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-13_1088
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit zorgtoeslag en geschat verzamelinkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst, waarin het voorschot zorgtoeslag voor het berekeningsjaar 2013 is vastgesteld op € 142. Dit besluit is genomen na een eerdere beslissing van 28 december 2012, waarin het voorschot zorgtoeslag werd vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Belastingdienst heeft dit bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en het eerdere besluit gehandhaafd. Tijdens de zitting op 15 mei 2013 is eiseres vertegenwoordigd door haar echtgenoot, terwijl de verweerder niet aanwezig was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, zoals de Wet op de zorgtoeslag en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, besproken. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van het verzamelinkomen van eiseres en haar toeslagpartner. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschatte gezamenlijke toetsingsinkomen van eiseres en haar echtgenoot is vastgesteld op € 41.076, wat dicht bij de inkomensgrens ligt voor de zorgtoeslag. Eiseres heeft aangevoerd dat haar zorgtoeslag aanzienlijk is verminderd ten opzichte van het voorgaande jaar, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet kan leiden tot een andere beslissing, aangezien de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk is van het (geschatte) verzamelinkomen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit niet slagen en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Barzilay, griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen 6 weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 13/1088
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)van
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
tegen
Belastingdienst/Toeslagen,verweerder.

1.Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 18 februari 2013.

2.Procesverloop

Bij besluit van 28 december 2012 heeft verweerder het voorschot zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2013 vastgesteld op € 142.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 15 mei 2013. Namens eiseres is verschenen haar echtegenoot[naam echtgenoot]. Verweerder is niet verschenen.

3.Overwegingen

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt) wordt onder zorgtoeslag verstaan een tegemoetkoming in een premie dan wel in een bestuursrechtelijke premie als bedoeld in artikel 18d of 18e van de Zorgverzekeringswet. Blijkens het tweede lid van dit artikel is de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk van de draagkracht.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder p, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt verstaan onder het inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Awir.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Awir, wordt, ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen.
Artikel 8, eerste lid, van de Awir verstaat onder toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
Ingevolge artikel 21, aanhef en onder e, van de Awir is het inkomensgegeven, indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen.
In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat eiseres en haar echtgenoot – de toeslagpartner – voor het berekeningsjaar 2006 een aanvraag zorgtoeslag hebben gedaan en hierbij het gezamenlijk toetsingsinkomen is geschat op € 35.978. Nu eiseres en de toeslagpartner geen inkomenswijzigingen hebben doorgegeven is dit geschatte gezamenlijke toetsingsinkomen in de voorschotbeschikkingen van de daarop volgende jaren overgenomen en aangepast met een inflatiecorrectie. Gelet hierop bedraagt volgens verweerder het gezamenlijk geschatte inkomen € 41.076. Omdat in 2013 de maximale inkomensgrens om voor de zorgtoeslag in aanmerking te komen is verlaagd en is vastgesteld op € 42.438 en omdat het inkomen van eiseres en de toeslagpartner dicht bij deze inkomensgrens ligt is de toekenning lager dan in 2012.
Eiseres heeft in beroep, kort samengevat, naar voren gebracht dat de toekenning van de zorgtoeslag aanzienlijk is verminderd ten opzichte van de toekenning in berekeningsjaar 2012, terwijl haar medische situatie slecht is en volgens medici niet te verwachten is dat deze in de toekomst zal verbeteren.
De rechtbank is van oordeel dat dit betoog niet slaagt. Ter bepaling van de draagkracht, waarvan het recht op en de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk is, dient ingevolge artikel 7, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a van de Awir, het verzamelinkomen in aanmerking te worden genomen. De rechtbank ziet op basis van de in het verweerschrift gegeven toelichting en de namens eiseres ter zitting getoonde inkomensgegevens geen aanleiding om het door verweerder geschatte verzamelinkomen onjuist te achten. Hetgeen door eiseres naar voren is gebracht omtrent haar medische situatie kan niet tot een ander oordeel leiden, nu, zoals hiervoor is overwogen, de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk is van het (geschatte) verzamelinkomen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: