In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 juni 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bijzondere bijstand aanvroeg voor de kosten van bewindvoering. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe had de aanvraag van verzoeker op 12 april 2013 buiten behandeling gesteld, omdat er geen machtiging was overgelegd door de bewindvoerder. Verzoeker, die een Wajong-uitkering ontvangt en wiens goederen onder bewind zijn gesteld, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De bewindvoerder, mr. J.M. Schaeffer, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 22 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bewindvoerder op grond van artikel 1:441 van het Burgerlijk Wetboek de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt, en dat er geen machtiging nodig is om bijzondere bijstand aan te vragen. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoeker onbekwaam is om in rechte te staan, en dat zijn bewindvoerder hem vertegenwoordigt. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk was.
De voorzieningenrechter oordeelde verder dat het uitblijven van de machtiging niet mocht leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, het primaire besluit geschorst en verweerder gelast om de aanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling te nemen. Tevens werd verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.