vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Vonnis van 19 december 2012
in de zaken met zaaknummer / rolnummer: 95972 / HA ZA 11-2568 en zaaknummer / rolnummer 95973 / HA ZA 11-2569 van
[eiser 1],
wonende te Maurik, (95972 / HA ZA 11-2568)
[eiser 2],
wonende te Maurik, (95973 / HA ZA 11-2569)
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. T.A. Timmermans,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEL LEERDAMMER B.V.,
gevestigd te Schoonrewoerd,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. F. de Hosson,
Partijen zullen hierna De Bruijn, Gerritsen en BL genoemd worden. Eisers gezamenlijk zullen hierna de melkveehouders genoemd worden. De door BL overgelegde producties zullen hierna worden aangeduid met de letters BL met het volgnummer van de productie.
1. De procedure in beide zaken de zaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenvonnissen van 7 maart 2012 en de daarin vermelde processtukken,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 17 juli 2012 en de daarin vermelde processtukken.
2. De feiten
2.1. BL drijft een onderneming die melk verwerkt tot producten voor de kaasmarkt. De melk betrekt zij van haar melkleveranciers. BL betaalt haar melkleveranciers maandelijks een voorschotprijs die jaarlijks wordt aangevuld met een nabetaling. Op de leveranciersvergaderingen die ieder jaar in april plaatsvinden, maakt BL de hoogte van de nabetaling over het voorgaande jaar bekend. Het bedrag dat BL aan een melkleverancier betaalt is naast de geleverde hoeveelheid melk afhankelijk van de samenstelling en de kwaliteit van de geleverde melk.
2.2. De melkveehouders hadden ieder in 2007 een langdurige contractuele relatie met BL en hebben ook in de jaren 2007 tot en met 2009 hun melkproductie aan BL geleverd.
2.3. Bij brief aan al haar melkleveranciers van 6 september 2007 (productie 1 bij de dagvaardingen) heeft BL – voor zover hier van belang – meegedeeld:
“[…]
Bel Leerdammer zal haar leveranciers voor de jaren 2007, 2008 en 2009 een melkprijs betalen die op het niveau van [x Kaasmakers] ligt. Bel Leerdammer is ervan overtuigd hiermee een concurrerende melkprijs te betalen op de korte en middellange termijn.
[…]
Om de in deze brief genoemde ontwikkelingen met u te bespreken, organiseert Bel Leerdammer op korte termijn een extra ronde leveranciersbijeenkomsten. […]
Voor de goede orde melden wij nog, dat wij dezer dagen ook de vakmedia over onze gewijzigde melkprijspolitiek hebben geïnformeerd, onder meer via een interview met het Agrarisch Dagblad en persberichtgeving naar enkele andere relevant media.
[…]”
2.4. Op 7 september 2007 is in het Agrarisch Dagblad een artikel met de titel ‘Bel Leerdammer richt blik op [x Kaasmakers]-prijs’ gepubliceerd (productie BL3), waarin – voor zover hier van belang – is vermeld:
“Bel Leerdammer wijzigt haar melkprijspolitiek. De kaasproducent wil met onmiddellijke ingang de melkprijs substantieel verhogen en neemt daarvoor de prijs van [x Kaasmakers] als richtsnoer.[…]”
2.5. BL heeft haar melkprijspolitiek toegelicht op leveranciersvergaderingen die in het najaar van 2007 zijn gehouden. Dia 7 van de hierbij gebruikte Power Point presentatie (productie BL4) vermeldt – voor zover hier van belang – :
“Wat wordt de nieuwe referentie?
Bel Leerdammer wil met haar aanpassing van het melkprijsbeleid het volgende bereiken:
• Concurrerende melkprijs die zich aan de bovenkant van de markt bevindt
• […]
• Niveau van [x Kaasmakers] geldt als referentie:
[…]”
2.6. In haar bedrijfsblad “Leerdammer Info” van november 2007 (productie BL5) dat BL aan haar melkleveranciers heeft verstuurd heeft BL eveneens haar melkprijspolitiek toegelicht. Hierin is – voor zover hier van belang – vermeld:
“Historie
[…]
Vanaf 2001 heeft Bel Leerdammer een melkprijs betaald die gebaseerd was op het “mandje” van de vijf grootste Nederlandse zuivelondernemingen. […] Van de melkprijzen van deze vijf ondernemingen is elk jaar een gewogen gemiddelde berekend. Bel Leerdammer heeft de laatste 7 jaar een melkprijs betaald die heel dicht rond dat gemiddelde lag. […]
Concurrerende melkprijs
Voor 2007, 2008 en 2009 zal Bel Leerdammer een melkprijs betalen die zich aan de bovenkant van de markt bevindt. Bel Leerdammer wil hiermee een concurrerende melkprijs bieden die aantrekkelijk is voor bestaande en nieuwe leveranciers. Hierbij geldt als richtniveau de melkprijs van [x Kaasmakers].”
2.7. Op de leveranciersvergadering in april 2008 heeft BL onder meer de volgende cijfers (productie BL6) bekend gemaakt:
Melkprijs 2007 incl. BTW
Vet: 4,343%
Eiwit: 3,497%
Voorschot-betaling Nabetaling Rente-correctie Contante Melkprijs Verschil tov BL
Bel Leerdammer 37,403 1,709 39,112
[x Kaasmakers] 36,921 2,670 -0,03 39,561 + 0,449
2.8. Op de leveranciersvergadering in april 2009 heeft BL onder meer de volgende cijfers (productie BL6) bekend gemaakt:
Melkprijs 2008 incl. BTW
Vet: 4,337%
Eiwit: 3,504%
Voorschot-betaling Nabetaling Rente-correctie Contante Melkprijs Verschil tov BL
Bel Leerdammer 36,550 1,453 38,003
[x Kaasmakers] 36,293 1,601 -0,032 37,862 - 0,141
2.9. Op de leveranciersvergadering in april 2010 heeft BL onder meer de volgende cijfers (productie BL7) bekend gemaakt:
Melkprijs 2009 incl. BTW
per 100 kg melk
Vet: 4,342%
Eiwit: 3,497%
Voorschot-betaling Nabetaling Rente-correctie Contante Melkprijs Verschil tov BL
Bel Leerdammer 28,03 1,78 29,81
[x Kaasmakers] 28,22 2,64 -0,03 30,83 + 1,02
2.10. Per 1 januari 2008 heeft [x Kaasmakers] (verder: [x Kaasmakers]) de zogenaamde Caring Dairy-toeslag van € 0,50 per 100 kg melk ingevoerd. Deze toeslag kan door melkleveranciers van [x Kaasmakers] worden verkregen door het Caring Dairy-programma over duurzaamheid van het boerenbedrijf te volgen, hetgeen inhoudt dat de leveranciers in groepjes bij elkaar komen en drie workshops per jaar volgen.
2.11. De Caring Dairy-toeslag heeft BL niet betrokken in de onder 2.8 en 2.9 vermelde vergelijking van [x Kaasmakers] ten opzichte van BL over 2008 en 2009.
3. Het geschil
in conventie
3.1. De Bruijn vordert na wijziging van zijn eis samengevat - veroordeling van BL tot betaling van € 25.676,25, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 september 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de voldoening en met veroordeling van BL in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en met wettelijke rente over de (na)kosten vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2. Gerritsen vordert na wijziging van zijn eis samengevat - veroordeling van BL tot betaling van € 27.896,17, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 september 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de voldoening en met veroordeling van BL in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en met wettelijke rente over de (na)kosten vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.3. De melkveehouders leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat BL haar betalingsverplichtingen uit haar overeenkomsten met de melkveehouders dient na te komen. Zij stellen daartoe het volgende.
BL heeft aan de melkveehouders toegezegd dat zij voor de jaren 2007 t/m 2009 een zelfde prijs voor de melkleveranties zou gaan betalen als [x Kaasmakers], althans dat de melkprijs nagenoeg gelijk zou zijn aan die van [x Kaasmakers]. BL heeft de melkveehouders over die periode echter minder betaald dan [x Kaasmakers] zou hebben betaald en dient het verschil alsnog te voldoen.
3.4. BL voert verweer. Zij betwist de gestelde toezegging en de gestelde verschillen en voert daarnaast de volgende verweren aan:
a) de melkveehouders hebben hun rechten verwerkt,
b) de melkveehouders hebben niet voldaan aan hun klachtplicht ex artikel 6:89 BW, zodat hen geen beroep op het gebrek in de prestatie van BL meer toekomt,
c) het schadebedrag dient te worden gecorrigeerd omdat de melkveehouders hebben nagelaten de schade te beperken.
Daarnaast voert BL aan dat bij toewijzing van de vorderingen het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad dient te worden verklaard, althans dat aan de uitvoerbaar bij voorraad verklaring de voorwaarde van zekerheidstelling dient te worden verbonden.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6. Indien en voor zover de rechtbank tot de overtuiging mocht komen dat een of meerdere vorderingen van de melkveehouders dienen te worden toegewezen, vordert BL ten aanzien van ieder van hen - samengevat - :
Primair:
te verklaren voor recht dat de overeenkomsten tussen BL en de melkveehouders in april 2008 met wederzijds goedvinden is gewijzigd, althans die overeenkomsten te wijzigen, zodanig dat de prestatie die BL voor de jaren 2007 tot en met 2009 onder de overeenkomsten aan de melkveehouders diende te leveren gelijk is aan de betaling die zij voor die periode heeft verricht,
Subsidiair:
te verklaren voor recht dat de overeenkomsten tussen BL en de melkveehouders op 1 januari 2008 wegens onvoorziene omstandigheden is gewijzigd, althans die overeenkomsten te wijzigen, zodat dat de prestatie die BL voor de jaren 2007 tot en met 2009 onder de overeenkomsten aan de melkveehouders diende te leveren in ieder geval niet de Caring Dairy-toeslag van € 0,50 per 100 kg geleverde melk omvat.
3.7. BL legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Primair: de overeenkomsten tussen BL en de melkveehouders zijn in het voorjaar 2008 met wederzijds goedvinden gewijzigd. BL heeft tijdens de leveranciersvergadering in april 2008 duidelijk gemaakt hoe de melkprijs tot stand kwam en wat het verschil was met de prijs van [x Kaasmakers]. Dit kwalificeert als een nieuw aanbod en de melkveehouders hebben dat aanbod stilzwijgend aanvaard.
Subsidiair: wegens onvoorziene omstandigheden kan ongewijzigde instandhouding van de overeenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet worden verwacht. Die onvoorziene omstandigheid is de door [x Kaasmakers] op 1 januari 2008 ingevoerde Caring-Dairy toeslag, die ingrijpend is voor de totstandkoming van de melkprijs en specifiek is voor [x Kaasmakers].
3.8. De melkveehouders voeren verweer. Zij betwisten te hebben ingestemd met een wijziging van de overeenkomsten alsmede dat de Caring-Dairy toeslag een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW oplevert.
3.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in beide zaken in conventie
4.1. De melkveehouders baseren hun stelling dat BL hen heeft toegezegd dat zij voor de jaren 2007 t/m 2009 een zelfde prijs voor de melkleveranties zou gaan betalen als [x Kaasmakers], althans dat de melkprijs nagenoeg gelijk zou zijn aan die van [x Kaasmakers] op de brief van BL van 6 september 2007, waarvan de inhoud – voor zover hier van belang – onder 2.3 is weergegeven. BL betwist dat de in die brief gedane toezegging die uitleg kan worden gegeven en stelt dat de toezegging er op neer kwam dat zij marktconforme prijzen aan de bovenkant van de markt zou hanteren.
4.2. De vraag hoe de toezegging over de melkprijs voor de jaren 2007 t/m 2009 die BL in die brief aan de melkveehouders heeft gedaan dient te worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg daarvan. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die de melkveehouders redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van BL mocht verwachten.
4.3. In de brief van 6 september 2007 heeft BL niet alleen meegedeeld dat zij haar leveranciers voor de jaren 2007, 2008 en 2009 een melkprijs zal betalen die op het niveau van [x Kaasmakers] ligt, maar ook verwezen naar leveranciersbijeenkomsten waar de ontwikkelingen besproken zouden worden en naar een interview in het Agrarisch Dagblad over de gewijzigde melkprijspolitiek. Vast staat in het Agrarisch Dagblad van 7 september 2007 is vermeld dat BL de melkprijs van [x Kaasmakers] als richtsnoer neemt en dat BL op de leveranciersvergadering in het najaar van 2007 heeft meegedeeld dat het niveau van [x Kaasmakers] als nieuwe referentie geldt. Bovendien staat als niet weersproken tussen partijen vast dat de melkprijs van [x Kaasmakers] is gebaseerd op andere waarderingen en variabelen dan BL hanteert en dat dit de melkveehouders in 2007 bekend was.
4.4. Op grond van het vorenstaande mochten de melkveehouders de mededeling dat BL een melkprijs zou betalen die op het niveau van [x Kaasmakers] lag redelijkerwijs niet in die zin opvatten dat de melkprijs van BL in de jaren 2007 tot en met 2009 identiek zou zijn aan die van [x Kaasmakers] en dienden zij redelijkerwijs rekening te houden met enige marge tussen de beide prijzen. Voorts dienden zij redelijkerwijs te begrijpen dat bij de vergelijking van de melkprijs van BL en [x Kaasmakers] de aan de gemiddelde melkleverancier betaalde melkprijs bepalend is en niet de aan hen persoonlijk betaalde melkprijs. Wel geldt dat BL uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de melkprijs van [x Kaasmakers] als referentie heeft genomen en daarmee zich aan die melkprijs heeft gebonden. Op grond daarvan mochten de melkveehouders redelijkerwijs verwachten dat de melkprijs van [x Kaasmakers] leidend zou zijn en dat de melkprijzen van andere zuivelondernemingen niet van invloed waren. De mededeling van BL dat zij met de gewijzigde melkprijspolitiek een concurrerende melkprijs wilde bereiken die zich aan de bovenkant van de markt bevindt, maakt dat slechts anders in het niet aan de orde zijnde geval dat de melkprijs van [x Kaasmakers] zich niet langer aan de bovenkant van de markt zou bevinden. Een verdergaande betekenis kan niet aan die mededeling worden toegekend, aangezien de redelijkheid en billijkheid die BL jegens haar melkleveranciers in acht dient te nemen meebrengt dat haar niet de vrijheid toekomt om naar believen voor de ene of andere maatstaf te kiezen indien zij die vrijheid niet uitdrukkelijk heeft bedongen.
4.5. In haar bedrijfsblad “Leerdammer Info” van november 2007 heeft BL over haar oude melkprijspolitiek meegedeeld dat haar melkprijs heel dicht rond het gewogen gemiddelde van de vijf grootste Nederlandse zuivelondernemingen – het zogenaamde ‘mandje’ – lag. Mededelingen van BL waaruit volgt dat zij onder de nieuwe melkprijspolitiek een ruimere of geringere marge zou hanteren, zijn gesteld noch gebleken. Mede gelet op het vorenstaande mochten de melkveehouders er derhalve redelijkerwijs op vertrouwen dat de melkprijs die BL in de jaren 2007 tot en met 2009 aan haar gemiddelde melkleverancier zou betalen heel dicht rond de melkprijs zou liggen die [x Kaasmakers] zou betalen. In zoverre wordt het subsidiaire standpunt van de melkveehouders gevolgd.
4.6. Partijen verschillen voorts van mening over de vraag of de Caring Dairy toeslag in de vergelijking tussen de melkprijs van BL en die van [x Kaasmakers] dient te worden betrokken. De melkveehouders stellen dat die toeslag daarin dient te worden betrokken omdat zij aan de eisen voor toekenning van die toeslag voldeden. BL betwist dit alles.
4.7. Vast staat dat de Caring Dairy toeslag door melkleveranciers van [x Kaasmakers] kan worden verkregen door het Caring Dairy-programma over duurzaamheid van het boerenbedrijf te volgen, hetgeen inhoudt dat de leveranciers in groepjes bij elkaar komen en drie workshops per jaar volgen. Hieruit volgt dat de toeslag een vergoeding is voor een andere prestatie dan de levering van melk en geen direct verband houdt met de hoeveelheid of de samenstelling en kwaliteit van de geleverde melk. De toezegging van BL dat voor de melkprijs die zij aan haar melkveehouders zou betalen die heel dicht rond de melkprijs van [x Kaasmakers] zou liggen, verplicht BL niet om ook andere verbintenissen met haar melkveehouders aan te gaan indien [x Kaasmakers] dat doet. Het standpunt van de melkveehouders dat de Caring Dairy toeslag van [x Kaasmakers] in de vergelijking tussen de melkprijs van BL en de melkprijs van [x Kaasmakers] dient te worden betrokken kan derhalve – ook in het geval zij aan de voorwaarden voor toekenning van die toeslag zouden voldoen – niet worden gevolgd.
4.8. De melkveehouders stellen zelf dat het verschil tussen de melkprijs van BL en die van [x Kaasmakers] voor de jaren 2007 en 2008 marginaal was. Gelet hierop en op het vorenstaande had het op de weg van de melkveehouders gelegen hun stelling dat BL haar toezegging in die jaren niet is nagekomen nader te onderbouwen. Bij gebreke van die nadere onderbouwing kan hun stelling niet worden gevolgd, zodat vorderingen van de melkveehouders over de jaren 2007 en 2008 dienen te worden afgewezen en niet behoeft te worden ingegaan op de daartegen door BL aangevoerde (bevrijdende) verweren.
4.9. De melkveehouders stellen dat zij tijdens de voorjaarsvergaderingen telkens kritiek op de door BL betaalde melkprijs hebben geuit. BL voert zelf aan dat zij op 17 augustus 2010 een bespreking met de melkveehouders heeft gehad en verwijst ter staving daarvan naar haar als productie BL8 overgelegde Powerpoint presentatie waarin op de eerste dia als aanleiding is vermeld – samengevat – dat in de leveranciersvergadering in het voor jaar van 2010 aandacht is gevraagd voor de brief van BL van 6 september 2007, dat in juli 2010 telefonisch contact is geweest en er in augustus 2010 een afspraak is gemaakt. Op grond hiervan staat ondanks de betwisting van BL voldoende vast dat de melkveehouders op de voorjaarsvergadering van 2010 hebben geprotesteerd tegen de door BL over het jaar 2009 betaalde melkprijs. Daargelaten dat artikel 6:89 BW niet van toepassing is op geldschulden, kan het door BL gedane beroep daarop ten aanzien van de vorderingen over het jaar 2009 derhalve niet slagen. Hetzelfde geldt voor het beroep op rechtsverwerking.
4.10. De vorderingen strekken tot nakoming van een betalingsverplichting en niet tot schadevergoeding, zodat een verplichting tot schadebeperking niet aan de orde is. Het door BL in de plaats daarvan gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid kan haar op grond van artikel 6:248 lid 2 BW eerst baten indien de aanspraak die de melkveehouders op nakoming van de betalingsverplichting van BL maken in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit is dezelfde maatstaf als geldt voor het hiervoor reeds verworpen beroep van BL op rechtsverwerking. Ten aanzien van de vorderingen over 2009 faalt dit verweer derhalve eveneens.
4.11. Partijen verschillen van mening over de vraag of BL met de door haar over 2009 betaalde melkprijs haar toezegging over dat jaar is nagekomen. De melkveehouders stellen dat dit niet het geval is, omdat het verschil tussen de door BL betaalde melkprijs en de melkprijs van [x Kaasmakers] groot is. BL betwist dat het verschil te groot is en voert daartoe aan dat zij ook in 2009 op de tweede plaats in de landelijke markt zat. Het laatste is op grond van hetgeen onder 4.4 is overwogen niet relevant. Bepalend is of de door BL over 2009 betaalde melkprijs al dan niet heel dicht rond de melkprijs van [x Kaasmakers] ligt. Over de vraag binnen welke grenzen daarvan sprake is, hebben partijen zich niet uitgelaten.
4.12. De vijfde dia van de als productie BL4 overgelegde Powerpoint presentatie vermeldt – voor zover hier van belang – :
“Inleiding: Historie van het BL-mandje
• De melkprijs betaald door Bel Leerdammer is vanaf 2001 gebaseerd op een “mandje”
• […]
• Gewogen gemiddelde van de melkprijs wordt bepaald
• Bel Leerdammer betaalt een marktconforme melkprijs rondom dit gewogen gemiddelde; ± 0,45 euro cent”
De daarop volgende dia bevat een grafiek van de uitbetaalde melkprijzen over de jaren 2000 tot en met 2006 waarin onder meer de bovengrens van de bandbreedte en de ondergrens van de bandbreedte is weergeven.
4.13. Op grond van hetgeen onder 4.5 is overwogen komt het de rechtbank voor dat de vraag binnen welke grenzen sprake is van een melkprijs die heel dicht rond de melkprijs van [x Kaasmakers] ligt, beantwoord dient te worden aan de hand van de in deze twee dia’s neergelegde en aan de melkleveranciers voorgehouden gegevens. Aangezien partijen deze dia’s en die gegevens niet in hun debat hebben betrokken, zal hen gelegenheid worden geboden zich bij akte daarover uit te laten alsmede over de hoogte van de vordering van ieder van de melkveehouders over 2009 indien de bedoelde gegevens worden gehanteerd.
4.14. Indien de vorenbedoelde grenzen niet aan de hand van de vorenbedoelde gegevens kan worden bepaald zal waarschijnlijk een deskundigenbericht nodig zijn. Om proceseconomische redenen zullen partijen zich voor dat geval tevens dienen uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. Partijen kunnen zich tevens uitlaten over het bedrag maximaal dat het deskundigenonderzoek mag kosten. Hierbij dienen zij er rekening mee te houden dat in het geval de kostenbegroting van de deskundige(n) lager is dan het door beide partijen genoemde maximumbedrag, partijen niet in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich voorafgaand aan het deskundigenbericht over de kostenbegroting uit te laten.
4.15. Ten einde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten als voormeld zal de zaak naar de na te melden rolzitting worden verwezen, onder aanhouding van iedere verdere beslissing. Vooralsnog gaat de rechtbank er echter vanuit dat partijen aan de hand van het vorenstaande in staat zullen zijn hun geschil in onderling overleg op te lossen.
In reconventie in beide zaken
4.16. Onduidelijk is nog of zal worden voldaan aan de voorwaarde waaronder de vorderingen in reconventie zijn ingesteld. Indien wel aan die voorwaarde wordt voldaan, liggen de vorderingen op grond van het volgende voor afwijzing gereed.
4.17. Uit hetgeen in conventie is overwogen (r.o. 4.3, 4.4, 4.5 en 4.8) volgt dat de door BL over het jaar 2007 betaalde melkprijs niet afweek van de door haar voor de jaren 2007 tot en met 2009 toegezegde melkprijs, zodat er geen sprake is van een op de voorjaarsvergadering van 2008 door BL gedaan nieuw aanbod. Van een wijziging van de overeenkomst op basis van dat nieuwe aanbod is derhalve evenmin sprake.
4.18. Voorts volgt uit hetgeen in conventie onder 4.7 is overwogen dat de door [x Kaasmakers] aan haar melkleveranciers betaalde Caring Dairy toeslag geen deel uitmaakt van de door BL aan haar melkleverancier te betalen melkprijs, zodat voor de gevorderde wijziging van de overeenkomst tussen partijen geen plaats is.
5. De beslissing
De rechtbank
in beide zaken in conventie
verwijst de zaken naar de rol van 30 januari 2013 voor uitlating bij akte als vermeld onder 4.13 en 4.14, eerst aan de zijde van de melkveehouders,
houdt iedere verdere beslissing aan,
in beide zaken in reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.?