ECLI:NL:RBDOR:2012:BY5508

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/692469/11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en dwang in Ridderkerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met meerdere minderjarige slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 5 april tot en met 28 oktober 2010, in Ridderkerk door middel van geweld en andere feitelijkheden, de slachtoffers heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat er sprake was van een feitelijk overwicht, gezien het leeftijdsverschil tussen de verdachte en de slachtoffers, en dat de handelingen plaatsvonden in de woning van de verdachte, wat de situatie extra kwetsbaar maakte voor de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, waarbij de gedetailleerdheid en consistentie van hun verklaringen een belangrijke rol speelden. De verdachte heeft ontkend dat hij seksuele bedoelingen had en heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de handelingen van de verdachte, zoals het betasten van de borsten en het slaan op de billen, een duidelijke seksuele intentie hadden. De rechtbank heeft ook de rol van alcohol en de afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en het tijdsverloop van de zaak, maar heeft ook de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector strafrecht
parketnummer: 10/692469-11 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1932],
wonende te [adres en woonplaats]
hierna: verdachte.
Raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 november 2012, waarbij de officier van justitie mr. M. Blom, verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode van 5 april tot en met 28 oktober 2010 te Ridderkerk door (bedreiging met) geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen;
2. op 28 oktober 2010 te Ridderkerk met [slachtoffer 2] (geboren: [1996]), die toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
3. in de periode van 1 juli tot en met 28 oktober 2010 te Ridderkerk door (bedreiging met) geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
Feit 1
De verklaring van [slachtoffer 1], de aangifte door de vader van [slachtoffer 1], de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1], de verklaring van [slachtoffer 2], de verklaring van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte.
Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 16 december 1999, NJ 2000,125 met betrekking tot de aanwezigheid van psychische druk als feitelijkheid. Met betrekking tot de aanwezigheid van feitelijkheden waardoor de dwang is ontstaan, heeft zij gewezen op:
- het onverhoedse karakter van de aanranding (opeens omhelzen, aan de billen en borsten zitten van [slachtoffer 1]);
- het overwicht dat blijkt uit het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer 1] (16 jaar) en verdachte (bijna 80 jaar), de omstandigheid dat het misbruik plaatsvond in zijn woning, het feit dat er alcohol werd geschonken en het feit dat er een afhankelijkheidsrelatie werd gecreëerd door het geven van dingen waar zij om vroeg zoals sigaretten.
Feit 2
De verklaringen van [slachtoffer 2], de aangifte door de moeder van [slachtoffer 2], de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van [getuige 1].
Tevens heeft de officier van justitie gewezen op de uitspraak van de rechtbank Assen van 17 november 2009, LJN BK3482. Het betreft een ontuchtige handeling nu de ten laste gelegde handeling van seksuele aard in strijd is met de sociaal-ethische norm.
Feit 3
De verklaringen van [slachtoffer 3], de aangifte door de moeder van [slachtoffer 3], de verklaring van [getuige 2] en de verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft verwezen naar hetgeen zij met betrekking tot de feitelijkheden en dwang reeds bij feit 1 heeft aangevoerd.
Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het bewijs voor feit 3 tevens geleverd wordt door schakelbewijs. Zij heeft daarbij gewezen op het feit dat (onder meer) uit de aangiftes blijkt:
- dat het steeds om jongeren van 16-17 jaar oud ging;
- aan wie verdachte dingen verstrekte die zij thuis niet kregen;
- waarna hij op een gegeven moment onverhoeds handtastelijk werd en;
- waarvan die jongeren niets durfden te zeggen omdat het een vriendelijke man was en het betasten onverhoeds gebeurde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 en 2 vooropgesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] niet voor het bewijs gebruikt mogen worden nu de verdediging deze getuigen niet heeft kunnen horen.
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs voor de ontuchtige handelingen ontbreekt.
Ten aanzien van de ten laste gelegde woorden "Je mag je T-shirt wel uittrekken" heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte dit in een andere context dan ten laste is gelegd heeft gezegd. Omdat deze uitspraak van verdachte niet vergezeld is geweest van een handeling waarbij hij de borsten van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt, is er geen sprake van een ontuchtige handeling.
Ten aanzien van het geven van een tik op de billen/het op de kont slaan en het wrijven over het been in de richting van de vagina heeft verdachte aangegeven dat hij weleens een tikje op de billen of een klopje op de benen - om iets kracht bij te zetten - kan hebben gegeven, maar dat hij zich dat niet kan herinneren omdat hij dit soort dingen wel vaker deed maar daar verder geen (seksuele) bedoeling mee had.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijkheden heeft de verdediging aangevoerd dat deze niet slechts hetzelfde kunnen luiden als de ten laste gelegde ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van de feitelijkheden heeft de verdediging voorts aangevoerd dat het geven van alcoholische drank geen feitelijkheid kan zijn waardoor dwang is ontstaan omdat de jongeren hierdoor niet onder een zodanige invloed verkeerden dat hierdoor sprake is van dwang (HR 2 juli 2010, BM9713).
Ook ten aanzien van het onverhoedse karakter waarmee de ontuchtige handelingen werden verricht en de gezagsverhouding heeft de verdediging aangevoerd dat dit niet inhoudt dat er hierdoor sprake was van dwang (Hof Arnhem 10 mei 2010, BM3965). Uit het bewijs blijkt immers niet dat de aangevers het onverhoeds vastpakken als dwingend hebben ervaren. Tevens was er geen sprake van een dreigende situatie door het overwicht of het feit dat de jongeren in de woning van verdachte waren nu zij daar vrijwillig verbleven.
Feit 2
Nu het ontuchtig karakter ten aanzien van de ten laste gelegde handeling ontbreekt, dient verdachte voor feit 2 te worden vrijgesproken. De verdediging heeft hierbij gewezen op het feit dat verdachte geen seksuele bedoelingen heeft gehad bij het kloppen op het been van het slachtoffer en dat hij hier ook geen opmerking bij heeft gemaakt. Dat het slachtoffer het gebaar als onprettig heeft ervaren is onvoldoende om te spreken van een ontuchtige handeling.
Feit 3
Ten aanzien van de ontuchtige handelingen ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs nu verdachte deze ontkent en [slachtoffer 3] alleen staat in haar verklaring nu getuige [getuige 2] niet daadwerkelijk heeft gezien dat verdachte de borsten zou hebben betast. Verdachte heeft weliswaar toegegeven dat hij dicht bij [slachtoffer 3] 'lekker ding' tegen haar heeft gezegd, maar nu deze uitspraak niet vergezeld ging van een (ontuchtige) handeling, dient verdachte voor feit 3 te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de onder feit 3 ten laste gelegde feitelijkheden (het geven van een alcoholische drank, het onverhoedse karakter, de gezagsverhouding en het overwicht) heeft de verdediging gewezen naar hetgeen reeds onder feit 1 is aangevoerd.
De verdediging heeft tevens aangevoerd dat het bewijs voor feit 3 niet geleverd kan worden middels schakelbewijs nu de modus operandi een andere is omdat het feit in een aparte ruimte is gepleegd waar alleen zij en verdachte zich bevonden.
Verdachte heeft ter zitting voorts aangegeven dat de verklaringen van de aangevers/kinderen zijn verzonnen en te vermoeden dat deze op elkaar afgestemd. Verdachte vermoedt dat dit is gebeurd uit reactie nadat hij een groepje een keer zijn huis uit gestuurd heeft.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
- Het proces-verbaal van het verhoor, nummer 2010349131, opgenomen als pagina's 29 tot en met 54 in het proces-verbaal met dossiernummer 2010349131, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 194, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [slachtoffer 1]:
Nou, ik kom precies vertellen dat woensdag [de rechtbank begrijpt: 27 oktober 2010] ben ik met een vriendin van mij en een vriend van mij naar die man gegaan. Dus op een gegeven moment, hij ging aan mijn borsten zitten en hij ging op een gegeven, met zijn hand bij mijn broek zo (wrijft met haar rechterhand over haar rechter bovenbeen) bij mijn geslachtsdeel. Hij heeft er niet onder gezeten, hij heeft wel een poging daardoor gedaan. Maar toen heb ik zijn handen weggeslagen. En toen heeft [rechtbank begrijpt: hij] heel de tijd over mijn kleding lopen wrijven en alles. En toen zei ik, ja wil je ermee stoppen. En toen duwde ik zijn handen weg.
En waar was je nou precies naartoe gegaan. Hoe heet die meneer?
[verdachte] [de rechtbank begrijpt uit het verhoor van [slachtoffer 1] dat zij bedoelt: [verdachte]].
Maar jij hebt net gezegd, hij heeft aan mijn borsten gezeten. Wanneer is dat dan precies gebeurd?
Voordat ik wegging. Toen ik hem een knuffel gaf. Daarom hield hij mij ook stevig vast zodat ik me eigen niet kon losrukken. Maar op een gegeven moment was dat wel gelukt.
Dus ik liep naar de voordeur. Dus toen zei die, ik wil een knuffel. Toen ging die heel de tijd hierheen (legt haar handen op haar borsten). En toen deed ik me eigen losrukken. En daarna sloeg die op mijn kont. Toen draaide ik mij om en toen zat ik echt zo te kijken van wat flik je me nou. Toen ging die zo over mijn benen (gaat met haar hand over haar benen, richting haar geslachtdeel) en toen ging die zo naar mijn geslachtsdeel.
Ok. En wat deed hij dan. Hoe zat hij aan je borsten. Met wat?
Ja met zijn handen. Gewoon beetje in lopen knijpen.
Ok, was dat met één borst, twee borsten?
Alle twee.
Ja eerst naar mijn borsten en daarna ging die met zijn ene hand langzaam naar mijn broek. (..) maar toen sloeg ik zijn handen weg en toen was die over mijn broek gegaan maar toen sloeg ik ook zijn handen weg.
Ok, maar hoe weet je dan dat hij naar je geslachtsdeel ging.
Omdat ik dat voel. Ja dat die met zijn hand naar mijn geslachtdeel wou. Want hij ging zo (wrijft met haar rechterhand over haar linkerbovenbeen. Van onder naar boven richting haar geslachtsdeel)
En is het wel eens eerder gebeurd?
Ja, een of twee keer.
En wat deed die precies bij [slachtoffer 2].
Bij zijn geslachtdeel ook een beetje knijpen heel zachtjes. Toen had die ook zo'n blik.
En zag [slachtoffer 2] dat niet aankomen dan?
Nee [slachtoffer 2] zag het niet aankomen ook. Want die was druk met mij aan het praten. Enne, dus op een gegeven moment, hij voelde wat, en toen heeft hij ook zijn handen weggeslagen.
Ok. Want hoe weet je dat hij dat bij andere meisjes ook heeft gedaan.
Dat heb die ook allemaal verteld aan mij.
Ok. En wat heeft hij daar dan precies over gezegd?
Ja hij had, hoe heet het, hij had ook aan dat meisje zijn borsten gezeten en het geslachtsdeel. En toen heeft hij wel een poging gekregen om onder d'r shirt te gaan en bij onder d'r broek. Ok.
Toen heeft hij wel een poging gekregen.
Een poging gekregen. Wat moet ik me daarbij voorstellen. Dat het dan is gelukt.
Ja, dat het wel gelukt is ja.
En bij welk meisje is dat.
Dat was bij [slachtoffer 3] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]] geloof ik.
- De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2012, inhoudende:
Ik heb [slachtoffer 2] op zijn been geslagen. Ik heb tegen [slachtoffer 1] gezegd 'dan trek je je shirt toch uit?' Ik heb in het oor van [slachtoffer 3] gefluisterd: 'Je bent een lekker ding'.
- Het proces-verbaal van het verhoor, nummer PL17I0 2010349956-2, opgenomen als pagina's 64 tot en met 68 in het proces-verbaal met dossiernummer 2010349131, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 194, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 29 oktober 2010 hoorden wij als getuige:
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Geboren : [1996]
De getuige verklaarde:
Ongeveer een maand geleden waren wij alle drie samen aan het chillen in het weekend.
Ik hoorde toen dat [slachtoffer 1] tegen [getuige 1] en mij zei:"Kom, dan gaan we even langs mijn opa"
Hij woont in een flat in Ridderkerk. Toen wij die eerste keer bij die woning aankwamen was het gewoon gezellig.
De tweede keer dat ik bij die meneer kwam was een week later. Die meneer zat die dag rechts naast [slachtoffer 1] op de bank bij de muur terwijl [slachtoffer 1] alleen een T-shirt droeg. Ik zag dat die meneer met zijn ene hand over de borsten van [slachtoffer 1] streek terwijl hij tegen [slachtoffer 1] zei: "Je mag je T-shirt wel uittrekken". Ik vond dat wel heel raar. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei: "Nee, ik doe het niet uit.", terwijl [slachtoffer 1] op stond. Ik zag dat [slachtoffer 1] opstond en in dat andere kamertje ging zitten.
De derde keer dat ik bij die meneer was gisteren, 28 oktober 2010.
Ik ging op de tweezits bank zitten en ik zag dat die meneer naast mij kwam zitten. [slachtoffer 1] en [getuige 1] zaten tegenover ons op de bank bij de muur.
Terwijl ik naast die meneer op de bank zat had hij in de tussentijd al vijf keer op mijn benen geklopt.
Hij begon ter hoogte van mijn knie bij de eerste keer terwijl hij daarbij lachte. De volgende keren sloeg hij mij steeds dichter bij mijn geslachtsdeel. De vijfde keer sloeg hij mij bijna bij mijn lies en ik vond dat heel erg onprettig.
Ik schoof wel steeds iets verder weg van die man. Bij de eerste twee keren dat hij dat deed zagen [getuige 1] en [slachtoffer 1] dat want [slachtoffer 1] zat met de laptop tegenover mij op die bank.
- Het proces-verbaal van het verhoor, nummer PL17I0 2010349131-22, opgenomen als pagina's 90 tot en met 96 in het proces-verbaal met dossiernummer 2010349131, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 194, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [slachtoffer 3]:
A: Bij binnenkomst kneep hij wel eens in mijn kont en fluisterde hij wel eens iets in mijn oor. Als hij fluisterde likte hij ook wel eens in mijn oor.
V: Wat zei hij dan als hij in je oor fluisterde?
A: ja "lekkerding" of "je bent mooi" en daarna likte hij in mijn oor.
A: Ik zat vaak achter de laptop, de laptop staat in een klein kamertje naast de woonkamer, maar daar zit ik liever niet meer alleen.
[verdachte] kwam toen naast me staan en bleef hij een beetje heen en weer lopen. Toen ging hij achter me staan en weer dingen in mijn oor fluisteren als "je bent lekker". [verdachte] zat toen aan mijn tieten.
V: Hoe ging dat?
A: Hij stond gewoon achter mijn stoel. Toen hij achter me stond zat hij aan mijn tieten.
V: Hoe ging dat precies toen hij aan je zat?
A: Hij had echt zijn hand in mijn shirt en in mijn BH, echt op mijn blote borst. Hij stopte zijn rechterhand vanaf de bovenkant van mijn shirt in mijn shirt nog onder mijn topje en onder mijn BH. Hij zat een beetje te kneden. Ik haalde zijn hand eruit. Ik heb toen met mijn hand zijn hand uit mijn shirt gehaald.
Bij de meiden [getuige 3], [getuige 1], [slachtoffer 1] [rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]] zat hij aan hun kont.
Dat was meer bij binnenkomst gaf hij dan een knuffel en kneep hij een paar keer in hun kont, wel gewoon over de kleding. Of wanneer je voorbij liep als je naar de W.C. ging kneep hij in je kont wanneer je langs hem liep.
V: Hoe vaak is het bij jou gebeurd?
A: Hij heeft 1 keer aan mijn borsten gezeten en verder denk ik 3 keer in mijn oor gelikt en tegen mijn kont slaan deed hij heel de tijd.
- Het proces-verbaal van het verhoor, nummer PL17I0 2010349131-15, opgenomen als pagina's 105 tot en met 111 in het proces-verbaal met dossiernummer 2010349131, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 194, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van verdachte:
V: Wie is [slachtoffer 1]? Hoe vaak hebt u haar ontmoet?
A: Regelmatig soms 2 keer in een weekeind, vanaf september 2010.
- Het proces-verbaal van het verhoor, nummer PL17I0 2011023451-4, opgenomen als pagina's 112 tot en met 117 in het proces-verbaal met dossiernummer 2010349131, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 194, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van verdachte:
V: Heeft u wel eens "lekkerding" of "je bent mooi" tegen [slachtoffer 3] gezegd?
A: Dat zou makkelijk geweest kunnen zijn dat ik dat tegen haar heb gezegd.
Ik heb misschien wel eens iets in haar oren gefluisterd. Lekker ding, maar anders niets.
- Het proces-verbaal van het verhoor, nummer PL17I0 2010349131-24, opgenomen als pagina's 169 tot en met 175 in het proces-verbaal met dossiernummer 2010349131, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 194, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van getuige [getuige 2]:
Op een gegeven moment begon [verdachte] steeds meer mensen te betasten en zo. Het begon meestal als een grapje. Dan legde hij voor de grap zijn hand op het been, net boven de knie, van iemand of een arm om de schouder van iemand heen. Hij deed dat altijd bij een meisje dat dan naast hem zat. Het was bij [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] .
V: Weet jij nog wanneer de eerste keer was dat er iets gebeurde?
A: Dat was in 2010. Het was lekker weer, dus het zal rond de zomer zijn geweest. Ik had [slachtoffer 3] opgehaald. We zijn toen naar [verdachte] gegaan.
V: Wat heeft [verdachte] bij [slachtoffer 3] gedaan?
A: Hij heeft een van zijn handen of allebei op haar borsten gelegd.
V: Heb jij gezien dat [verdachte] aan de borsten van [slachtoffer 3] zat?
A: Nee, niet echt. Ik was in de woonkamer. Ik zag [verdachte] in de zijkamer door ruit van de deur. Ik zag [verdachte] een beweging met zijn handen maken. Een beweging waarbij hij zijn handen vooruit stak. Ik kon niet zien waarnaar hij zijn handen uitstrekte, maar toen [slachtoffer 3] binnen kwam lopen begreep ik hoe het zat.
- Het proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt, van verhoor bij de rechter-commissaris op 18 juni 2012, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van getuige [slachtoffer 3]:
Ja, [verdachte]. Ik ben heel vaak bij hem thuis geweest. Hij woont in een flat in Ridderkerk.
Als je wegging, gaf [verdachte] je zomaar een knuffel. Dat was geen normale knuffel, want hij zat dan gelijk met zijn hand op je kont. Eén keer heeft hij ook zijn hand in mijn bh gedaan op mijn borst. Hij ging met zijn hand in mijn shirt en in mijn bh. Ik liet het gewoon gaan, omdat ik het moeilijk vond om te zeggen dat ik dat niet wilde.
Ik begrijp dat hij één keer aan je borsten heeft gezeten en vaker aan je billen. Weet je hoeveel keer hij aan je billen heeft gezeten?
Meer dan 10 keer.
Had hij ook weleens je oor gelikt?
Ja, alleen geknabbeld zegmaar, een beetje zacht bijten, dat vond ik niet prettig.
Heb je gezien dat hij aan de billen van [slachtoffer 1] heeft gezeten?
Ja, dat heb ik gezien. Ook heb ik gezien dat hij haar knuffels gaf. Ik zag dat hij haar omhelsde en over haar rug wreef en haar stevig tegen zich aangedrukt hield.
Op grond van de in de bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Betrouwbaarheid
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] - in tegenstelling tot de verdediging - betrouwbaar gezien de gedetailleerdheid en de consistentie van deze verklaring en het feit dat de verklaring van [slachtoffer 1] op belangrijke onderdelen steun vindt in (onder meer) de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Dat de verdediging de betreffende getuige niet heeft kunnen horen, doet hier niet aan af en maakt niet dat deze verklaring niet voor het bewijs zou mogen worden gebezigd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat alle aangevers hun verklaringen op elkaar afgestemd zouden hebben omdat hij hen op een gegeven moment zijn huis uit heeft gezet onaannemelijk. Hierbij wijst de rechtbank op de gedetailleerdheid van de verklaringen, de innerlijke consistentie ervan, de consistentie ook op enkele opvallende details tussen de verklaringen onderling, de authentieke indruk die deze verklaringen maken, de persoon van de aangevers en het feit dat de rechtbank ook ten aanzien van het doen van aangifte en de wijze waarop de ouders informatie van hun kinderen hebben verkregen niet is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit deze afstemming zou kunnen blijken.
Dwingend karakter
In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er bij de onverhoedse aanrakingen sprake is geweest van dwang.
Zo heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte, terwijl hij onverhoeds haar borsten betastte en bekneep, haar stevig vasthield in het kader van een 'knuffel' voordat ze naar huis ging, waarbij ze probeerde zich los te rukken. Toen zij zich uiteindelijk los wist te rukken en (kennelijk nog steeds) met haar rug naar verdachte toe stond, heeft verdachte haar onverhoeds nog een klap op de kont gegeven waarop zij zich omdraaide. Daarop heeft verdachte over haar benen gewreven waarop zij zijn handen wegsloeg en zei dat hij moest stoppen. De rechtbank kan deze verklaring niet anders begrijpen dan dat [slachtoffer 1] niet alleen duidelijk heeft gemaakt dat zij deze handelingen niet wilde, maar ook dat de situatie voor haar op dat moment zodanig was dat het tevens onvermijdelijk was dat zij die handelingen toeliet.
Ook ten aanzien van aangever [slachtoffer 3] is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van dwang. Dat aangever [slachtoffer 3] de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen niet heeft gewild blijkt uit het feit dat zij het likken/knabbelen/zacht bijten in haar oor niet prettig vond. Ook blijkt deze onvrijwilligheid uit het feit dat aangever [slachtoffer 3] bij de politie heeft verklaard dat ze de hand van verdachte, toen deze onder haar BH ging, heeft weggehaald. Veel later gehoord bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] een iets andere lezing van het verloop na die handeling van verdachte gegeven. Daarbij heeft zij - gevraagd waarom zij (zelf) niets ondernam toen verdachte haar borst onder haar T-shirt betastte - verklaard dat zij het moeilijk vond te zeggen dat ze dat niet wilde. In beide lezingen blijkt de dwang naar het oordeel van de rechtbank uit het aanvankelijk toelaten van die handeling.
De rechtbank overweegt daarbij dat ook dat, naast de onverhoedsheid, feitelijk overwicht - gezien het leeftijdsverschil en het zich in de woning van verdachte bevinden - gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] op zichzelf een omstandigheid vormde die leidde tot een beperkte vorm van dwang die - hoewel deze de situatie niet bedreigend maakte - wel beslissend was voor het (mogelijk kortstondig) dulden van ontuchtige handelingen.
Ontuchtig karakter
De rechtbank is van oordeel dat het kloppen op het been van aangever [slachtoffer 2], meerdere keren, en kennelijk bewust steeds dichter naar diens geslachtsdeel toe, gezien de uiterlijke verschijningsvorm niet anders dan een ontuchtig karakter kan hebben gehad. Het kloppen op de billen van meisjes acht de rechtbank, in samenhang met de overige bewezenverklaarde handelingen, de uitspraken van verdachte, diens leeftijd en de bewezenverklaarde dwang van een duidelijke seksuele intentie getuigen, anders dan in het door de verdediging genoemde arrest (BX4288). Onder deze omstandigheden staat het ontuchtige karakter van genoemde handelingen vast.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor onder 4.3 vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 05 april 2010 tot en met 28 oktober 2010 te Ridderkerk, meermalendoor een feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
namelijk het :
- betasten van en knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en
- wrijven over debenen in de richting van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- slaan op de billen/kont van die [slachtoffer 1],
eenfeitelijkheid heeft bestaan uit het
- onverhoeds
= vastpakken van die [slachtoffer 1] en
= betasten van enknijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] endaarbij die [slachtoffer 1] de woorden toevoegen: "Je mag je T-shirt wel uittrekken en
= wrijven over debenen in de richting van de vagina van die [slachtoffer 1] en
= slaan op de billen/kont van die [slachtoffer 1];
2.
op 28 oktober 2010 te Ridderkerk,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [1996]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande die ontuchtige handelingen uit het meermalenkloppen op debenen in de richting van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 2];
3.
in de periode van 01 juli 2010 tot en met 28 oktober 2010 te Ridderkerk, door feitelijkhedeniemand, te weten [slachtoffer 3], heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
namelijk het
-betasten van en knijpen in de billen en kont van die [slachtoffer 3] en
-een oor van die [slachtoffer 3] likken en-(vast)pakken van de borsten onder de kleding van die [slachtoffer 3],
feitelijkheden hebben bestaan uit het :
-onverhoeds (achter die [slachtoffer 3] gaan staan en/of vervolgens)
= betasten van en knijpen in de billen en kont van die [slachtoffer 3] en
= een oor van die [slachtoffer 3] likken en
= (vast)pakken van de borsten onder de kleding van die [slachtoffer 3];
- hebben van een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 3], gezien het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 3], terwijl verdachte en die [slachtoffer 3] zich bevonden in de woning van hem, verdachte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. + 3. (telkens)
FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID
2.
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt een behandelverplichting.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft bij de bepaling van de eis rekening gehouden met de richtlijnen van de rechtbank, het tijdsverloop, de leeftijd van verdachte, het blanco strafblad van verdachte en het feit dat zij het van belang acht dat verdachte reclasseringsbegeleiding krijgt.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de leeftijd van verdachte, het feit dat verdachte lang in onzekerheid moest zitten over de uitkomst van de zaak, het feit dat hij in deze zaak alleen staat omdat hij dit niet met familie durft te bespreken en het feit dat de verdediging [slachtoffer 1] en [getuige 1] niet heeft kunnen horen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte fysiek niet in staat is een werkstraf uit te voeren en dat verdachte bereid is mee te werken aan reclasseringstoezicht hoewel hij van mening is dat er niets aan hem mankeert.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op laakbare wijze de lichamelijke integriteit van drie jongeren geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar iedere jongere recht op heeft, doorkruist. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft willen verschaffen of berouw heeft getoond en juist de suggestie heeft gewekt dat de aangevers de (verzonnen) verhalen op elkaar afgestemd zouden hebben.
Verdachte heeft er steeds op slinkse wijze voor gezorgd dat hij de - in dit geval toch al kwetsbare - jongeren kon betasten. Door zijn slachtoffers zaken te verstrekken waar jongeren op die leeftijd erg gevoelig voor zijn en die zij thuis niet kregen (geld voor sigaretten, alcoholische drank, lingerie, internet, pornofilms) heeft hij ervoor gezorgd dat zij bij hem thuis kwamen. Vervolgens heeft hij door het steeds onverhoeds betasten van deze jongeren ervoor gezorgd dat zij gedwongen waren zijn handtastelijkheden te ondergaan. In het geval van aangever [slachtoffer 1] heeft tevens het overwicht door het leeftijdsverschil in combinatie met het feit dat het zich in de woning van verdachte afspeelde ervoor gezorgd dat zij niet durfde te zeggen dat ze dat niet wilde en haar ook op deze manier gedwongen de ontuchtige handelingen te ondergaan.
Voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid waarbij er sprake is van betasten en weinig geweld wordt gebruikt, wordt in de regel een gevangenisstraf van drie tot zes maanden als uitgangspunt gehanteerd voor iemand die voor het eerst met een dergelijk feit in aanraking komt met justitie. Indien deze aanranding incidenteel of in een korte periode wordt gepleegd ten aanzien van een kind wordt in de regel tien tot twaalf maanden gevangenisstraf als uitgangspunt gehanteerd.
Voor ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar, incidenteel of gedurende een korte periode gepleegd, wordt in de regel een gevangenisstraf van zeven tot acht maanden als uitgangspunt gehanteerd voor iemand die voor het eerst met een dergelijk feit in aanraking komt met justitie.
In strafverminderende zin zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte op leeftijd is (verdachte is inmiddels 80 jaar).
Tevens houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop van de zaak en het feit dat verdachte gedurende dit tijdsverloop in onzekerheid heeft verkeerd over de afloop van de zaak. Nu de redelijke termijn met minder dan zes maanden is overschreden zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de straf met vijf procent verminderen.
Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van de reclassering van 24 november 2011 waarin de reclassering adviseert bij een veroordeling een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en een behandelverplichting. Uit het rapport en uit hetgeen ter zitting is besproken is tevens gebleken dat verdachte bij een veroordeling mee zal willen werken aan reclasseringstoezicht, hoewel hij van mening is dat er met hem niets mis is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 120 uren passend en geboden is, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank gaat ervan uit dat de door verdachte ter zitting genoemde fysieke beperkingen niet in de weg staan aan het uitvoeren van een taakstraf.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen teneinde de ernst van de feiten te benadrukken. Met deze voorwaardelijke straf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in verzekering is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de taakstraf naar rato van twee uren per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een behandelverplichting;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter, mr. G.A.J.M. van Vugt en
mr. A.A.J. de Nijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2012.
Mrs. G.A.J.M. van Vugt en A.A.J. de Nijs zijn door afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De (gewijzigde) tenlastelegging
1.
[zaak Fresia 1]
hij,
in of omstreeks de periode van 05 april 2010 tot en met 28 oktober 2010 te Ridderkerk, meermalen, althans eenmaal,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het (meermalen):
- betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en/of
daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toevoegen: "Je mag je T-shirt wel uittrekken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- wrijven over de/een be(e)n(en) in de richting van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- slaan op de billen/kont van die [slachtoffer 1],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen):
-geven van alcoholische drank aan die [slachtoffer 1] en/of
-(vervolgens) onverhoeds
= vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
= betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en/of daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toevoegen: "Je mag je T-shirt wel uittrekken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
= wrijven over de/een be(e)n(en) in de richting van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
= slaan op de billen/kont van die [slachtoffer 1];
- hebben van een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 1], gezien het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1], terwijl verdachte en die [slachtoffer 1] zich bevonden in de woning van hem, verdachte, en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
[Artikel 246 Wetboek van Stafrecht]
2.
[zaak Fresia 2]
hij,
op of omstreeks 28 oktober 2010 te Ridderkerk,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [1996]), buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande die ontuchtige handeling(en) uit het (meermalen) kloppen op en/of wrijven over de/een be(e)n(en) in de richting van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 2];
[Artikel 247 Wetboek van Strafrecht]
3.
[zaak Fresia 4]
hij,
in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 28 oktober 2010 te Ridderkerk, meermalen, althans eenmaal,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 3], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het (meermalen):
-betasten van en/of knijpen in de billen en/of kont van die [slachtoffer 3] en/of
-die [slachtoffer 3] de woorden toevoegen: "Lekker ding" en/of "Je bent mooi" en/of "Je bent lekker", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
-aan een oor van die [slachtoffer 3] likken en/of
-(vast)pakken van de borsten onder de kleding van die [slachtoffer 3],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen):
-geven van alcoholische drank aan die [slachtoffer 3] en/of
-onverhoeds (achter die [slachtoffer 3] gaan staan en/of vervolgens)
= betasten van en/of knijpen in de billen en/of kont van die [slachtoffer 3] en/of
= die [slachtoffer 3] de woorden toevoegen: "Lekker ding" en/of "Je bent mooi" en/of "Je bent lekker", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
= aan een oor van die [slachtoffer 3] likken en/of
= (vast)pakken van de borsten onder de kleding van die [slachtoffer 3];
- hebben van een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 3], gezien het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 3], terwijl verdachte en die [slachtoffer 3] zich bevonden in de woning van hem, verdachte, en aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
[Artikel 246 Wetboek van strafrecht]
Parketnummer: 10/692469-11
Vonnis d.d. 27 november 2012