ECLI:NL:RBDOR:2012:BY4248

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/132
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift inzake inbeslagneming van voorwerpen in het kader van rechtshulpverzoek

In deze zaak gaat het om een klaagschrift dat op 29 april 2010 is ingediend door mr. D.S. Schreuders, advocaat te Amsterdam, namens een werknemer zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Het klaagschrift betreft de inbeslagneming van zeven voorwerpen die in de woning van de klager zijn aangetroffen. De rechtbank Dordrecht heeft op 22 oktober 2012 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie gevorderde doorzoeking, die onder leiding van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, rechtmatig was, ook al was er geen schriftelijke beslissing van de rechter-commissaris. De rechtbank verklaart het klaagschrift deels gegrond en deels ongegrond. De rechtbank stelt vast dat de inbeslagneming van de voorwerpen rechtmatig is, ook al zijn er privéstukken bij betrokken. De rechtbank oordeelt dat er een verdenking kan ontstaan door een rechtshulpverzoek en dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van bepaalde in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en concludeert dat het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heft het beslag op deze voorwerpen en gelast de teruggave aan de klager. De uitspraak is gedaan in raadkamer, waarbij de rechters de beschikking hebben gegeven en de griffier aanwezig was. De beschikking is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2012.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Strafrecht
Registratienummer: 10/132
Uitspraakdatum: 22 oktober 2012
1. Klaagschrift
Op 29 april 2010 komt op de griffie van de rechtbank Dordrecht een klaagschrift binnen ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 27 april 2010, van mr. D.S. Schreuders, advocaat te Amsterdam, gemachtigde van:
[WERKNEMER 2 VERDACHTE], klager,
geboren te [geboorteplaats] in 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. Schreuders voornoemd.
Het klaagschrift strekt - kort gezegd - tot teruggave van zeven in klagers woning in beslag genomen voorwerpen.
2. Ontstaan en loop van de procedure
2.1 Op 20 en 28 augustus, 24 september 2008 en 11 mei 2009 doet de Attorney-General van Mauritius (aanvullende) rechtshulpverzoeken aan Nederland.
2.2 Op 2 november 2009 vordert de officier van justitie bij de rechter-commissaris doorzoeking ter uitvoering van een rechtshulpverzoek (ex art. 552n van het Wetboek van Strafvordering) en ter inbeslagneming van voorwerpen/vastlegging gegevens (ex art. 94 jo. 110 en 125i-125j Sv). Dit laatste wegens verdenking van art. 177 lid 1, 177a en 225 lid 1 en/of 2 van het Wetboek van Strafrecht. Op 25 november 2009 verricht de rechter-commissaris doorzoekingen bij klager, alsmede bij [Verdachte] International B.V. en Maatschappij [Verdachte] B.V. en [werknemer 1] (hierna ook: [Verdachte] c.s.). Er worden voorwerpen in beslag genomen en gegevens vastgelegd. Klagers woning is geletterd C.
2.3 Op 5 maart 2010 vordert mr. P.T.R. Bliek, officier van justitie bij het functioneel parket, ex art. 552p lid 2 Sv dat de rechtbank de in beslag genomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers aan de (rechtshulp)officier van justitie ter beschikking stelt.
2.4 [Verdachte] c.s. en de officier van justitie dienen klaagschriften in ex art. 552a Sv.
2.5 De rechtbank behandelt de vordering in raadkamer van 12 mei en 9 en 27 september 2010. Op 27 september 2010 houdt zij de behandeling van de vordering aan. Zij verklaart het klaagschrift van de officier van justitie ongegrond (LJN BN9451). Op 11 oktober 2010 heropent en schorst zij het onderzoek naar de klaagschriften van [Verdachte] c.s. voor nadere selectie van de in beslag genomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers door de rechter-commissaris (LJN BO1774, BO1775 en BO1777). [Verdachte] c.s. stellen cassatieberoep in tegen deze beschikkingen. De Hoge Raad verklaart hen daarin op 4 oktober 2011 niet-ontvankelijk (LJN BT2190, BT2191 en BT2192).
2.6 De rechter-commissaris maakt een selectie voor het Mauritiaanse en het Nederlandse onderzoek. Deze luiden gelijk, afgezien van digitale bestanden met itemnummers 002a-002d en 016a. Deze bevinden zich wel in de Nederlandse, maar niet in de Mauritiaanse selectie.
2.7 De rechtbank neemt kennis van het dossier en behandelt het klaagschrift van klager in raadkamer van 10 september 2012. De officier van justitie is gehoord en geeft te kennen van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, voor zover het voorwerpen betreft buiten de mappen voor het Mauritiaanse rechtshulpverzoek en het Nederlandse onderzoek. Namens klager is mr. Schreuders, voornoemd, gehoord. De vordering ex art. 552p Sv en de andere klaagschriften zijn gelijktijdig behandeld.
2.8 Het beslag duurt thans nog voort.
3. Beoordeling
3.1 De rechtbank overweegt dat het verdragsrechtelijk en wettelijk kader het volgende is.
Art. 46 lid 3, 7, 17 en 21 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie: '3. De wederzijdse rechtshulp die moet worden verleend overeenkomstig dit artikel kan worden verzocht voor elk van de volgende doeleinden: [...]; e. het verschaffen van [...] stukken van overtuiging; f. het verstrekken van originelen of gewaarmerkte afschriften van relevante documenten en dossiers, met inbegrip van bancaire, financiële, bedrijfs- of zakelijke dossiers; [...]. 7. Het negende tot en met het negenentwintigste lid van dit artikel zijn van toepassing op ingevolge dit artikel gedane verzoeken indien de betrokken Staten die partij zijn niet gebonden worden door een verdrag inzake wederzijdse rechtshulp. [...] 17. Een verzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig het nationale recht van de aangezochte Staat die partij is [...]. 21. Wederzijdse rechtshulp kan worden geweigerd: [...] d. indien het in strijd zou zijn met het rechtsstelsel van de aangezochte Staat die partij is met betrekking tot wederzijdse rechtshulp om het verzoek te honoreren.'
Deze bepalingen treden op 14 december 2005 in werking voor Mauritius en op 30 november 2006 voor Nederland zonder hier relevante voorbehouden of verklaringen. Mauritius en Nederland zijn niet gebonden door een rechtshulpverdrag.
Art. 94 lid 1 Sv: 'Vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen [...].'
Art. 110 lid 1-2: '1. De rechter-commissaris kan, op vordering van de officier van justitie en in het gerechtelijk vooronderzoek tevens ambtshalve, ter inbeslagneming elke plaats doorzoeken. [...]. 2. Het doorzoeken van plaatsen overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid geschiedt onder leiding van de rechter-commissaris [...].'
Art. 125i Sv: 'Aan de rechter-commissaris [...] komt onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in [artikel] 110, eerste en tweede lid, de bevoegdheid toe tot het doorzoeken van een plaats ter vastlegging van gegevens die op deze plaats op een gegevensdrager zijn opgeslagen of vastgelegd. In het belang van het onderzoek kunnen zij deze gegevens vastleggen. [...].'
Art. 552a lid 1 en 7 Sv: '1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, [...] over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking [...]. 7. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last'
Art. 552d lid 2 Sv: 'Beroep in cassatie kan door het openbaar ministerie worden ingesteld binnen veertien dagen na de dagtekening der beschikking, en door de klager binnen veertien dagen na de betekening.'
Art. 552k lid 1 Sv: 'Voor zover het verzoek is gegrond op een verdrag, wordt daaraan zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven.'
Art. 552l lid 1 aanhef en onder c Sv: 'Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven: [...] voor zover het is gedaan ten behoeve van een onderzoek naar feiten terzake waarvan de verdachte in Nederland wordt vervolgd.'
Art. 552o lid 3 Sv: 'Vatbaar voor inbeslagneming, overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, zijn stukken van overtuiging die daarvoor vatbaar zouden zijn, indien het feit in verband waarmede de rechtshulp is gevraagd, in Nederland was begaan en dat feit aanleiding kan geven tot uitlevering aan de verzoekende staat.'
Art. 552p lid 2 en 4 Sv: '2. De door de rechter-commissaris in beslag genomen stukken van overtuiging en onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van enige strafvorderlijke bevoegdheid worden ter beschikking van de officier van justitie gesteld, voor zover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent. 3. [...]. 4. Het bepaalde bij en krachtens de artikelen [...] 552ca tot en met 552e is ten aanzien van het gestelde in het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing.'
3.2 De rechtbank stelt als haar oordeel voorop dat de doorzoeking bij klager zowel heeft plaatsgevonden in het kader van het Mauritiaanse rechtshulpverzoek als in het kader van een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Uit het dossier en het onderzoek in raadkamer blijkt dat de officier van justitie ook in het kader van een Nederlands onderzoek heeft gevorderd dat bij klager doorzoeking zou plaatsvinden. Uit het proces-verbaal dat vervolgens van deze doorzoeking is opgemaakt, volgt dat zij plaatsvindt onder leiding van de rechter-commissaris. Het betreft derhalve een doorzoeking in de zin van art. 110 (jo. art. 125i) Sv. Dat de rechter-commissaris hiertoe niet schriftelijk heeft besloten, doet daaraan niet af.
3.3 De rechtbank is van oordeel dat het beslag op rechtmatige wijze is gelegd. De rechtbank verwerpt het andersluidende verweer van klager. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechter-commissaris was bevoegd om de desbetreffende voorwerpen in beslag te nemen, zulks in het belang van de waarheidsvinding, zoals in art. 94 Sv omschreven. Hiervan was ten tijde van de doorzoeking sprake, gelet op hetgeen staat vermeld in de vorderingen van de officier van justitie en hetgeen - ook naar de omschrijving op de lijst van in beslag genomen goederen - in beslag is genomen. Dat zich daaronder ook privéstukken bevinden, althans dat dit nu blijkt, maakt dit niet anders. Geen rechtsregel verzet zich er ten slotte tegen dat een redelijk vermoeden van schuld aan enig in Nederland begaan strafbaar feit voortvloeit uit feiten of omstandigheden die zijn vervat in een buitenlands rechtshulpverzoek. De omstandigheid dat uitsluitend dit aanleiding is voor Nederlands onderzoek maakt dat niet anders, noch de - niet geheel in het dossier steun vindende - omstandigheden dat het - namelijk slechts deels - om dezelfde feiten gaat en - eveneens namelijk slechts deels - om dezelfde verdachte (rechts)personen. De rechtbank laat verweren met betrekking tot onder [Verdachte] in beslag genomen voorwerpen en daar vastgelegde digitale gegevens onbesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat die de reikwijdte van het onderhavige klaagschrift te buiten gaan, aangezien dit immers betrekking heeft op bepaalde in klagers woning in beslag genomen voorwerpen.
3.4.1 De rechtbank overweegt dat zij zich voorts heeft te richten naar het volgende toetsingskader. In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, ook in een zaak betreffende een ander dan de klager. Ingevolge art. 116 lid 1 Sv doet het openbaar ministerie de in beslag genomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het openbaar ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen (vgl. HR 28 september 2010, LJN BL2823, r.o. 2.8-2.10). Nu beslag is gelegd op de voet van art. 94 lid 1 (jo. 552o lid 3) Sv is in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in Mauritius (vgl. HR 12 juni 1984, NJ 1985, 173, r.o. 5.3.5) en in Nederland. De rechtbank overweegt dat zij zich voorts wat betreft het Mauritiaanse verzoek heeft te richten naar het volgende toetsingskader. Als uitgangspunt heeft te gelden dat, indien het verzoek is gegrond op een verdrag - hier het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie - aan dat verzoek ingevolge art. 552k lid 1 Sv zoveel mogelijk het verlangde gevolg dient te worden gegeven. Deze bepaling dient aldus te worden verstaan dat slechts van inwilliging van het verzoek kan worden afgezien indien zich belemmeringen van wezenlijke aard voordoen, die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, in het bijzonder art. 552l Sv, dan wel indien door de inwilliging van het rechtshulpverzoek wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht (vgl. HR 19 maart 2002, LJN ZD2927, r.o. 3.4).
3.4.2 De rechtbank is van oordeel dat kunnen dienen om in Mauritius en in Nederland de waarheid aan de dag te brengen in de zin van art. 94 lid 1 (jo. 552o lid 3) Sv, de volgende voorwerpen waarop het klaagschrift betrekking heeft: door de rechter-commissaris geselecteerde documenten die zich bevinden achter de respectieve beslaglijsten/overzichten geletterd C als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur [naam inspecteur] van 26 juni 2012. De rechtbank verwerpt het verweer van klager dat deze selectie te ruim is. De rechtbank overweegt daartoe dat zij in het bijzonder heeft gelet op de feiten en omstandigheden in de (aanvullende) rechtshulpverzoeken, de vordering van de officier van justitie tot doorzoeking en de inhoud van de desbetreffende voorwerpen en de beschrijving daarvan op de respectieve beslaglijsten/overzichten.
3.4.3 De rechtbank is voorts van oordeel dat in verband met het Mauritiaanse verzoek weliswaar is gebleken van een bovengenoemde belemmering van wezenlijke aard, in dier voege dat in zeker opzicht sprake is van het geval bedoeld in art. 552l lid 1 aanhef en onder c Sv, doch dat in zoverre dus sprake is van dubbele vervolging en er op dat punt derhalve een strafvorderlijk belang is voor een Nederlands onderzoek.
3.4.4 De rechtbank stelt ten slotte vast dat de officier van justitie bij de behandeling van het beklag te kennen heeft gegeven van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich voor de overige in beslag genomen voorwerpen waarop het klaagschrift ziet, niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet. De rechtbank zal daarom in zoverre zonder zelf in een beoordeling van dit punt te treden op het klaagschrift beslissen.
3.4.5 De rechtbank concludeert derhalve dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen, voor zover het de hiervoor in 3.4.2 genoemde voorwerpen betreft. In zoverre zal zij het klaagschrift op dit punt dan ook ongegrond verklaren. Wat betreft de overige onder klager in beslag genomen voorwerpen zal de rechtbank het klaagschrift zonder meer gegrond verklaren.
3.5 Klager heeft tijdens het onderzoek in raadkamer verzocht de officier van justitie te bevelen op geen enkele wijze gebruik te maken van de hem in het kader van het klaagschrift ter beschikking gestelde, bij klager in beslag genomen stukken, totdat onherroepelijk op het klaagschrift is beslist. De rechtbank verklaart klager in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat een beklag als bedoeld in art. 552a Sv, zoals die bepaling ook voorschrijft, schriftelijk moet worden gedaan. De wet kent niet de mogelijkheid dat een verzoek over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen mondeling wordt gedaan; in een dergelijk beklag kunnen klaagsters niet worden ontvangen (vgl. HR 28 september 2010, LJN BL2823, r.o. 2.3).
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek de officier van justitie te bevelen op geen enkele wijze gebruik te maken van de hem in het kader van het klaagschrift ter beschikking gestelde, bij klaagsters in beslag genomen stukken, totdat onherroepelijk op het klaagschrift is beslist;
- verklaart het klaagschrift ongegrond voor zover dit betrekking heeft op door de rechter-commissaris geselecteerde documenten die zich bevinden achter de respectieve beslaglijsten/overzichten geletterd C als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur [naam inspecteur] van 26 juni 2012;
- verklaart het klaagschrift gegrond voor zover dit betrekking heeft op de overige onder klager in beslag genomen voorwerpen, heft op het daarop gelegde beslag en gelast de teruggave van deze voorwerpen aan klager.
Deze beschikking is in raadkamer gegeven door mr. P. Joele, voorzitter, mr. M.A. Waals en mr. F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2012.
Mrs. Waals en Van Laanen zijn wegens afwezigheid niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.