ECLI:NL:RBDOR:2012:BY2360
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 5 november 2012 een verzoek tot wraking behandeld van de meervoudige strafkamer. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, verzocht om wraking van de rechters A. Hello, M.A.C. Prins en G.J. Schiffers-Hanssen. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat getuigen, met toestemming van de voorzitter van de meervoudige strafkamer, inzage hadden gekregen in het strafdossier voordat zij hun getuigenverklaring hadden afgelegd. Dit zou de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt, omdat de verdediging niet kon toetsen of de getuigen uit eigen waarneming hadden verklaard.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld en gehoord van de verdachte, zijn raadsman, de leden van de meervoudige strafkamer en de officier van justitie mr. C.E.J. Backer. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend en dat de verzoeker in het verzoek tot wraking kon worden ontvangen. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen een procesbeslissing was en dat de meervoudige strafkamer niet in de wraking berustte. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van de rechters niet objectief gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 5 november 2012, door de rechters P. Joele, E.D. Rentema en A.P. Hameete. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de partijen een vooringenomenheid koestert.