ECLI:NL:RBDOR:2012:BY2277

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98510 / HA ZA 12-2139
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproeping in vrijwaring deels toegewezen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, is op 31 oktober 2012 een vonnis gewezen in een incident betreffende de oproeping in vrijwaring. De eiser in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B.M. Swart, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die ook eisers in het incident zijn, met als doel de besloten vennootschap [betrokkene 1] en [betrokkene 3] in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde zich op het standpunt stelt dat de rechtsvoorganger van eiser haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen. Dit heeft geleid tot de mogelijkheid voor gedaagde om de rechtsvoorganger van eiser in vrijwaring op te roepen.

De rechtbank heeft de oproeping in vrijwaring van de bestuurder van de rechtsvoorganger van eiser afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vordering op de rechtsvoorganger onbetaald en onverhaalbaar zal blijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de oproeping in vrijwaring van [betrokkene 1] kan worden toegewezen, aangezien er een rechtsverhouding bestaat die een verplichting tot vrijwaring inhoudt. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling op 12 december 2012, waarbij de gedaagden in hoofdzaak de gelegenheid krijgen om hun standpunten verder toe te lichten.

De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A. Eerdhuijzen, die de zaak heeft behandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 98510 / HA ZA 12-2139
Vonnis in incident van 31 oktober 2012
in de zaak van
[eiser in hoofdzaak/verweerder in het incident]
wonende te Alblasserdam,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.B.M. Swart,
tegen
1. vennootschap onder firma [Y] CARAVANSTALLING V.O.F., mede handelende onder de namen ACT MONTAGE en STALLINGBEDRIJF BLACK-HORSE,
gevestigd te Alblasserdam,
2. [gedaagde 2 in hoofdzaak/eiser 2 in het incident],
wonende te Alblasserdam,
3. [gedaagde 3 in hoofdzaak/eiseres 3 in het incident]
wonende te Alblasserdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. R. Kuizenga.
Partijen zullen hierna [eiser in hoofdzaak/verweerder in het incident] en [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] vordert dat haar wordt toegestaan de besloten vennootschap [betrokkene 1] (voorheen [betrokkene 2]) en [betrokkene 3] (hierna respectievelijk [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3]) in vrijwaring op te roepen. [eiser in hoofdzaak/verweerder in het incident] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. De oproeping in vrijwaring van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] kan worden toegewezen indien tussen [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] en [betrokkene 1] respectievelijk [betrokkene 3] een rechtsverhouding bestaat die voor hen een verplichting tot vrijwaring van [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] inhoudt. Deze rechtsverhouding zal uit de stellingen van partijen moeten blijken.
2.3. [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] vordert oproeping in vrijwaring van [betrokkene 1]. Zij stelt hiertoe dat [betrokkene 2] in de akte van 28 oktober 1994 een verplichting tot ontsluiting van het perceel van [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] op zich heeft genomen en dat die verplichting is overgenomen door [betrokkene 1]. Bij veroordeling in de hoofdzaak voldoet volgens [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] de ontsluiting van haar perceel niet aan de voorwaarden in de akte, waardoor zij, als rechtsopvolger van [betrokkene 5], van [betrokkene 1] nakoming van diens contractuele verplichtingen kan vorderen dan wel schadevergoeding wegens niet-nakoming daarvan. [eiser in hoofdzaak/verweerder in het incident] betwist deze grondslag niet noch komt deze ongegrond voor, zodat [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] in beginsel [betrokkene 1] in vrijwaring kan oproepen. De positie van [betrokkene 4] is hierbij niet van belang nu zij geen contractspartij is bij de akte van 28 oktober 1994. Het belang dat [eiser in hoofdzaak/verweerder in het incident] heeft bij een spoedige beslissing weegt verder niet op tegen het belang van [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] om zekerheid te hebben over de juridische gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak betreffende de enige ontsluitingsweg van haar onderneming. Daarom zal de oproeping in vrijwaring van [betrokkene 1] worden toegewezen.
2.4. [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] vordert eveneens dat [betrokkene 3] als bestuurder van [betrokkene 1] in vrijwaring wordt opgeroepen. Als grondslag voor deze vordering stelt [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] dat [betrokkene 3] als bestuurder van [betrokkene 2] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar. Voor een dergelijk onrechtmatige daad is vereist dat [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] benadeeld moet zijn door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van haar vordering op [betrokkene 2], zoals hierboven geformuleerd. Nu niet is gesteld dat [betrokkene 1], als rechtsopvolger van [betrokkene 2], geen verhaal biedt voor de vordering, zal de oproeping in vrijwaring van [betrokkene 3] worden afgewezen.
2.5. De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden aangehouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. staat toe dat de besloten vennootschap [betrokkene 1] (voorheen [betrokkene 2]) door [gedaagden in hoofdzaak/eisers in het incident] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 12 december 2012,
3.2. weigert de oproeping in vrijwaring van [betrokkene 3],
3.3. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 december 2012 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.?