vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 94124 / HA ZA 11-2445
Vonnis van 24 oktober 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.S.U. TEQ B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.L. Veldhuijzen te Dordrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EDOD B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde sub 1 in conventie,
eiseres in reconventie,
2. [gedaagde 2]
wonende te Dordrecht,
gedaagde sub 2 in conventie,
advocaat mr. H.G. Hilgevoord te Rotterdam.
Partijen zullen hierna H.S.U., Edod en [gedaagde 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2011 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 februari 2012 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. Edod was tot 8 april 2010 tezamen met H.S.U. Group B.V. (hierna: H.S.U. Group) statutair bestuurder van H.S.U..
2.2. [gedaagde 2] is statutair bestuurder van Edod. [betrokkene 1] (broer van [gedaagde 2]) en [betrokkene 2] zijn de statutair bestuurders van H.S.U. Group.
2.3. Bij de oprichting van Edod heeft H.S.U. Group een bedrag van € 18.500,-- aan Edod ter beschikking gesteld. Na de oprichting is een bedrag van € 8.500,-- aan H.S.U. Group terugbetaald. H.S.U. Group heeft voorts een bedrag van € 18.000,-- als stortingskapitaal voor de oprichting van H.S.U. gefourneerd.
2.4. Op 20 oktober 2007 is tussen H.S.U. Group [partij 1] en [gedaagde 2] [partij 2] een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Artikel 5 lid 1 en 2 luidt – voor zover hier van belang –:
1. Bij oprichting van H.S.U. Teq B.V. worden aan H.S.U. GROUP 12000 aandelen met een nominale waarde van € 1,00 uitgegeven tegen storting van een bedrag ad € 12.000,00. Aan partij 2 dan wel de management-bv worden door H.S.U. Teq B.V. 6000 aandelen met een nominale waarde van € 1,00 uitgegeven tegen storting van een bedrag ad € 6.000,00.
2. H.S.U. GROUP zal partij 2 voornoemd stortingsbedrag renteloos voorschieten. Na het eerste jaar na de oprichtingsdatum wordt 4,5% rente per jaar berekend. Terugbetaling geschiedt uit de netto winstverdeling, na aftrek van daarover verschuldigde belastingen.
2.5. Op 11 januari 2008 hebben H.S.U. enerzijds en Edod anderzijds een managementovereenkomst gesloten, waarin staat – voor zover hier van belang –:
ARTIKEL 1 OPDRACHT
1. Edod zal zorgdragen voor het feitelijk management en de directievoering over H.S.U. Teq. (…)
2. De door Edod in te zetten natuurlijk persoon (…) zal(…) in deze overeenkomst worden aangeduid als ‘manager’ of ‘het management’.
2.6. Edod heeft [gedaagde 2] als manager bij H.S.U. ingezet.
2.7. Op 4 februari 2010 heeft een aandeelhoudersvergadering van H.S.U. plaatsgevonden. In de notulen staat – voor zover hier van belang –:
“Aanwezigen: [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 2]
1. Situatie HSU Teq alarmerend
Inmiddels is de situatie alarmerend. De liquide middelen zijn nog net genoeg om de Belasting (BTW + loonheffing) te betalen. Er is ook geen geld meer om de laatste factuur van Edod te kunnen betalen. De volgende maatregelen worden genomen om faillissement te voorkomen:
- [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] halen geen salaris meer uit de zaak. Dit geldt in ieder geval voor deze maand. Volgende maand opnieuw bekijken of er wel geld is om (een gedeelte van) salaris te betalen.
- [betrokkene 3] gaat zelf aan de slag op de klussen die er lopen, dit i.p.v. een UZK
(…)”
2.8. In de periode 19 februari 2010 – 9 maart 2010 zijn tussen [gedaagde 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] e-mails verstuurd met de volgende inhoud – voor zover hier van belang –:
19 februari 2010 van [betrokkene 1] aan [gedaagde 2]:
“Goedemorgen [betrokkene 3],
Hoe is het daar? Na de uitslag van de [adres], zijn we hier toch weer een beetje positief.
Graag zou ik van jou een paar zaken helder willen hebben. Ik denk wel dat je me kan helpen
[volgt: diverse vragen; toevoeging rechtbank]
6. Als laatste, wanneer ben je op korte termijn weer beschikbaar voor overleg?”
21 februari 2010 van [gedaagde 2] aan [betrokkene 1]:
Graag zou ik van jullie weten of dat er voor mij deze maand een salaris in zit. Ook heb ik diverse rekeningen binnen gekregen van KPN á € 140 euro en Meeuws ten Hoopen á € 1700,=. Als dit niet betaald kan worden dan zullen we dit moeten zien op te lossen.
[volgt: reactie op de in de mail van 19 februari 2010 gestelde vragen; toevoeging rechtbank]
Verder overleg lijkt mij het beste a.s. donderdag of vrijdag.
22 februari 2010 van [betrokkene 1] aan [gedaagde 2]:
Donderdag komt ons allemaal goed uit. We kunnen dan verhuizen (..) en daarna een werkoverleg voeren. (..)
Betreft het geld en de openstaande facturen, daar zouden dan ook donderdag over moeten hebben. Er is nog nauwelijks geld binnengekomen waaruit moet blijken dat we weer iets te besteden hebben.
1 maart 2010 van [betrokkene 1] aan [gedaagde 2]:
Aanstaande woensdag komt [betrokkene 4] rond 14.00 langs (…). Kan jij, wanneer mogelijk, hierbij zijn?
1 maart 2010 van [gedaagde 2] aan [betrokkene 1]:
Het zal er om hangen, ik ben morgen op het werk in de [adres]. (…) Natuurlijk als het niet anders kan schuif ik de planning op en ben ik aanwezig. Laat maar horen.
5 maart 2010 van [betrokkene 1] aan [gedaagde 2]:
Kan je ons op de hoogte brengen van de plannen voor de komende week?
5 maart 2010 van [gedaagde 2] aan [betrokkene 1]:
De komende maandag ben ik op kantoor en zal ik eerst het kantoor afmaken zodat er gewoon gewerkt kan worden. De rest van de week zoals het nu staat op kantoor. Een bergje offertes maken en het uitzendbureau.
8 maart 2010 van [gedaagde 2] aan [betrokkene 1]:
Ons voorstel is om donderdagochtend om 9 uur een volgende bespreking te plannen samen met [betrokkene 5]. Ik hoor graag van jullie of dit uitkomt.
8 maart 2010 van [betrokkene 1] aan [gedaagde 2]:
Hoi [betrokkene 3],
Bijgevoegd de interne memo van [betrokkene 2] en mijzelf.
Graag ontvangen wij snel bericht.
Bijlage:
Hoi [betrokkene 3],
De laatste weken ben je niet veel aanwezig en kost het veel moeite je te spreken te krijgen. Zelfs de telefoon wordt niet meer altijd opgenomen.
Daarom wil ik op deze wijze een paar zaken onder de aandacht brengen.
Graag zou ik willen horen, hoe en wanneer je onderstaande zaken gaat regelen. Sommige zaken zijn urgent en dienen al geregeld te zijn. Dit zijn taken die onder jouw takenpakket vallen en verantwoordelijkheid vallen.
[volgt: opsomming te regelen zaken]
Als laatste punt zouden we graag willen weten waarom je er voor kiest om thuis te gaan werken. Gisteren was de vestiging niet bezet en stonden er UZK voor de deur. Nu vanmorgen ben je wederom zonder overleg afwezig op de vestiging [adres 1]. Volgens ons kan dit niet de bedoeling zijn. Waarschijnlijk heb je een goede reden, maar je brengt ons niet op de hoogte van je acties.
(wellicht dat je in je agenda kan bijhouden waar je bent en hoe je de zaken hebt geregeld).
9 maart 2010 van [gedaagde 2] aan [betrokkene 1]:
Allereerst zijn we telefonisch altijd bereikbaar. Wordt er niet opgenomen sta ik met me handen vol of ben ik in gesprek en kan je een voicemail bericht achterlaten.
[volgt: reactie op de opsomming te regelen zaken; toevoeging rechtbank]
Jullie willen graag de controle voeren en hebben. Kan het best begrijpen maar nu wekelijks dit soort berichten terwijl ik met de tering werk en op jullie verzoek mee moest gaan werken zodat mijn salaris betaald kon worden. Daar heb ik zo goed als mogelijk voor gekozen. Tussen door loopt het uitzendbureau gewoon door en worden aanvragen gewoon geroosterd.
Ik ben er klaar mee, werk me de schurft en maar blijven zeiken. Ga aan het werk dat doe ik ook in plaats van tijd te verspillen mij achterna te lopen. Heel dat H.S.U. zit mij tot aan me strot en wat mij betreft bak ik er een eind aan. Daar zullen we het donderdag over hebben.
2.9. Op 16 maart 2010 heeft [gedaagde 2] aan H.S.U. geschreven – voor zover hier van belang –:
Zoals tijdens de vergadering op 11 maart jl. reeds besproken is, bevestig ik hierbij schriftelijk dat de samenwerkingsovereenkomst tussen H.S.U. TEQ BV en EDOD BV wordt beëindigd. Ook biedt EDOD B.V. conform de statuten zijn aandelen in H.S.U. TEQ B.V. aan de overige aandeelhouders van H.S.U. TEQ B.V.
EDOD B.V. ziet af van een vergoeding voor haar aandelen.
Dit besluit heb ik genomen omdat ik niet achter de gevoerde bedrijfsvoering sta die is gevoerd door de overige directieleden. Mede door de gebrekkige communicatie en het ontbreken van een voldoende informatievoorziening, ben ik belemmerd in de uitvoering van mijn taak als directielid. Derhalve draag ik ook geen bestuurdersverantwoordelijkheid. De investeringen gedaan door het management bijvoorbeeld vind ik onverantwoord.
Het management van H.S.U. TEQ BV is haar deel van de managementovereenkomst met EDOD BV niet of niet volledig nagekomen. Het uitblijven van het betalen van de overeengekomen managementfee van week 1 t/m 8 en onkosten is tegen de afspraken en heeft zware financiële consequenties voor EDOD BV. Ondanks de beëindiging van de overeenkomst geen dit echter geen afstel van betaling van de management fee en gemaakte onkosten. Ik verzoek u dan ook dringend per omgaande de verschuldigde termijnen te voldoen.
Om een goede overgang van de vestiging Dordrecht te waarborgen blijf ik tot nader overleg beschikbaar om een medewerker in te werken en voor te stellen aan de klanten van H.S.U. TEQ vestiging Dordrecht. Ook zal ik de direct lopende acties van de afdeling bouw tot aan de facturatie [zal] afronden.
2.10. In een brief van 7 juni 2011 heeft [betrokkene 6] aan [gedaagde 2] geschreven – voor zover hier van belang –:
Ik ben enige maanden als uitzendkracht werkzaam geweest bij H.S.U. TEQ. (…) Ik heb samen met u in de periode februari 2010 t/m maart 2010 verschillende werkzaamheden verricht. Te noemen, het werk van [adres 3] te Dordrecht en aansluitend het werk [ adres 4] te Dordrecht, welke begin april is opgeleverd aan de opdrachtgever. Tijdens de werkzaamheden is het enkele keren voorgekomen dat u voor andere werkzaamheden niet aanwezig was op de locatie zelf. Dit was in het totaal een kwestie van enkele uren.
Deze werkzaamheden heb ik samen met u fulltime verricht, u heeft samen met mij timmerwerkzaamheden verricht in de genoemde periode en locaties.
2.11. In een brief van 6 juli 2010 heeft [betrokkene 7] aan [gedaagde 2] geschreven – voor zover hier van belang –:
[Gedaagde 2] heeft bij ons aan huis in begin februari 2010 en begin maart 2010 onze keuken verbouwd. Hij heeft hier fulltime werkzaamheden verricht, waaronder het plaatsen van onze nieuwe keuken, stukadoors werkzaamheden, spachtelputz werkzaamheden en de aftimmeringen om de keuken aangebracht.
Deze werkzaamheden heeft hij verricht naar aanleiding van onze opdracht aan H.S.U. TEQ (bouwbedrijf) en zijn ook als zodanig door H.S.U. TEQ gefactureerd.
3. Het geschil in conventie
3.1. H.S.U. vordert – na vermindering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) Edod veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan H.S.U. te betalen een bedrag van € 16.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
b) [gedaagde 2] veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan H.S.U. te betalen een bedrag van € 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
c) Edod en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan H.S.U. te betalen een bedrag van € 171.420,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
d) Edod en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan H.S.U. af te geven:
- de tussen partijen in de dagvaarding genoemde en bekende compressor met slag en toebehoren;
- de sleutels, bank en tankpassen van H.S.U., met uitzondering van de sleutels van het bedrijfspand van H.S.U. aan de [adres 1] 14 te Dordrecht en de sleutels van de auto;
- alle onder Edod en [gedaagde 2] berustende papieren behorende tot de bedrijfsadministratie van de vestiging van H.S.U. te Dordrecht, met uitzondering van de kilometeradministratie van de bedrijfsauto’s,
zulks op straffe van een boete van € 100,-- per dag of gedeelte van een dag dat Edod en [gedaagde 2] met de nakoming van deze veroordeling in gebreke zullen blijven;
e) Edod en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2. H.S.U. legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Edod is uit hoofde van een met H.S.U. Group gesloten overeenkomst van geldlening een bedrag van in totaal € 16.000,-- verschuldigd aan H.S.U., aan wie H.S.U. Group deze vordering heeft gecedeerd. [gedaagde 2] is uit hoofde van een met H.S.U. Group gesloten overeenkomst van geldlening een bedrag van € 4.000,-- verschuldigd aan H.S.U., aan wie H.S.U. Group deze vordering heeft gecedeerd. Voorts geldt dat H.S.U. schade heeft geleden doordat Edod en [gedaagde 2] hun taak als (indirect) bestuurder van H.S.U. onbehoorlijk hebben vervuld en bovendien op 16 maart 2010 abrupt hebben beëindigd. Voor die schade, die in totaal € 171.420 bedraagt, zijn Edod en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk. Daarnaast hebben Edod en [gedaagde 2] zaken van H.S.U. zonder recht of titel onder zich; deze zaken dienen aan H.S.U. te worden afgegeven.
3.3. [gedaagde 2] heeft erkend dat hij een bedrag van € 4.000,-- verschuldigd is aan H.S.U. uit hoofde van een tussen hem en H.S.U. Group gesloten overeenkomst van geldlening, welke vordering door H.S.U. Group aan H.S.U. is gecedeerd. Voor het overige strekt het verweer van Edod en [gedaagde 2] tot afwijzing van de vorderingen van H.S.U., met veroordeling van H.S.U. in de kosten van de procedure. Edod is niet uit hoofde van overeenkomsten van geldlening een bedrag van € 16.000,-- verschuldigd aan H.S.U. Evenmin is sprake van onbehoorlijk bestuur. Edod en [gedaagde 2] hebben zich maximaal ingezet voor H.S.U.. Eerst per 7 april 2010 hebben Edod en [gedaagde 2] zich genoodzaakt gezien de relatie met onmiddellijke ingang te beëindigen. Nu [gedaagde 2] uit hoofde van zaaksvervanging eigenaar is geworden van de compressor, behoeft hij deze niet af te geven. Edod en [gedaagde 2] beschikken niet over de andere zaken waarvan (na vermindering van eis) afgifte wordt gevorderd.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Edod vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, H.S.U. veroordeelt:
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Edod te betalen de som van € 36.958,96, vermeerderd met de wettelijke rente over € 17.509,80 vanaf 18 april 2010 en vermeerderd met de wettelijke rente over € 19.449,16 vanaf de dag van de dagvaarding, in beide gevallen tot de dag der voldoening,
- in de kosten van het geding.
4.2. Edod legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
H.S.U. is uit hoofde van de managementovereenkomst € 17.509,80 verschuldigd aan Edod. Ondanks de door Edod aan H.S.U. terzake verzonden facturen, heeft H.S.U. dit bedrag niet voldaan. Nu H.S.U. Edod aldus een reden heeft gegeven de managementovereenkomst onverwijld op te zeggen, maakt Edod tevens aanspraak op een schadevergoeding gelijk aan de managementfee over drie maanden ad € 16.449,16. Voorts is Edod genoodzaakt geweest zich van financiële deskundigheid te voorzien om te kunnen reageren op de jaarrekening. De daarmee gemoeide kosten ad € 3.000,-- dient H.S.U. ten titel van schade aan Edod te vergoeden.
4.3. Het verweer van H.S.U. strekt tot afwijzing van de vorderingen van Edod en, ook ingeval van een (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van Edod, veroordeling van Edod in de proceskosten. H.S.U. heeft daartoe het volgende aangevoerd. H.S.U. heeft de facturen waarvan Edod thans betaling vordert nooit ontvangen. Van de KPN-facturen ontbreekt een specificatie/kopie. Voorts betwist H.S.U. dat zij Edod door het niet betalen van de managementfee een rechtvaardiging hebben gegeven om met onmiddellijke ingang de managementovereenkomst te ontbinden. Partijen zijn begin februari 2010 overeengekomen dat Edod vanwege de teruglopende resultaten geen salaris zou ontvangen over januari 2010 en dat na een maand zou worden bekeken of het mogelijk was om (een gedeelte van) het salaris te betalen. Edod was zelf bevoegd salaris op te nemen. Edod heeft H.S.U. geen sommatie of ingebrekestelling gezonden. De door Edod voorgestane analoge toepassing van artikel 7:680 BW mist steun in het recht. Ook de vordering ter zake van kosten van administratieve bijstand van € 3.000,--- dient te worden afgewezen nu Edod deze kosten aan zichzelf te wijten heeft.
5. De beoordeling in conventie
Onbehoorlijke taakvervulling
5.1. Een bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Schiet de bestuurder daarin tekort, dan is hij in beginsel aansprakelijk terzake van een tekortkoming. Voor aansprakelijkheid is in elk geval vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op degene die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid daarvan bestuurder is.
5.2. Beoordeeld dient te worden of Edod, en [gedaagde 2] als bestuurder van Edod, in vorenbedoelde zin tekortgeschoten is in haar taakvervulling als bestuurder van H.S.U. en of zij als zodanig aansprakelijk zijn voor de door H.S.U. gesteld geleden schade. Hetgeen H.S.U. daartoe heeft aangevoerd komt in de kern op het volgende neer:
a) het gehele agendabestand vanaf november 2009 is verdwenen van de computer van H.S.U., waardoor H.S.U. de werkzaamheden van Edod/[gedaagde 2] vanaf die periode niet meer heeft kunnen achterhalen;
b) Edod/[gedaagde 2] hebben valse facturen van een ambtenaar van de gemeente Dordrecht, de heer [betrokkene 7], geaccordeerd en betaald, als gevolg waarvan de gemeente Dordrecht H.S.U. geen opdrachten meer zal verstrekken;
c) [gedaagde 2] is vanaf eind februari 2010 niet of nauwelijks bereikbaar geweest voor H.S.U. Group en heeft, als enig feitelijk leidinggevende van H.S.U., de managementwerkzaamheden met ingang van 16 maart 2010 abrupt beëindigd zonder daarbij de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden in acht te nemen, zulks terwijl hij wist dat de andere bestuurder, H.S.U. Group, geen kennis heeft van de branche van H.S.U.
5.3. Edod en [gedaagde 2] hebben erkend dat de agendagegevens zijn verdwenen, maar hebben zich op het standpunt gesteld dat zij niet weten hoe dat is gekomen. Voorts hebben zij aangevoerd dat de gegevens ook op de server staan, dat de agendagegevens niet nodig waren om facturen op te maken en dat facturen gebaseerd op de beschikbare gegevens ook daadwerkelijk zijn opgemaakt en verstuurd. Tegenover dit verweer had het op de weg van H.S.U. gelegen concreet en onderbouwd aan te geven welke gegevens zij niet heeft kunnen achterhalen, welke schade zij daardoor heeft geleden en waarom Edod, althans [gedaagde 2] daarvoor aansprakelijk zou zijn. Nu H.S.U. dit niet heeft gedaan, valt niet in te zien welk ernstig verwijt Edod, althans [gedaagde 2] gemaakt kan worden ten aanzien van het verdwijnen van de agendagegevens, laat staan dat H.S.U. daardoor schade heeft geleden.
5.4. Volgens H.S.U. zou de gemeente Dordrecht als gevolg van frauduleus handelen van Edod/[gedaagde 2] in de contacten met de heer [betrokkene 7] besloten hebben geen opdrachten meer te verstrekken aan H.S.U. Ter comparitie heeft H.S.U. evenwel aangevoerd dat [gedaagde 2] de gemeente Dordrecht naar zijn opvolgend werkgever heeft meegenomen. Dit strookt niet met haar eerdere stelling dat de gemeente Dordrecht als gevolg van frauduleus handelen van Edod/[gedaagde 2] besloten zou hebben de zakelijke relatie met H.S.U. te beëindigen. Immers, indien die stelling van H.S.U. juist zou zijn, dan valt niet in te zien waarom de gemeente Dordrecht de zakelijke relatie met [gedaagde 2] bij zijn opvolgend werkgever zou continueren. Nu H.S.U. heeft nagelaten concrete feiten en omstandigheden te stellen die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat als gevolg van frauduleuze handelingen van [gedaagde 2] als (indirect) bestuurder van H.S.U. – welke frauduleuze handelingen door [gedaagde 2] overigens zijn ontkend – de gemeente Dordrecht zou hebben besloten H.S.U. geen opdrachten meer te verstrekken, is aldus onvoldoende onderbouwd dat H.S.U. door het gestelde handelen van Edod/[gedaagde 2] schade heeft geleden.
5.5. Tussen partijen is niet in geschil dat H.S.U. begin 2010 in zware financiële problemen zat en dat om die reden tijdens een aandeelhoudersvergadering op 4 februari 2010 onder meer is afgesproken dat [gedaagde 2] voor opdrachtgevers van H.S.U. zou worden ingezet om op die manier te kunnen bijdragen aan de omzet van H.S.U. De stelling van H.S.U. dat [gedaagde 2] vervolgens niet of nauwelijks bereikbaar was, is door [gedaagde 2] weersproken en blijkt ook niet uit de overgelegde stukken, meer in het bijzonder niet uit de e-mailcorrespondentie in de periode 19 februari 2010 – 9 maart 2010 (zie 2.8). Evenmin blijkt uit deze e-mailcorrespondentie niet dat vragen van H.S.U. onbeantwoord zijn gebleven. Zonder nadere toelichting van de zijde van H.S.U. – die ontbreekt – valt niet in te zien waarom Edod terzake een ernstig verwijt gemaakt zou kunnen worden, temeer niet gelet op het gegeven dat partijen hadden afgesproken dat [gedaagde 2] zelf, naast zijn werkzaamheden als (indirect) bestuurder van H.S.U., ook zelf voor opdrachtgevers van H.S.U. werkzaam zou zijn en aldus zijn tijd moest verdelen tussen deze werkzaamheden en de werkzaamheden als (indirect) bestuurder van H.S.U.
5.6. Per brief van 16 maart 2010 heeft Edod bevestigd dat de samenwerkingsovereen-komst tussen H.S.U. en Edod werd beëindigd. De rechtbank begrijpt dat Edod hiermee (ook) de beëindiging van de managementovereenkomst op het oog had. Ook H.S.U. heeft dit kennelijk zo opgevat, gelet op het door haar gestelde in punt 7 van de dagvaarding. Uit het gegeven dat de vorderingen van H.S.U. zich niet richten op hervatting van de manage-mentwerkzaamheden van Edod voor H.S.U., leidt de rechtbank af dat H.S.U. de beëindiging van de managementovereenkomst als zodanig heeft geaccepteerd, maar dat zij Edod een ernstig verwijt maakt ten aanzien van de wijze waarop Edod deze overeenkomst heeft beëindigd.
5.7. H.S.U. verwijt Edod daartoe dat zij haar werkzaamheden voor H.S.U. met ingang van 16 maart 2010 feitelijk heeft beëindigd. Dit volgt niet uit de brief van 16 maart 2010, waarin Edod heeft verklaard lopende acties te zullen afronden en zich voorts bereid heeft verklaard tot het inwerken van een andere medewerker en deze voor te stellen aan klanten van H.S.U.. Edod/[gedaagde 2] hebben betwist de werkzaamheden reeds op 16 maart 2010 te hebben neergelegd; dit is naar hun zeggen eerst met ingang van 7 april 2010 gebeurd, na ontvangst van de brief van H.S.U. van diezelfde datum. Ter onderbouwing van het verweer dat tussen 16 maart 2010 en 7 april 2010 nog werkzaamheden ten behoeve van H.S.U. zijn verricht hebben Edod/[gedaagde 2] een tweetal verklaringen overlegd van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] (zie 2.10 en 2.11), die verklaren dat [gedaagde 2] in genoemde periode werkzaam was in opdracht van H.S.U. Dat één van deze verklaringen afkomstig is van de broer van de gesteld frauduleuze ambtenaar [betrokkene 7] maakt deze verklaring, anders dan H.S.U. stelt, niet zonder meer ongeloofwaardig. Nu H.S.U. tegenover dit onderbouwde verweer van Edod en [gedaagde 2] geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de werkzaamheden van [gedaagde 2] voor H.S.U. eerst met ingang van 7 april 2010 zijn geëindigd.
5.8. Uit het voorgaande vloeit voort dat er geen sprake van is dat Edod op 16 maart 2010 haar werkzaamheden abrupt heeft beëindigd. Bovendien staat, als onweersproken, vast dat Edod heeft aangeboden een andere werknemer in te werken en voor te stellen aan de klanten van H.S.U.. Niet gesteld of gebleken is dat Edod dit aanbod niet gestand heeft willen doen. Indien H.S.U. van dit aanbod geen gebruik heeft gemaakt, komt dit voor rekening en risico van H.S.U.
5.9. Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen van H.S.U. op Edod en [gedaagde 2] voor zover gebaseerd op onbehoorlijke taakvervulling zullen worden afgewezen.
Afgifte zaken
5.10. De vordering tot afgifte van de compressor met toebehoren zal worden toegewezen. Niet in geschil is dat compressor door H.S.U. is aangeschaft en dat [gedaagde 2] deze heeft meegenomen. Volgens [gedaagde 2] was hij daartoe gerechtigd, omdat de compressor die hij aan H.S.U. in bruikleen had gegeven defect was geraakt en vervolgens door H.S.U. is vervangen zodat – volgens [gedaagde 2] – zaaksvervanging heeft plaatsgevonden. Dit beroep gaat echter niet op omdat ons goederenrechtelijk stelsel geen zaaksvervanging in het recht van eigendom aanvaardt. Eigendom kan slechts worden verkregen op de wijze zoals door de wet bepaald, terwijl toepassing evenmin berust op enige bijzondere wetsbepaling. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, zij het dat deze zal worden gemaximeerd.
5.11. H.S.U. heeft niet meer gereageerd op het verweer van Edod en [gedaagde 2] dat zij geen andere papieren met betrekking tot de administratie onder zich hebben en dat zij de passen aan H.S.U. zal afgeven. Dit deel van de vordering zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Leningen
5.12. Nu [gedaagde 2] heeft erkend dat hij een bedrag van € 4.000,-- verschuldigd is aan H.S.U. uit hoofde van een tussen hem en H.S.U. Group gesloten overeenkomst van geldlening, welke vordering door H.S.U. Group aan H.S.U. is gecedeerd, zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
5.13. Tussen partijen staat vast dat H.S.U. Group bij de oprichting van Edod een bedrag van € 18.500,-- aan Edod ter beschikking heeft gesteld en dat daarvan na de oprichting een bedrag van € 8.500,-- is terugbetaald. Ter comparitie heeft Edod erkend dat sprake was van een overeenkomst van geldlening. Volgens Edod is met betrekking tot het resterende bedrag van € 10.000,-- evenwel een nadere afspraak tussen partijen gemaakt, inhoudende dat dit bedrag mocht worden aangewend ter bestrijding van haar bedrijfskosten. Tegenover de betwisting door H.S.U. van het bestaan van deze nadere afspraak heeft Edod slechts gesteld dat zij pas vanaf juli 2009 bedrijfskosten bij H.S.U. in rekening heeft gebracht en dat zij deze voordien uit het bedrag van € 10.000,-- betaalde. Ook al zou dit juist zijn, dan volgt daaruit niet zonder meer dat zij dit bedrag niet (meer) aan H.S.U. Group zou moeten terugbetalen. Nu Edod onvoldoende heeft gesteld ter onderbouwing van de gestelde nadere afspraak wordt als vaststaand aangenomen dat de overeenkomst van geldlening ook ten aanzien van het resterende bedrag van € 10.000,-- nog immer van kracht is.
5.14. Nu van een voorwaarde of tijdsbepaling voor terugbetaling niet gebleken is, geldt dat de vordering tot terugbetaling opeisbaar is (art. 6:38 BW). Dat betekent dat Edod zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 10.000,-- aan H.S.U. aan wie, zoals tussen partijen niet in geschil is, de vordering tot terugbetaling van de lening is gecedeerd.
5.15. Tussen partijen staat vast dat het bedrag van € 18.000,-- bij de oprichting van H.S.U. door H.S.U. Group is gefourneerd en dat van dit bedrag € 6.000,-- is aangewend voor het uitgeven van aandelen aan Edod. Ter comparitie hebben Edod en [gedaagde 2] erkend dat dit bedrag ten titel van geldlening door H.S.U. Group aan Edod ter beschikking is gesteld. Voorts is ook hier niet in geschil dat H.S.U. Group haar vordering ter zake aan H.S.U. heeft gecedeerd. Edod heeft gesteld niet gehouden te zijn tot terugbetaling, omdat H.S.U. Group en [gedaagde 2] in artikel 5 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst zijn overeengekomen dat terugbetaling zou geschieden uit de netto-winstverdeling (zie 2.4). De rechtbank is van oordeel dat de samenwerkingsovereenkomst een leemte bevat, nu partijen geen regeling hebben getroffen voor de situatie dat de samenwerking zou worden verbroken voordat enige winstverdeling heeft plaatsgevonden. Nu de aard van de overeenkomst, de wet en de gewoonte geen oplossing bieden dient deze leemte te worden aangevuld aan de hand van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 1 BW). De redelijkheid en billijkheid brengen in dit geval naar het oordeel van de rechtbank mee dat bedoeld bedrag niet op Edod kan worden verhaald. Immers, bij de beëindiging van de samenwerking heeft Edod haar aandelen in H.S.U. aan de andere aandeelhouder van H.S.U., te weten H.S.U. Group, aangeboden zonder daarvoor, zo volgt uit haar brief van 16 maart 2010 (zie 2.9), enige vergoeding te verlangen. De rechtbank gaat er van uit dat bedoelde overdracht heeft plaatsgevonden althans dat het aanbod van Edod haar aandelen over te dragen onherroepelijk is gedaan. Aldus heeft H.S.U. Group als enig overgebleven aandeelhouder recht op de eventueel nog te realiseren winst van H.S.U. Tegen die achtergrond moet de verplichting van Edod tot terugbetaling van de lening als vervallen worden beschouwd.
in reconventie
5.16. Partijen zijn verdeeld over de vraag of zij tijdens de aandeelhoudersvergadering op 4 februari 2010 zijn overeengekomen dat (onder meer) Edod zou afzien van haar aanspraak op managementfee over januari (zoals H.S.U. stelt) of dat de betaling van de managementfee zou worden opgeschort (zoals Edod stelt). Naar het oordeel van de rechtbank pleit de formulering van de betreffende afspraak voor de door Edod voorgestane uitleg. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel nopen. Daarmee is echter niet gezegd dat Edod thans aanspraak kan maken op betaling van de managementfee over deze, of de daaropvolgende maanden. De opschortende voorwaarde houdt immers in dat na een maand zal worden beoordeeld of het mogelijk is (een deel van) het salaris – alsnog – te betalen. Dat deze beoordeling heeft plaatsgevonden en dat daaruit is gebleken dat betaling mogelijk was, is gesteld noch gebleken. Aldus kan niet worden aangenomen dat de voorwaarde in vervulling is gegaan. Dit betekent dat de vordering van Edod tot betaling van de managementfee vanaf januari 2010 zal worden afgewezen. In dit oordeel ligt besloten dat ook de vordering tot schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging – voor zover analoge toepassing van artikel 7:677 lid 3 BW al mogelijk zou zijn – zal worden afgewezen.
5.17. Ter ondersteuning van de (impliciete) stelling van Edod dat zij facturen van KPN, Meeuwsen ten Hoopen en de Kamer van Koophandel mocht doorbelasten aan H.S.U. heeft zij een tweetal facturen overgelegd van 8 juli 2009 en 20 september 2009 waarop onder meer dergelijke facturen zijn doorbelast aan H.S.U. alsmede afschriften van haar bankrekening waaruit blijkt dat bedoelde facturen integraal zijn betaald (producties 9a en b en 10a en b). H.S.U. heeft niet, althans onvoldoende betwist dat Edod dergelijke facturen mocht doorbelasten aan H.S.U. In dat verband is van belang dat H.S.U. ter comparitie heeft verklaard dat “[gedaagde2]” ([gedaagde 2]’; toevoeging rechtbank) ingaande juli 2009 kosten aan H.S.U. mocht doorbelasten. De enkele stelling van H.S.U. dat een specificatie ontbreekt van de KPN factuur die bij de factuur van 9 april 2010 in rekening is gebracht kan niet leiden tot afwijzing van de vordering, nu niet tevens gesteld of gebleken is dat dit een voorwaarde is voor betaling en H.S.U. de hoogte van het (de) bij deze (en de andere facturen) gevorderde bedrag(en) als zodanig niet heeft betwist. Gelet hierop zal de vordering van Edod voor zover deze ziet op betaling van facturen van KPN, Meeuwsen ten Hoopen en de Kamer van Koophandel worden toegewezen. Dit betreft een bedrag van in totaal € 2.270,75, bestaande uit:
Factuur 2 februari 2010
KPN factuur 111: 146,61 (inclusief 19% BTW)
Kamer van Koophandel bijdrage 2010: 143,45
Factuur 27 februari 2010
Meeuwsen Ten Hoopen factuur 1004038: € 1758,46 (inclusief 19% BTW)
KPN factuur 112: € 89,35 (inclusief 19% BTW)
Factuur 9 april 2010
KPN factuur 113: € 132,88 (inclusief 19% BTW)
5.18. De vordering tot betaling van € 492,04 ter zake van “KPN Mobile factuur januari t/m maart 2010” zal worden afgewezen nu Edod terzake geen factuur heeft overgelegd terwijl dit gelet op het verweer van H.S.U. wel van haar had mogen worden verlangd. Dit onderdeel van de vordering is daarom onvoldoende onderbouwd.
5.19. De vordering met betrekking tot de bankkosten zal eveneens worden afgewezen. Tegenover het verweer van H.S.U. dat de grondslag van deze vordering haar niet duidelijk is, heeft Edod geen bewijsstukken overgelegd noch feiten of omstandigheden gesteld die – indien bewezen – kunnen leiden tot het oordeel dat ook dergelijke kosten door haar aan H.S.U. mochten worden doorbelast. Aldus heeft zij haar vordering ter zake onvoldoende onderbouwd.
5.20. Bij de vordering van Edod tot vergoeding van deskundigenkosten van € 3.000,-- gaat het om schadeloosstelling voor kosten die Edod stelt te hebben gemaakt om te kunnen reageren op de jaarrekening. Deze vordering zal worden afgewezen. Het door H.S.U. in rechte aanspreken van Edod wegens bestuurdersaansprakelijkheid is op zichzelf niet onrechtmatig, ook nu deze vordering niet slaagt. Feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat H.S.U. uit anderen hoofde aansprakelijk is voor de gesteld geleden schade, zijn door Edod niet gesteld.
In conventie en in reconventie
5.21. Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
5.22. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
6. De beslissing
De rechtbank
In conventie
6.1. veroordeelt Edod om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan H.S.U. te betalen een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
6.2. veroordeelt [gedaagde 2] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan H.S.U. te betalen een bedrag van € 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
6.3. veroordeelt Edod en [gedaagde 2] hoofdelijk om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan H.S.U. af te geven de tussen partijen bekende compressor met slag en toebehoren;
6.4. veroordeelt Edod en [gedaagde 2], hoofdelijk, om aan H.S.U. een dwangsom te betalen van € 100,-- voor iedere dag dat zij, althans één van hen, met de nakoming van het bepaalde in 6.3 in gebreke blijft/blijven , met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 10.000,--
In reconventie
6.5. veroordeelt H.S.U. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Edod te betalen de som van € 2.270,75, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der voldoening;
In conventie en reconventie
6.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7. wijst af het meer of anders gevorderde;
6.8. compenseert de proceskosten in dier voege, dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.?