ECLI:NL:RBDOR:2012:BX7907

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96927 / FA RK 12-7302; 96928 / FA RK 12-7303; 96929 / FA RK 12-7304 en 97735 / FA RK 12-7679
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarige in het kader van echtscheiding met ernstige zorgen over ouderverstoting

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 22 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter van partijen, die in het kader van een echtscheiding met elkaar in conflict zijn. De vrouw heeft herhaaldelijk het contact tussen de man en de minderjarige belemmerd, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de opvoedingssituatie van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een hevig loyaliteitsconflict, waarbij de vrouw een belangrijke rol speelt in het afwijzen van de vader door de dochter. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een nieuw onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarige, gezien het tijdsverloop en de problematische uitvoering van de zorgregeling. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en zal op basis van het advies van de raad verdere beslissingen nemen. De man heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over de dochter en om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen, terwijl de vrouw zich verzet tegen deze verzoeken en zelf het eenhoofdig gezag wenst. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de schriftelijke rolzitting familiezaken en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummers: 96927 / FA RK 12-7302; 96928 / FA RK 12-7303; 96929 / FA RK 12-7304 en 97735 / FA RK 12-7679
beschikking van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2012
in de zaak van
[man],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht,
tegen
[vrouw],
wonende te [adres],
verweerster,
advocaat mr. J. Gonlag te Dordrecht.
Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.
1. Het procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 20 februari 2012;
- het F9-formulier van de advocaat van de man, met bijlage, ingekomen ter griffie op 2 maart 2012;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 13 april 2012;
- het F9-formulier van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 8 juni 2012;
- het verweerschrift van de man tegen het zelfstandig verzoek van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 15 juni 2012.
1.2. De rechtbank heeft naar de mening gevraagd van de minderjarige [[dochter]] en kennisgenomen van haar standpunt.
1.3. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 18 juni 2012.
1.4. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat, die ter zitting een pleitnotitie heeft overgelegd;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. Partijen zijn op 02 februari 2002 te Dordrecht met elkaar gehuwd.
2.2. Vóór het huwelijk is uit de vrouw geboren de thans nog minderjarige [[dochter]] [ ] (hierna: [[dochter]]) op 01 december 1997 te Dordrecht.
[[dochter]] is door de man erkend.
[[dochter]] verblijft thans bij de vrouw.
2.3. Bij beschikking van deze rechtbank van 14 oktober 2009 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
2.4. De echtscheidingsbeschikking is op 29 oktober 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5. Bij daaropvolgende beschikking van deze rechtbank van 17 november 2010 is de man een alimentatieverplichting opgelegd ten behoeve van [[dochter]] van € 320,-- per maand.
2.6. Bij daaropvolgende beschikking van deze rechtbank van 13 april 2011 is de hoofdverblijfplaats van [[dochter]] bij de vrouw bepaald. Tevens is een zorgregeling tussen de man en [[dochter]] vastgesteld, zoals weergegeven in de vaststellingsovereenkomst, door beide partijen ondertekend op 3 februari 2011, op pagina 3 onder het kopje “B afspraken”. Daarnaast is de man een alimentatieverplichting opgelegd ten behoeve van de vrouw van
€ 655,-- per maand.
2.7. Partijen hebben het gezamenlijk gezag over [[dochter]].
3. Het verzoek
3.1. De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. De beschikking van 17 november 2010 te wijzigen en de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie te beëindigen subsidiair op nihil te stellen danwel tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag te matigen aangezien verstrekking van levensonderhoud door de man aan de vrouw niet meer althans niet meer ten volle van de man kan worden gevergd.
II. De man bij uitsluiting van de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag over [[dochter]].
III. De hoofdverblijfplaats van [[dochter]] ten huize van de man te bepalen.
IV. Aan de vrouw het recht op contact met [[dochter]] voor een periode van tenminste vier maanden te verbieden.
V. De door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [[dochter]] op nihil te stellen in geval van toewijzing van het onder III verzochte.
VI. Subsidiair de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling die werd vastgelegd bij beschikking van 13 april 2011 op straffe van een dwangsom van € 250 voor iedere dag of dagdeel dat zij met de nakoming in gebreke blijft mits tevens wordt
toegewezen het onder VII verzochte.
VII. Voor recht te verklaren dat de man is gemachtigd om de partneralimentatie te verrekenen met de door de vrouw verbeurde dwangsommen en de door de rechtbank in diverse procedures uitgesproken proceskostenveroordelingen.
VIII. De vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. De zorgregeling
3.2.1. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) van 22 juni 2010 zijn geen gronden naar voren gekomen voor ontzegging van het contact. De raad adviseerde mediation aan partijen. Sedert 5 december 2009 heeft de zorgregeling geen doorgang gevonden. Vanaf januari 2011 tot 13 mei 2011 is de zorgregeling goed nagekomen. Vanaf de overdracht van de woning op 13 mei 2011 is de zorgregeling door de vrouw niet meer nagekomen en volledig gefrustreerd. De man ontving wederom beschuldigende en kwetsende telefoontjes/sms'jes van zowel de vrouw als [[dochter]] terwijl er vanaf 15 januari 2011 weer plezierig contact tussen hem en [[dochter]] had plaats gevonden. De vrouw handelde en handelt hiermee in strijd met haar plicht om de contacten tussen de andere ouder en het kind te bevorderen en negeert de vaststellings-overeenkomst en beschikking.
3.2.2. Bij vonnis in kort geding van 30 juni 2011 is de vrouw veroordeeld tot nakoming van de opgelegde zorgregeling waarbij zij zelfs in de proceskosten is veroordeeld.
Wederom bleef de vrouw echter volledig in gebreke met nakoming van dit vonnis en van de eerdere beschikking van 13 april 2011. Bij vonnis van 6 oktober 2011 is de vrouw wederom veroordeeld tot nakoming van de bij vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 30 juni 2011 uitgesproken veroordeling tot nakoming van de bij beschikking van 13 april 2011 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken inhoudende dat de man recht heeft op contact met
[[dochter]] waarbij aan de man de keuze werd gelaten dat de vrouw ofwel een dwangsom verbeurt van € 500 per dag voor iedere dag dat zij de zorgregeling niet of niet volledig nakomt danwel dat het vonnis ten uitvoer gelegd kan worden bij lijfsdwang.
Toen de man op 14 oktober 2011 [[dochter]] ging ophalen voor de najaarsvakantie werd hij door de vrouw opgewacht bij haar woning. [[dochter]] was nog niet uit school, maar zij zou volgens de vrouw nooit meer meegaan. Toen [[dochter]] kwam aangefietst werd zij direct onderschept door de vrouw en toen de man verzocht mee te gaan voor de vakantie werd dit geweigerd. De vrouw gebruikte hierna in bijzijn van [[dochter]] grof taalgebruik en uitte bedreigingen naar de man zoals "je gaat er aan jij". Van dit voorval is een geluidsopname.
3.2.3. De vrouw maakt zich chronisch schuldig aan partnerverstoting en bevordert bewust ouderverstoting van de man door [[dochter]]. Zij heeft [[dochter]] op dusdanige wijze betrokken bij de echtscheidingsproblematiek en zodanig geprogrammeerd dat [[dochter]] niet meer de vrijheid ervaart om ook een band met hem te mogen hebben. De vrouw maakt zich schuldig aan een vorm van geestelijke mishandeling van [[dochter]] door loyaliteitsmisbruik. Het gevolg is dat [[dochter]] de man volledig afwijst. Zo is de verjaardagskaart met cadeau die op 1 december 2011 door de man en zijn vriendin was gestuurd de volgende dag in een grotere enveloppe retour ontvangen.
3.2.4. Recentelijk (najaar 2011) is [[dochter]] psychiatrisch onderzocht door Yulius. Uit dit onderzoek blijkt dat [[dochter]] emotioneel problemen ondervindt van de scheiding en meegezogen wordt in een loyaliteitsconflict. Duidelijk is ook dat [[dochter]] uitsluitend negatieve gevoelens heeft jegens haar vader en dat zij zich een volledig onwerkelijk beeld van de gebeurtenissen heeft gevormd. De geadviseerde rust en duidelijkheid in de thuissituatie van [[dochter]] zou volgens de man het beste verkregen kunnen worden door [[dochter]] bij hem te laten wonen. Hij heeft een stabiele thuissituatie. Hij heeft een vaste baan, een bestendige en goede relatie, een goed sociaal netwerk en hij vergiftigt [[dochter]] niet met negatieve verhalen over de vrouw.
3.3. De partneralimentatie
3.3.1. In de beschikking van 13 april 2011 is door de rechtbank overwogen dat nu door de mediation de communicatie tussen partijen op gang is gebracht en het contact tussen de man en de minderjarige is hersteld geen aanleiding meer werd gezien de partneralimentatie te matigen danwel te beëindigen. Kort nadien evenwel is de vrouw teruggevallen in haar oude gedrag en is het contact tussen de man en [[dochter]] opnieuw eenzijdig door de vrouw beëindigd. Alle gedragingen die voor de man destijds aanleiding waren een beëindiging van de partneralimentatie te verzoeken zijn onverkort van kracht. Voornoemde gedragingen van de vrouw zijn door de man als zeer schokkend en ingrijpend ervaren en hebben een onherroepelijk einde gemaakt aan het gevoel van lotsverbondenheid van hem jegens de vrouw. Dit terwijl juist die verbondenheid, ontstaan door het huwelijk, die ook daarna nog doorwerkt met name in het gezamenlijk ouderschap, één van de voornaamste gronden is van de alimentatieplicht. De man is van mening dat van hem in redelijkheid en billijkheid niet gevergd kan worden dat hij nog langer bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, zodat hij verzoekt om de alimentatieverplichting ten behoeve van de vrouw te beëindigen.
3.3.2. De man verzoekt beëindiging van de partneralimentatie met ingang van 7 mei 2011. Dat is de laatste dag waarop er omgang heeft plaatsgevonden tussen hem en [[dochter]]. In de beschikking van 13 april 2011 heeft de rechtbank overwogen dat van de vrouw verwacht wordt dat zij zich zal inspannen om inkomsten uit arbeid te verwerven waarmee zij op termijn volledig in haar eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien . De vrouw dient dan ook in staat geacht te worden inmiddels in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Indien de vrouw geen aantoonbare pogingen heeft gedaan om betaalde arbeid te verwerven dient deze nalatigheid geheel voor haar rekening en risico te komen.
3.3.3. De opgelegde dwangsommen en kostenveroordelingen -in de kort gedingvonnissen van 30 juni 2011 en 6 oktober 2011 werd de vrouw in de proceskosten veroordeeld- zijn niet of nauwelijks incasseerbaar. De vrouw heeft geen ander inkomen dan de partneralimentatie en daarop is geen loonbeslag toegestaan. De openstaande dwangsommen en rekeningen zijn hierdoor al opgelopen tot een bedrag boven de € 22.000,--. De lijfsdwang is tot nu toe niet door de man ten uitvoer gebracht, omdat hij vreest dat dit voor [[dochter]] traumatisch kan zijn. De man behoudt zich het recht voor om alsnog tot het ten uitvoer leggen van de lijfsdwang over te gaan.
3.4. Wijziging gezag en hoofdverblijfplaats
3.4.1. De man is van mening dat het gezag over [[dochter]] gewijzigd dient te worden en uitsluitend aan hem dient te worden toegekend en dat de hoofdverblijfplaats van [[dochter]] dient te worden gewijzigd in die zin dat zij bij de man gaat wonen.
De vrouw maakt zich schuldig aan ernstige geestelijke en wellicht ook fysieke mishandeling van [[dochter]]. Zij maakt zich schuldig aan partnerverstoting en stimuleert [[dochter]] tot ouderverstoting. Zij komt structureel de door de rechtbank opgelegde zorgregeling niet na. Zij belast [[dochter]] met de echtscheidingsproblematiek en met haar eigen emoties jegens de man waardoor [[dochter]] geen positieve gevoelens jegens haar vader meer kan/durft te ervaren.
Niet-nakoming van een omgangsregeling kan grond opleveren voor een gezagswijziging op de voet van artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is slechts plaats indien hetzij (het onaanvaardbare risico bestaat dat) het kind als gevolg van die niet-nakoming klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd
voldoende verbetering komt, hetzij die gezagswijziging anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Dat een dergelijke situatie zich nu voordoet blijkt uit bovenstaande weergave van de feiten die afgelopen drie jaar hebben voorgedaan. De vrouw is door haar starre houding in feite onmachtig om enige uitvoering te geven aan het voor het ouderlijk gezag benodigde contact tussen haar en de man. De man dient dan ook te worden belast met het eenhoofdig gezag. De man zou een omgangsregeling met de vrouw wel naar behoren nakomen zodat [[dochter]] bij een wijziging van het gezag en de hoofdverblijfplaats in staat gesteld zou worden met haar beide ouders een betekenisvolle band op te bouwen en te behouden. De man is in tegenstelling tot de vrouw wel in staat [[dochter]] een rustige opvoedingsomgeving te bieden en haar de vrijheid te gunnen een betekenisvolle band met haar andere ouder te hebben en te onderhouden.
De man wenst dat een tijdelijk verbod op contact tussen de vrouw en [[dochter]] voor tenminste vier maanden wordt opgelegd zodat [[dochter]] in deze periode niet steeds geconfronteerd wordt met haar moeder en kan wennen aan haar vader zonder dat ze te maken krijgt met de negatieve beïnvloeding door de vrouw waardoor zij nog meer in een loyaliteitsconflict zou kunnen raken.
In geval de hoofdverblijfplaats van [[dochter]] ten huize van de man wordt bepaald dient uiteraard de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil gesteld te worden.
4. Het verweer
4.1. De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de man af te wijzen.
4.2. Zelfstandig verzoek
4.2.1. De vrouw verzoekt het volgende:
- De vrouw bij uitsluiting van de man te belasten met het eenhoofdig gezag over [[dochter]].
- De beschikking van 13 april 2011 te wijzigen en de man het recht op omgang voor een periode van twee jaar, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen periode, te ontzeggen, althans de huidige omgangsregeling op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze te wijzigen, een en ander met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum.
- De man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.3. De zorgregeling
4.3.1. De vrouw betwist uitdrukkelijk dat zij reeds in de beginperiode, of daarna, het contact op alle mogelijke manieren geprobeerd heeft te beperken.
De vrouw is van mening dat de man zelf, van begin af aan, [[dochter]] tegen zichzelf heeft opgezet doordat alles precies moest gaan hoe de man het wilde en door [[dochter]] te treiteren en te kleineren. Niet de vrouw, maar juist de man betrekt [[dochter]] van het begin af aan bij zijn strijd met de vrouw in het kader van de echtscheiding. Steeds wanneer [[dochter]] bij de man verbleef in het kader van de omgang kon de man het niet laten de vrouw te beledigen en haar zwart te maken, zo heeft de vrouw van [[dochter]] vernomen. Dat [[dochter]] het een en ander mee heeft gekregen van de strijd tussen haar ouders is volledig aan de man te wijten. Immers, de man stuurt steeds opnieuw deurwaarders op de vrouw af en begint steeds opnieuw procedures tegen de vrouw, zonder te willen luisteren naar wat [[dochter]] zelf wil.
Overigens heeft de vrouw - in tegenstelling tot de man - wel degelijk hulp gezocht in het belang van [[dochter]] om beter met de nasleep van de echtscheiding om te gaan en om de communicatie met [[dochter]] te verbeteren. Ondanks het uitdrukkelijke advies van de raad aan de man om hulp te zoeken om niet langer steeds de strijd met [[dochter]] op te zoeken, heeft de man hier niets mee gedaan.
4.3.2. De vrouw heeft het contact niet langdurig gefrustreerd. De vrouw heeft alles gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden om de omgang te laten slagen.
Zo heeft de vrouw veelvuldig op [[dochter]] ingepraat dat het belangrijk is dat zij contact heeft en houdt met haar vader. Ook heeft de vrouw haar volledige medewerking verleend aan het project “Ex-ouders bestaan niet”.
4.3.3. De vrouw stelt zich op het standpunt dat haar plicht om de omgang tussen de man en [[dochter]] op een positieve manier te begeleiden niet zover strekt dat zij [[dochter]] van de trap moet afsleuren zodat zij meegaat met de man. [[dochter]] wil zelf geen contact meer met de man. De vrouw stuit er steeds op dat [[dochter]] aangeeft niet naar haar vader te willen, omdat haar vader niet naar haar zou luisteren. Volgens [[dochter]] zou haar vader haar steeds op wijzen dat zij niets te zeggen en niets te willen heeft. Zij geeft aan dat ze door haar vader wordt gekleineerd en dat niets mag. [[dochter]] voelt zich totaal niet op haar gemak bij haar vader en voelt zich geestelijk door hem onder druk gezet. Voorts mag [[dochter]] tijdens de omgang met de man geen contact onderhouden/bellen met de vrouw.
4.3.4. De vrouw heeft van alles geprobeerd, maar [[dochter]] wil echt zelf niet.
Ook uit het door de man overgelegde rapport van Yulius blijkt eveneens dat [[dochter]] geen contact meer wil met de man en dat zij heel erg boos op de man is.
4.3.5. In het geheel is er geen bewijs van gedragingen zijdens de vrouw die PAS / ouderverstoting zouden bevorderen. Uit het rapport van Yulius blijkt dat [[dochter]] een goede band heeft met de vrouw en een slechte band met de man. Het is dan ook niet in het belang van [[dochter]] om haar gewone verblijfplaats bij de man te bepalen, danwel het eenhoofdig gezag over [[dochter]] aan de man toe te wijzen. [[dochter]] heeft zelfs tegenover de vrouw te kennen gegeven "zich van kant te zullen maken" wanneer dit zou gebeuren. De vrouw maakt zich zorgen over [[dochter]].
4.3.6. De man erkent zelf dat [[dochter]] hem volledig afwijst. Dit is volgens de man aan de vrouw te wijten - hetgeen de vrouw uitdrukkelijk betwist -, echter de totale afwijzing van de man door [[dochter]] staat niettemin tussen partijen niet ter discussie. Alleen al gelet hierop zijn de door de man verzochte wijziging van het gezag, alsmede de door hem verzochte wijziging van de verblijfplaats, alsmede het door de man verzochte 'contactverbod' met de vrouw voor een periode van vier maanden, per definitie niet in het belang van [[dochter]].
4.4. De partneralimentatie
4.4.1. De door de man genoemde 'grievende gedragingen' worden door de vrouw uitdrukkelijk betwist. Hieraan heeft de vrouw zich nimmer schuldig gemaakt. Het is juist de man die zich aan dit type gedragingen schuldig maakt. Overigens heeft de rechtbank in de beschikking van 17 november 2010 helemaal niet vastgesteld dat de vrouw zich ook daadwerkelijk schuldig zou hebben gemaakt aan de door de man genoemde 'grievende gedragingen'. De rechtbank heeft slechts geoordeeld dat de vrouw - in het belang van [[dochter]] - diende mee te werken aan mediation, bij gebreke waarvan er eventueel consequenties wat betreft de partneralimentatie zouden kunnen volgen. De vrouw heeft meegewerkt aan de mediation.
Tijdens deze mediation, in het voorjaar van 2011, is [[dochter]] zelf ook gehoord en door hetgeen de man toen ten overstaan van de mediator heeft beloofd, heeft zij het vertrouwen dat haar vader echt zou veranderen en meer naar haar zou gaan luisteren en met haar gevoelens rekening zou houden. Daardoor heeft mediation in een vaststellingsovereenkomst kunnen uitmonden. De eerste paar ontmoetingen gingen goed, maar helaas zijn er daarna toch weer dingen voorgevallen / ontzegd, waardoor [[dochter]] nu te kennen heeft gegeven definitief niet meer met de man om te willen gaan.
4.4.2. De vrouw stelt zich voorts op het standpunt dat gelet op het bovenstaande het primaire verzoek van de man om de partneralimentatie op nihil te stellen dan wel te verlagen, dan wel subsidiair te bepalen dat de dwangsommen mogen worden verrekend met de partneralimentatie, voor afwijzing gereed liggen. Zoals de rechtbank reeds eerder heeft geoordeeld dient van dit 'oneigenlijke dwangmiddel' slechts sporadisch en zeer terughoudend gebruik te worden gemaakt en in het onderhavige geval bestaat hier onvoldoende rechtvaardiging voor.
Bovendien heeft de vrouw geen ander inkomen dan partner- en kinderalimentatie en toewijzing van met name het verzoek van de man om met de partneralimentatie te mogen verrekenen, zou er toe kunnen leiden dat de vrouw tot de bedelstaf wordt veroordeeld en dat zij haar huis verliest en met [[dochter]] op straat komt te staan. Of en zo ja in hoeverre de vrouw in een van deze situaties aanspraak zal kunnen maken op een (aanvullende) bijstandsuitkering en zo ja hoe hoog deze bijstandsuitkering dan zal zijn, is immers onzeker. Bovendien is het voor de vrouw, gelet haar leeftijd, haar gebrek aan opleiding en arbeidservaring, alsmede gelet op haar visuele handicap, op dit moment - ondanks dat de vrouw wel degelijk pogingen daartoe heeft gedaan - onmogelijk om betaald werk te kunnen vinden. Gelet hierop kan van de vrouw, op dit moment, ook niet worden gevergd dat zij zelf volledig in haar eigen levensonderhoud dient te voorzien.
4.5. Het gezag
4.5.1. De door de man in zijn verzoekschrift aangehaalde uitspraak waaruit blijkt dat het niet nakomen van een omgangsregeling ertoe kan leiden het gezag over een kind aan de uitwonende ouder toe te kennen, is een zeer uitzonderlijke situatie. Die situatie is uiteraard niet vergelijkbaar met de onderhavige, aangezien de verzoeken van de man bij toewijzing juist grote gevolgen zullen hebben voor de dagelijkse leefsituatie van [[dochter]].
5. Het verweer van de man tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw
5.1. De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw. De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken althans deze af te wijzen.
De man heeft geen AMK-meldingen tegen de vrouw gedaan. De man praat niet slecht tegen [[dochter]] over de vrouw. De vrouw had door haar gedrag te veranderen en zich flexibeler op te stellen de komst van de deurwaarder aan de deur kunnen voorkomen. De vrouw heeft de man niet geïnformeerd over de vervolggesprekken met het Bureau Jeugdzorg/Trivium. De man heeft op eigen initiatief contact opgenomen met Maatschappelijk Werk, omdat hij een voorstander is van het beëindigen van het spanningsveld tussen hem en de vrouw. De vrouw heeft een voorstel van de man tot mediation afgewezen. De vrouw liegt dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht kon worden om de omgang te laten slagen. Uit niets blijkt dat de vrouw betreurt dat er geen omgang plaatsvindt en dat zij haar best doet om dit mogelijk te maken. Haar houding stimuleert [[dochter]] tot het afwijzen van contact met de man en zij keurt haar afwijzing expliciet goed.
5.2. Tijdens de omgang ging de man met [[dochter]] naar pretparken en uit eten. De man betwist dat [[dochter]] bij de man niet teveel zou mogen. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat de sfeer ongedwongen en gezellig was bij de man en zijn vriendin. De vrouw heeft absoluut geen medewerking aan de omgangsregeling verleend. Integendeel, zij frustreert de omgang van begin af aan, zoals blijkt uit de diverse gewezen uitgesproken. Zowel de raad als Yulius hebben geconstateerd dat [[dochter]] meegezogen wordt in een loyaliteitsconflict. [[dochter]] krijgt geen enkele ruimte voor positieve gevoelens jegens de man en kan alleen nog maar negatief denken over hem. De vrouw kan geen enkel concreet voorbeeld noemen van het treiteren en kleineren van [[dochter]] door de man. Dat de vrouw weigert met de man te communiceren en hem te informeren over het wel en wee van [[dochter]] is geen reden om de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten.
6. De beoordeling
6.1. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is duidelijk geworden dat de vrouw op alle mogelijke manieren het contact tussen de man en [[dochter]] heeft belemmerd. Er zijn al diverse rechterlijke uitspraken in het kader van de zorgregeling gewezen. De vrouw komt deze rechterlijke uitspraken echter niet na. Partijen hebben over en weer verschillende verzoeken gedaan.
6.2. De rechtbank heeft grote twijfels over de opvoedingssituatie van [[dochter]] bij de vrouw. Vanwege de echtscheiding van partijen en de tussen hen al langere tijd heersende spanningen lijkt sprake te zijn van een hevig loyaliteitsconflict. Vaststaat dat de vrouw een belangrijk aandeel heeft in dit conflict maar dat ieder inzicht daarin bij haar ontbreekt. Gelet op de leeftijd van [[dochter]] en de hevigheid waarmee zij haar vader thans afwijst in samenhang met de ingrijpendheid van de verzochte beslissingen acht de rechtbank zich echter thans onvoldoende voorgelicht om een beslissing op de verzoeken van de man te kunnen geven. Hoewel de raad in juni 2010 de rechtbank over de verblijfplaats van [[dochter]] en de zorgregeling heeft geadviseerd, is de rechtbank van oordeel dat een nieuw onderzoek door de raad geboden is gezien het tijdsverloop sindsdien en het moeizame verloop van de uitvoering van de zorgregeling waarbij [[dochter]] na een korte periode van - zo is gebleken - uitstekend contact, de man weer volledig afwijst zonder dat daar een enigszins invoelbare reden voor is. De rechtbank zal de raad vragen onderzoek te doen naar de vragen:
1. In hoeverre komt een wijziging van de hoofdverblijfplaats tegemoet aan de belangen van [[dochter]]?
2. In hoeverre komt een wijziging in het gezag tegemoet aan de belangen van [[dochter]]?
3. In hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tegemoet aan de belangen van [[dochter]]?
4. Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
5. Dient het contact c.q. de omgang tussen één van de ouders en [[dochter]] te worden ontzegd?
6. Is hulpverlening nodig, zo ja, met welk doel?
7. Is een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel nodig?
De raad wordt verzocht de rechtbank hieromtrent te adviseren.
6.3. De zaak zal worden verwezen naar de schriftelijke rol familiezaken van 30 november 2012 met aan de raad het verzoek alsdan te rapporteren en te adviseren dan wel te informeren over de stand van zaken van het onderzoek.
6.4. Hoewel de raad met betrekking tot het verzoek van de man tot wijziging van de partneralimentatie niet zal adviseren, zal de rechtbank ook dit verzoek aanhouden.
7. De beslissing
De rechtbank:
7.1. stelt de stukken in handen van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Dordrecht, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de vragen:
1. In hoeverre komt een wijziging van de hoofdverblijfplaats tegemoet aan de belangen van [[dochter]]?
2. In hoeverre komt een wijziging in het gezag tegemoet aan de belangen van [[dochter]]?
3. In hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tegemoet aan de belangen van [[dochter]]?
4. Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
5. Dient het contact c.q. de omgang tussen één van de ouders en [[dochter]] te worden ontzegd?
6. Is hulpverlening nodig, zo ja, met welk doel?
7. Is een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel nodig?
De Raad voor de Kinderbescherming wordt verzocht hieromtrent te rapporteren en te adviseren;
7.2. verwijst daartoe de zaak naar de schriftelijke rolzitting familiezaken van 30 november 2012;
7.3. houdt iedere overige beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M.J. Janssen, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.