ECLI:NL:RBDOR:2012:BX7648

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95008 / HA ZA 11-2523
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door deelgenoten in een mandeligheid

In deze zaak vorderden de eisers, deelgenoten in een mandeligheid, rekening en verantwoording van het bestuur van de mandeligheid, dat is opgedragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het project 's Landswerff te Dordrecht. De rechtbank Dordrecht oordeelde dat de grondslag voor de vordering niet artikel 3:173 BW was, zoals door de eisers werd aangevoerd, maar artikel 7:403 lid 2 BW, omdat het bestuur van de mandeligheid was opgedragen aan een derde partij, namelijk het bestuur van de VvE. De rechtbank wees de vordering af, omdat de afzonderlijke bestuurders van de VvE in persoon waren gedagvaard, terwijl de VvE als rechtspersoon verantwoordelijk was voor het afleggen van rekening en verantwoording. De rechtbank merkte op dat uit het dossier bleek dat er al rekening en verantwoording was afgelegd door het bestuur van de VvE, waardoor de eisers geen belang meer hadden bij hun vordering. De rechtbank concludeerde dat de eisers als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werden veroordeeld, die op € 1.164,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 12 september 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 95008 / HA ZA 11-2523
Vonnis van 12 september 2012
in de zaak van
1. [eiser 1]
wonende te Dordrecht,
2. [eiser 2]
wonende te Dordrecht,
eisers,
advocaat mr. G. Sarier,
tegen
1. [gedaagde 1]
wonende te Dordrecht,
2. [gedaagde 2]
wonende te Dordrecht,
3. [gedaagde 3]
wonende te Dordrecht,
gedaagden,
advocaat mr. P.G. Gilhuis.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 september 2012 en de daarin vermelde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen ter terechtzitting op 30 januari 2012;
- de akte tot vermeerdering van de gronden van het verweer n.a.v. de gehouden comparitie van [gedaagden];
- de antwoordakte van [eisers]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Het project ’s Landswerff te Dordrecht bestaat uit 7 appartementen en 18 herenhuizen, in totaal 25 woningen, gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te Dordrecht. De Vereniging van Eigenaren ’s Landswerff te Dordrecht (hierna: VvE) behartigt de gemeenschappelijke belangen van de 7 appartementseigenaren.
2.2. In artikel 15 van de akte waarbij de mandeligheid is ontstaan, is het volgende bepaald over het binnenterrein waar de 25 woningen gebruik van kunnen maken:
“(…) Mandeligheid binnenterrein
Het binnenterrein, zoals op de situatietekening aangegeven, alsmede de op de tekening aangegeven groenstroken en de stadsmuur met toegangsdeur die parkeerplaats met nummer 101 afscheidt van [adres 2] en de overheaddeur met achtergelegen toegangsweg tot het binnenterrein met plafond van de poort en verlichting(s-armatuur) van de poort, is bestemd om tot gemeenschappelijk nut te dienen van de woningen met de bouwnummers 1 tot en met 9 en 12 tot en met 18 en de op het binnenterrein liggende parkeerplaatsen met de nummers 101 tot en met 109 en zal gemeenschappelijke eigendom worden van de eigenaren van deze woningen/parkeerplaatsen.
Zodra de eerste van de vermelde woningen of parkeerplaatsen in eigendom wordt geleverd zal ook een onverdeeld aandeel in het mandelige binnenterrein worden overgedragen aan de koper van de desbetreffende woning/ parkeerplaats.
In de akte van levering zal het binnenterrein, dat alsdan mede-eigendom zal worden, tot mandelige onroerende zaak worden bestemd als bedoeld in Titel 5 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek met uitzondering van de parkeerplaatsen.
Met betrekking tot het binnenterrein zullen in de akte van levering de bepalingen van Mandeligheid worden vastgelegd die als regeling in de zin van artikel 3:168 juncto 5:69 van het Burgerlijk Wetboek tussen de deelgenoten in de mandelige onroerende zaak zal gelden.
(…)
c. Het beheer van de gemeenschappelijke zaak
Het beheer met betrekking tot de mandelige zaak en het gemeenschappelijk fonds berust bij het bestuur van de Vereniging van Eigenaars Gebouw ’s Landswerff te Dordrecht, gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: het bestuur, tenzij de vergadering van deelgenoten anders besluit.”
2.3. De 25 eigenaren van de woningen zijn deelgenoot in het mandelig binnenterrein zoals hiervoor gedefinieerd (hierna: de mandeligheid).
2.4. [gedaagden] vormde het bestuur van de VvE in de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 september 2009. De eigenaren van de 18 herenhuizen, waaronder [eisers], zijn geen lid van de VvE.
2.5. Met ingang van 1 juni 2009 berust het beheer van de mandeligheid bij de vergadering van deelgenoten.
2.6. Op 27 juni 2010 is door het bestuur van de VvE per brief rekening en verantwoording afgelegd aan de vergadering van deelgenoten (productie 12 bij dagvaarding/ productie 2 bij conclusie van antwoord).
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert – samengevat, na vermindering van eis - veroordeling van [gedaagden] tot
1. het overleggen van de financiële boekhouding en verslaglegging van de mandeligheid aan de kascontrolecommissie; en
2. het afleggen van rekening en verantwoording in de vergadering van deelgenoten over de financiële verslaglegging en het gevoerde bestuur van de mandeligheid over de periode van 1 januari 2008 tot 1 september 2009,
dit alles met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten.
3.2. Nu [eisers], na vermindering van eis, niet langer uitschrijving van een vergadering van deelgenoten vordert, wordt zij geacht eveneens de daaraan verbonden dwangsom te hebben ingetrokken.
3.3. [eisers] stelt dat een kascommissie de balans en de staat van baten en lasten met toelichting dient te onderzoeken. Nu het beheer van de mandeligheid wordt gevoerd door het bestuur van de VvE, is artikel 2:48 Burgerlijk Wetboek (BW) van overeenkomstige toepassing op de wijze waarop financiële verantwoording moet worden afgelegd over de mandeligheid. Daarom moet een kascommissie deze financiële verantwoording controleren.
3.4. Verder stelt [eisers] dat het bestuur van de VvE rekening en verantwoording dient af te leggen over de financiën en het verdere beheer van de mandeligheid. Hiertoe wil [eisers] inzage in de volgende stukken: de offertes en facturen met betrekking tot het uitbesteden van de administratie, de debiteurenadministratie en de facturen en bankrekeningafschriften van de elektra. Artikel 3:173 BW biedt de juridische grondslag aangezien ook na de afspraak die op de zitting van 30 januari 2012 is gemaakt, de administratie slechts onvolledig en in delen niet origineel ter inzage is gegeven.
3.5. [gedaagden] voert hiertegen aan dat het beheer van de mandeligheid niet is gevoerd door een van de deelgenoten, zoals artikel 3:173 BW voorschrijft, maar door het bestuur van de VvE, zijnde een derde partij.
3.6. Volgens [gedaagden] had de vordering verder ingesteld moeten worden tegen de VvE en niet tegen de voormalige bestuurders in privé. Bovendien is [gedaagden] nooit bestuurder van de mandeligheid geweest en kunnen de deelgenoten slechts gezamenlijk rekening en verantwoording vorderen.
3.7. Daarnaast is [gedaagden] van mening dat er al rekening en verantwoording is afgelegd aan de deelgenoten van de mandeligheid bij brief van 27 juni 2010, waardoor [eisers] geen belang meer heeft bij zijn vordering. In 2009 heeft de vergadering van deelgenoten bovendien inzage gehad in de onderliggende stukken, welke nogmaals zijn verstrekt aan de deurwaarder in 2010. In ieder geval is het belang van [eisers] bij de vordering vervallen nadat [gedaagden] de afspraak die ter zitting is gemaakt, is nagekomen.
4. De beoordeling
4.1. Artikel 2:48 BW is via artikel 5:135 BW van overeenkomstige toepassing verklaard op de vereniging van eigenaren. Een dergelijke schakelbepaling ontbreekt voor de mandeligheid. Aangezien de mandeligheid geen rechtspersoon is en rekening en verantwoording kan worden afgedwongen via bijvoorbeeld artikel 3:173 BW, ziet de rechtbank geen ruimte om artikel 2:48 BW, welk artikel rekening en verantwoording voor rechtspersonen regelt, analoog toe te passen op een mandeligheid. Daarmee ontbreekt een juridische grondslag voor de vordering en zal deze worden afgewezen.
4.2. Het door [eisers] aangevoerde artikel 3:173 BW mist toepassing in deze zaak. Het beheer van de mandeligheid is niet gevoerd door een van de deelgenoten, maar door een derde, namelijk het bestuur van de VvE. Nu [eisers] rekening en verantwoording vordert van het beheer van de mandeligheid, zal worden getoetst aan artikel 7:403 lid 2 BW.
4.3. Partijen twisten over de vraag of [eisers] de juiste partij heeft gedagvaard door [gedaagden] in persoon te dagvaarden. Op grond van artikel 7:403 lid 2 BW rust op het bestuur van de VvE de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording. Daarmee rust de verplichting niet op de bestuurders in persoon, maar op de VvE. Het bestuur vertegenwoordigt immers de VvE bij het afleggen van rekening en verantwoording over het beheer van de mandeligheid. Zonder een nadere grondslag, die niet is gesteld noch is gebleken, kan een bestuurder voor zijn handelen als bestuurder niet in privé worden aangesproken. De rechtbank zal daarom de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording afwijzen.
4.4. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit de brief van 27 juni 2010 (r.o. 2.6) die door beide partijen is overgelegd, blijkt dat [gedaagden] rekening en verantwoording heeft afgelegd. Dat [eisers] die rekening en verantwoording onvoldoende acht, maakt dit niet anders.
4.5. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 260,00
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.164,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.164,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2012.?