ECLI:NL:RBDOR:2012:BX7266

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99637 - HA RK 12-2036
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een strafzaak en de beoordeling van onpartijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 12 september 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. M. van Stratum, tijdens een zitting van de meervoudige strafkamer op 23 augustus 2012. De raadsman voerde aan dat de meervoudige strafkamer een cruciale getuige niet had gehoord, wat volgens hem een schending van het noodzakelijkheidcriterium inhield. De meervoudige strafkamer had het verzoek afgewezen op basis van de consistentie van de verklaring van de getuige, die volgens de voorzitter van de strafkamer zichzelf had belast. De raadsman betwistte deze consistentie en stelde dat de getuige eerder had gelogen, wat volgens hem een reden was om aan te nemen dat de strafkamer een onterecht oordeel had geveld.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van de rechters op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen een procesbeslissing was en dat de rechters niet onpartijdig waren geweest. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij de rechters M.A. Waals, B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen en M.A.C. Prins in de sector strafrecht van de rechtbank Dordrecht betrokken waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 september 2012.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer: 99637 / HA RK 12-2036
beslissing van 12 september 2012
op het verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de strafzaak met parketnummer 11/870392-11 tegen
[verzoeker/verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Trogir, toenmalig Joegoslavië,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het volgende adres:
[woonplaats], [adres]
verzoeker, hierna ook aangeduid als de verdachte,
advocaat mr. M. van Stratum.
Het verzoek strekt tot wraking van
mr. M.A.Waals, mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen en mr. M.A.C. Prins,
rechters in de sector strafrecht van deze rechtbank, hierna tezamen aangeduid als de meervoudige strafkamer.
1. Het procesverloop
1.1. Ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 23 augustus 2012 heeft de raadsman van verdachte, mr. M. van Stratum, een mondeling verzoek gedaan tot wraking van de meervoudige strafkamer. Hierop heeft de meervoudige strafkamer het onderzoek ter terechtzitting geschorst om het verzoek tot wraking door een andere meervoudige kamer van de rechtbank te laten behandelen.
1.2. Het verzoek tot wraking is behandeld op een openbare terechtzitting van 5 september 2012. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
- mr. M. van Stratum,
- officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi,
- mr. M.A.Waals en mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen.
1.3. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden ter zitting van 12 september 2012 om 14.00 uur.
2. Het verzoek
2.1. De raadsman van de verdachte heeft – samengevat – aan het verzoek tot wraking het volgende ten grondslag gelegd:
Ter zitting van de meervoudige strafkamer heeft hij verzocht om aanhouding van de zaak en verwijzing naar de rechter-commissaris om [medeverdachte] als getuige te horen. Diens verklaring is cruciaal omdat er geen ander belastend bewijsmateriaal tegen de verdachte voorhanden is. De meervoudige strafkamer heeft het noodzakelijheidscriterium toegepast en zijn verzoek afgewezen. Daarbij heeft de voorzitter van de strafkamer als reden gegeven dat [medeverdachte] consistent heeft verklaard en zich zelf heeft belast. Door te overwegen dat een cruciale getuige consistent heeft verklaard, heeft de meervoudige strafkamer een waardeoordeel gegeven over die verklaring. Bovendien is de stelling dat [medeverdachte] consistent zou hebben verklaard onjuist; [medeverdachte] heeft in de loop van zijn verhoor toegeven dat hij eerder in dat verhoor heeft gelogen. Dat is reden om aan te nemen dat de strafkamer een beslissing heeft genomen die nog niet genomen mocht worden.
3. Het standpunt van de rechters wier wraking is verzocht
3.1. De meervoudige strafkamer heeft niet in de wraking berust. De meervoudige strafkamer heeft gesteld dat met de kwalificatie "consistent"een feitelijke vaststelling is gedaan en dat hetzelfde geldt voor de mededeling dat [medeverdachte] zich zelf heeft belast.
4. Het standpunt van de officier van justitie
4.1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot wraking. Volgens de officier van justitie heeft de advocaat van de verdachte niet nader onderbouwd waaruit de gestelde inconsistentie zou bestaan en is geen sprake van enige vooringenomenheid van de strafkamer
5. De beoordeling
5.1. Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordien die
zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Aan de door de raadsman van verdachte aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters - subjectief - niet onpartijdig waren. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
5.3. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voorzover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende
aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door de raadsman van verdachte geuite vrees dat de rechters een vooringenomenheid koesteren - objectief- gerechtvaardigd is.
5.4. Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van de rechters op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
5.5. Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is gegeven.
5.6. De wrakingskamer stelt voorop dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen een procesbeslissing betreft. Een rechter moet een tussentijds aan hem gevraagde procesbeslissing kunnen nemen en motiveren opdat het proces voortgang kan vinden. Met het nemen van een dergelijke beslissing blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechter, maar dat impliceert niet zonder meer dat een vrees voor partijdigheid voor andere door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is.
De raadsman van verzoeker heeft betoogd dat de meervoudige strafkamer met de afwijzing van het verzoek om getuige [medeverdachte] te horen en de daaraan gegeven motivering een waardeoordeel heeft gegeven over de reeds door deze getuige afgelegde verklaringen. De wrakingskamer deelt deze mening niet. Als motivering voor de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige heeft de meervoudige kamer immers slechts overwogen dat de getuige consistent heeft verklaard en zichzelf heeft belast en dat het niet noodzakelijk was deze getuige nader te horen. Het vorenstaande betreft slechts een feitelijke constatering omtrent de inhoud en strekking van de eerder door de getuige afgelegde verklaringen. De omstandigheid dat de getuige, zoals de raadsman stelt, heeft aangegeven aanvankelijk te hebben gelogen maakt dit niet anders.
5.7. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is en afgewezen dient te worden.
6. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. M.A.Waals, mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen en mr. M.A.C. Prins, af.
Deze beslissing is genomen door mr. M.G.L. de Vette, mr. E.D. Rentema en mr. O.E.M. Leinarts, en bij afwezigheid van voorzitter mr. M.G.L. de Vette ondertekend door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2012.