ECLI:NL:RBDOR:2012:BX6950

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/312
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en teruggave van in beslag genomen voorwerpen in strafzaak

Op 22 augustus 2012 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggave van in beslag genomen voorwerpen. Klager, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Raaijmakers, had een klaagschrift ingediend waarin hij stelde dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat de in beslag genomen goederen, waaronder een slotentrekker en een pijpsnijder, niet als inbrekerswerktuig gekwalificeerd konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in beslag genomen voorwerpen inmiddels waren vernietigd, nadat een machtiging was verleend op basis van artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor was het beslag, ingevolge artikel 134, tweede lid Sv, ten tijde van de behandeling in raadkamer beëindigd.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de vernietiging van de voorwerpen en de verleende machtiging, klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om teruggave. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, had zich primair op het standpunt gesteld dat het klaagschrift niet-ontvankelijk was, terwijl hij subsidiair aanvoerde dat het klaagschrift gegrond moest worden verklaard vanwege onvoldoende bewijs van de rechtmatigheid van de doorzoeking. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de strafrechter later een beslissing kan nemen over de inbeslaggenomen voorwerpen, dit in dit geval niet aan de orde was, aangezien de zaak was afgedaan met een reeds door klager betaalde geldboete. Klager zou zich in dat geval tot de burgerlijke rechter moeten wenden.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, en deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. H.E.M. Broeders. De uitspraak is gedaan in een enkelvoudige raadkamer, waarbij de relevante wetsartikelen in acht zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Strafrecht
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 12/312
Uitspraakdatum: 22 augustus 2012
Beschikking (artikel 552a Wetboek van Strafvordering)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 6 juni 2012 is op de griffie van de rechtbank Dordrecht ingekomen een klaagschrift van
mr. A.H.J. Raaijmakers, gemachtigde van:
[KLAGER],
geboren op [1964] te [plaats],
wonende te [adres en woonplaats].
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van:
- een slotentrekker/deukentrekker;
- een pijpsnijder.
Op 8 augustus 2012 is dit klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Raaijmakers voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. J. Westerhof.
2. Beoordeling
Klager heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking onrechtmatig is geweest. Subsidiair heeft klager zich op het standpunt gesteld dat de betreffende goederen niet te kwalificeren zijn als inbrekerswerktuig.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het klaagschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de goederen zijn vernietigd met inachtneming van artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard nu zij over onvoldoende stukken beschikt om aan te kunnen tonen dat de doorzoeking rechtmatig is geweest.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit e-mailcorrespondentie in het dossier blijkt dat de in beslag genomen voorwerpen in kwestie inmiddels zijn vernietigd. De officier van justitie heeft dit bij gelegenheid van de behandeling in raadkamer bevestigd, en voorts medegedeeld dat dit gebeurd is nadat een machtiging als bedoeld in artikel 117 van het Sv is verleend.
De rechtbank stelt vast dat - nu deze machtiging is verleend en de voorwerpen niet om baat zijn vervreemd - ingevolge artikel 134, tweede lid Sv, het beslag ten tijde van de behandeling in raadkamer is beëindigd.
Het voorgaande brengt ingevolge rechtspraak van de Hoge Raad (LJN AD5210) met zich mee, dat de rechtbank klager in zijn klaagschrift, strekkende tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, niet-ontvankelijk dient te verklaren.
Ten overvloede wijst de rechtbank op het volgende. Het voorgaande staat er in beginsel niet aan in de weg dat de strafrechter later ingevolge art. 353 Sv een beslissing over de inbeslaggenomen voorwerpen geeft en dat dan, indien alsnog de teruggave zou worden bevolen en dit feitelijk niet meer mogelijk is, art. 119, tweede lid, Sv van overeenkomstige toepassing is. De rechtbank stelt evenwel vast dat het in dit geval tot zo'n beslissing niet zal komen indien juist is dat - zoals bij de behandeling in raadkamer ter sprake kwam - de zaak is afgedaan met een reeds door klager betaalde geldboete. In dat geval zal klager zich alleen nog tot de burgerlijke rechter kunnen wenden.
Op grond van het vorenstaande dient met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. L.C. van Walree, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Broeders, griffier,
en uitgesproken op 22 augustus 2012.