ECLI:NL:RBDOR:2012:BX6950
Rechtbank Dordrecht
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslag en teruggave van in beslag genomen voorwerpen in strafzaak
Op 22 augustus 2012 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggave van in beslag genomen voorwerpen. Klager, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Raaijmakers, had een klaagschrift ingediend waarin hij stelde dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat de in beslag genomen goederen, waaronder een slotentrekker en een pijpsnijder, niet als inbrekerswerktuig gekwalificeerd konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in beslag genomen voorwerpen inmiddels waren vernietigd, nadat een machtiging was verleend op basis van artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor was het beslag, ingevolge artikel 134, tweede lid Sv, ten tijde van de behandeling in raadkamer beëindigd.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de vernietiging van de voorwerpen en de verleende machtiging, klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om teruggave. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, had zich primair op het standpunt gesteld dat het klaagschrift niet-ontvankelijk was, terwijl hij subsidiair aanvoerde dat het klaagschrift gegrond moest worden verklaard vanwege onvoldoende bewijs van de rechtmatigheid van de doorzoeking. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de strafrechter later een beslissing kan nemen over de inbeslaggenomen voorwerpen, dit in dit geval niet aan de orde was, aangezien de zaak was afgedaan met een reeds door klager betaalde geldboete. Klager zou zich in dat geval tot de burgerlijke rechter moeten wenden.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, en deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. H.E.M. Broeders. De uitspraak is gedaan in een enkelvoudige raadkamer, waarbij de relevante wetsartikelen in acht zijn genomen.