ECLI:NL:RBDOR:2012:BX4841

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89926 / HA ZA 10-2883
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering getuigenverklaring in civiele procedure tussen een metaalbewerker en scheepstechniekbedrijf

In deze civiele procedure tussen de eiser, Metaaldraaiers [X] BV, en de gedaagde, [Y] Scheepstechniek B.V., heeft de rechtbank Dordrecht op 8 augustus 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van een overeenkomst van 11 juli 2008, waarin de gedaagde zich verplichtte om acht koppelverbanden af te nemen. De eiser vorderde betaling voor de geleverde schroefasinstallaties, maar de gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij aan haar verplichtingen had voldaan.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de getuigenverklaringen en de bewijsstukken die door beide partijen zijn overgelegd. De gedaagde heeft betoogd dat de overeenkomst niet alleen op basis van de taalkundige uitleg moet worden beoordeeld, maar ook op basis van de redelijke verwachtingen van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intentie van partijen was dat de acht koppelverbanden konden worden ingewisseld tegen andere opdrachten, wat door de gedaagde overtuigend is aangetoond.

De vordering van de eiser werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet in gebreke was gebleven. De rechtbank heeft ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 12.490. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de rol van getuigenverklaringen in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 89926 / HA ZA 10-2883
Vonnis van 8 augustus 2012
in de zaak van
METAALDRAAIERIJ [X] BV,
wonende te Heerewaarden,
eiser,
advocaat mr. R. Sekeris,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] SCHEEPSTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. L. Alberts.
Partijen zullen hierna [Eiseres] en [Gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2011 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte overlegging bewijs aan de zijde van [Gedaagde];
- de akte overlegging/uitlating bewijs/uitlating producties aan de zijde van [Eiseres];
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 december 2011;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 maart 2012;
- de conclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [Eiseres];
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [Gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Ten aanzien van de Compagny, Empire, Swintrans, Riva en AMG
2.1. In r.o. 4.5 van het tussenvonnis is [Gedaagde] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat zij aan haar verplichtingen jegens [Eiseres] op grond van de overeenkomst van 11 juli 2008 (hierna: de overeenkomst) heeft voldaan door in totaal acht koppelverbanden af te nemen, zodat [Eiseres] niets meer van haar te vorderen heeft.
2.2. [Gedaagde] diende in dat verband te bewijzen dat de overeenkomst op de door haar voorgestane wijze (inhoudende dat de acht daarin met name genoemde koppelverbanden door [Gedaagde] konden worden ingewisseld tegen andere opdrachten) dient te worden uitgelegd, dan wel dat [betrokkene 2] in een gesprek met [betrokkene 1] zijn akkoord heeft gegeven voor de inwisseling van de in de overeenkomst met name genoemde koppelverbanden tegen andere opdrachten. Ten aanzien van het eerste onderdeel van deze bewijsopdracht is uitgangspunt dat de vraag, hoe de overeenkomst moet worden uitgelegd, niet alleen kan worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de overeenkomst. Het komt er daarnaast tevens op aan welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
2.3. Zoals ook in r.o. 4.3 van het tussenvonnis is vooropgesteld, wordt er in de overeenkomst een achttal koppelverbanden met name genoemd. [Gedaagde] heeft in haar akte overlegging bewijs uiteen gezet dat het tussenvonnis tot enige verwarring kan leiden, omdat in de overeenkomst evident is bedoeld om opdracht te geven voor de productie van schroefasinstallaties, en niet – zoals het tussenvonnis suggereert – voor de productie van koppelverbanden. [Eiseres] heeft één en ander op zichzelf niet betwist. De rechtbank stelt dan ook voor de goede orde alsnog vast dat de overeenkomst strekt tot de productie van schroefasinstallaties, en zal deze installaties hierna ook als zodanig aanduiden. Getuige de tekst van de tweede alinea van de overeenkomst (waarin de nummers 1 tot en met 8 worden genoemd) waren de bestelde schroefasinstallaties bestemd voor acht met name genoemde koppelverbanden.
2.4. [Gedaagde] heeft uitsluitend de heer [betrokkene 1] als getuige voorgebracht. Nu [betrokkene 1] als partijgetuige aangemerkt dient te worden, kan zijn verklaring alleen dienen ter aanvulling van ander, onvolledig bewijs. [betrokkene 1] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
'Ik heb in de zomer van 2008 met [betrokkene 2] onderhandeld over de overeenkomst van 11 juli 2008. Ik ben vanuit [Gedaagde] altijd degene die de onderhandelingen doet als het om grote aankopen gaat. Ik heb de prijs scherp kunnen maken. Daar stond dan wel tegenover dat [Eiseres] wilde dat er in totaal 8 schroefasinstallaties werden afgenomen. [...]
De overeenkomst van 11 juli 2008 is opgesteld door Nico. Er worden 8 met name genoemde koppelverbanden in genoemd, maar die namen zeggen in feite heel weinig. Schepen worden vaak weer doorverkocht en dan wijzigt de naam. De hier genoemde namen zijn gewoon de namen waarop de betreffende schepen zijn besteld. Die worden dan op dat moment met die naam aangeduid. De bestelde schroefasinstallaties zijn sterk met elkaar vergelijkbaar. Ze zijn in feite bruikbaar voor verschillende schepen. Wij mochten daarin dus ook nog wijzigingen aanbrengen. Zo lees ik ook de derde zin onder het kopje 'prijsstelling' in de overeenkomst. Zo is het in ieder geval bedoeld. [...]'
2.5. Het eerste deel van de verklaring van [betrokkene 1] strookt met hetgeen door [Eiseres] – bij monde van de heer [betrokkene 2] – ter comparitie verklaard:
'De overeenkomst van 11 juli 2008 is tot stand gekomen tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. [betrokkene 1] is een goede inkoper. Hij heeft in de zomer van 2008, toen het qua werk rustig was bij [Eiseres], onderhandeld over de afname van een aantal koppelverbanden. Hij heeft een gunstige prijs kunnen bedingen. [Eiseres] eiste wel dat er acht verschillende koppelverbanden zouden worden afgenomen. [...]'
2.6. Uit het samenstel van deze verklaringen kan worden afgeleid dat partijen in de zomer van 2008 met name de intentie hebben gehad overeen te komen dat er in totaal acht schroefasinstallaties door [Gedaagde] zouden worden afgenomen. [Gedaagde] heeft in haar akte overlegging bewijs op overtuigende wijze betoogd dat het voor partijen daarbij niet essentieel was in welke schepen de desbetreffende installaties zouden worden geïnstalleerd. De namen, aldus [Gedaagde], zijn uitsluitend aan de bestelling 'gehangen' om het aantal installaties van elkaar te onderscheiden ten behoeve van de projectinformatie. Namen zijn in dit verband ook zeer veranderlijk en daarom relatief, aldus [Gedaagde]. Dit heeft zij onder meer geïllustreerd aan de hand van het feit dat de schroefasinstallatie voor koppelverband Fleur in de factuur van [Eiseres] als 'koppelverband 3' is aangeduid.
2.7. [Eiseres] heeft, integendeel, betoogd dat het ging om schroefasinstallaties voor de acht specifieke, met name genoemde koppelverbanden, nu er voor elke installatie - en dus voor elk in de overeenkomst genoemd koppelverband - een afzonderlijke tekening is gemaakt, die niet zomaar kan worden toegepast voor een schroefasinstallatie, bestemd voor een ander koppelverband. Dit standpunt van [Eiseres] laat zich moeilijk rijmen met het feit dat in de – door haar opgestelde – overeenkomst onder het kopje 'prijsstelling' is bepaald dat de prijzen zijn gebaseerd op een aaneengesloten bestelling van de onder pos. 1 tot en met 8 genoemde installaties, waarbij een wijziging van de bestellingsomvang aan [Gedaagde] zal worden doorberekend. In r.o. 4.3. van het tussenvonnis is reeds gememoreerd dat partijen met deze zinsnede mogelijk (toch) hebben bedoeld overeen te komen dat [Gedaagde] later nog wijzigingen in de bestellingsomvang mocht aanbrengen. De uitleg die [betrokkene 1] aan deze clausule heeft gegeven in diens getuigenverklaring, strookt met het uitgangspunt dat het beide partijen er met name om ging dat er in totaal acht schroefasinstallaties zouden worden afgenomen. De uitleg die hier door [betrokkene 2] – de opsteller van de overeenkomst – in zijn getuigenverklaring tegenover is gesteld, dat deze zinsnede zou zien op technische wijzingen, ligt veel minder voor de hand, gelet op de plaatsing van deze zin onder het kopje 'prijsstelling' en gelet op het feit dat technische wijzigingen al zijn ondervangen in het onderdeel met het kopje 'uitvoering'.
2.8. De verklaring van [betrokkene 1] wordt niet alleen gesteund door de zinsnede onder het kopje 'prijsstelling' in de overeenkomst. Vast staat dat voor de koppelverbanden Ger-Jan, Amnestha, Fleur, Laurens II en Anda dezelfde tekening is gebruikt als voor de koppel-verbanden Compagny, Empire, Swintrans, Riva en AMG, waarbij uitsluitend de diameter is veranderd, waarvoor een meerprijs is voldaan (zie r.o. 4.3 van het tussenvonnis). Dit strookt met de clausule in de overeenkomst die bepaalt dat de uitvoering van de schroefasinstallaties na het definitief worden van de tekeningen alleen nog tegen een meerprijs kan worden gewijzigd.
2.9. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het standpunt van [Eiseres] niet strookt met de wijze waarop zij zich na het sluiten van de overeenkomst jegens [Gedaagde] heeft opgesteld. Daartoe dient het volgende. [Eiseres] kon de schroefasinstallaties voor de zogenaamde Swintrans-projecten niet voltooien, omdat [Gedaagde] niet in staat was de desbetreffende schroeven aan te leveren; deze projecten waren immers geannuleerd. [Eiseres] heeft tegenover de gemotiveerde en herhaalde betwisting door [Gedaagde] niet kunnen onderbouwen dat zij in de tijdsspanne tussen eind 2008 – het tijdstip waartegen de installaties conform de inkooporder dienden te worden geleverd – en de zomer van 2010 ooit om aanlevering van de betreffende schroeven en/of om betaling van de reeds op 18 juli 2008 verzonden facturen heeft aangedrongen bij [Gedaagde]. Daar staat tegenover dat [Eiseres] in oktober 2008, dus vrij kort na het tot stand komen van de overeenkomst, facturen inzake de productie van schroefasinstallaties ten behoeve van de Ger-Jan, Amnestha en 'koppelverband 3' (ofwel Fleur) aan [Gedaagde] heeft verstuurd, die alle door [Gedaagde] zijn voldaan. De facturen inzake de Laurens II en de Anda zijn verzonden op 29 april 2009 respectievelijk 27 februari 2009. Ook deze facturen zijn door [Gedaagde] voldaan. In sommige van deze facturen wordt verwezen naar ‘de opdrachtbevestiging’, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat er aan de overeenkomst van 11 juli 2008 werd gerefereerd. [Eiseres] heeft dit betwist, maar zij heeft niet kunnen aangeven welke andere opdrachten er in die tijd tussen partijen zouden hebben gelopen, waarvoor opdrachtbevestigingen waren verstrekt. Er zijn in ieder geval geen opdrachtbevestigingen voorhanden ten aanzien van de Ger-Jan, Amnestha, Fleur, Laurens II en Anda. Volgens [Eiseres] werden er voorts per schip inkooporders naar [Gedaagde] verstuurd, maar terzake de Ger-Jan, Amnestha, Fleur, Laurens II en Anda zijn door [Eiseres] geen inkooporders overgelegd. Samenvattend is uit alle omstandigheden niet op te maken dat [Eiseres] zich jegens [Gedaagde] op het standpunt heeft gesteld dat [Gedaagde] in haar visie nog voor de schroefasinstallaties voor de Swintrans-projecten diende te betalen, en dat de nieuwe opdrachten daar geheel los van stonden.
2.10. In de onder r.o. 2.5. tot en met 2.9. genoemde feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de getuigenverklaring van [betrokkene 1], vindt de rechtbank aanleiding om bewezen te achten dat de overeenkomst op de door [Gedaagde] voorgestane wijze dient te worden uitgelegd, in die zin dat partijen daarin zijn overeengekomen dat de acht met name genoemde koppelverbanden mochten worden ingewisseld tegen andere opdrachten. Het tweede deel van de bewijsopdracht kan buiten beschouwing blijven.
2.11. De vordering van [Eiseres] wordt daarom afgewezen voor zover [Eiseres] deze heeft onderbouwd met een verwijzing naar de facturen die hij terzake de Compagny, Empire, Swintrans, Riva en AMG aan [Gedaagde] heeft verzonden.
Ten aanzien van de Riverdance III
2.12. In r.o. 4.7. van het tussenvonnis is [Eiseres] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat [Gedaagde] haar opdracht heeft gegeven voor het vervaardigen van de schroefasinstallatie voor de Riverdance III en dat zij deze installatie voor [Gedaagde] heeft geproduceerd en aan haar heeft geleverd. Volgens [Eiseres] zou er door [Gedaagde] apart (dat wil zeggen: los van de overeenkomst van 11 juli 2008) opdracht zijn gegeven ten aanzien van de Riverdance III.
2.13. [Eiseres] heeft uitsluitend de heer [betrokkene 2] als getuige voorgebracht. Nu deze getuige als partijgetuige aangemerkt dient te worden, kan zijn verklaring alleen dienen ter aanvulling van ander, onvolledig bewijs. [betrokkene 2] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
‘[…]
Voor de Riverdance III heeft [Gedaagde] apart opdracht gegeven. Dit blijkt uit het mailverkeer en uit de projectadministratie van [Gedaagde]. Uit die projectadministratie blijkt dat er voor elke installatie opdracht is verstrekt en dat [Eiseres] voor al die opdrachten de leverancier is. Meer is er niet. Het ging heel vaak op deze manier. De projectleiding van [Gedaagde] nam dan contact met ons op met de vraag of we een bepaalde installatie konden ontwerpen. Dan gingen wij aan de slag met de tekening. Dat was in dit geval ook zo. We gingen dan aan het werk in goed vertrouwen. Er is met betrekking tot de Riverdance III geen inkooporder meer gevolgd. [Gedaagde] weigerde dat. Gelet op de discussie in de zomer van 2010 wilde [Gedaagde] ons die opdracht niet meer geven. Wij hadden die installatie toen voor ongeveer 80% klaar.
[…]’
2.14. In r.o. 4.7. van het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat uit de door [betrokkene 2] bedoelde e-mail niet blijkt dat [Gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de productie van deze installatie. Ook uit de projectadministratie van [Gedaagde] kan dit niet blijken. [Gedaagde] heeft ter comparitie toegelicht dat in haar projectadministratie alle projectdata zijn verzameld om vast te kunnen stellen voor welke opdrachten er een offerte is ontvangen. Nu er geen inkooporder, opdrachtbevestiging of ander document is, en de verklaring van [betrokkene 2] niet op andere wijze wordt ondersteund, kan niet uitsluitend op grond van de verklaring van [betrokkene 2] bewezen worden geacht dat [Gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de productie van een schroefasinstallatie voor de Riverdance III. Voorts is niet bewezen dat deze installatie is geproduceerd en aan [Gedaagde] is geleverd.
Ten aanzien van de Laurens I en de Wessel
2.15. Nu de vordering van [Eiseres] wordt afgewezen voor zover hij deze heeft onderbouwd met een verwijzing naar de facturen terzake de Compagny, Empire, Swintrans, Riva en AMG (zie r.o. 2.11.), en eveneens wordt afgewezen voor zover hij deze heeft onderbouwd met een verwijzing naar de factuur voor de Riverdance III (zie r.o. 2.14.), ligt uitsluitend de vordering van [Eiseres] terzake de Laurens I en de Wessel van in totaal
(€ 65.450 + € 5.307 =) € 70.757 voor toewijzing gereed. Nu deze vordering echter per september 2010 dient te worden verrekend met de vordering van [Gedaagde] op [Eiseres] terzake de huur van het dok ter hoogte van € 83.000 (zie r.o. 4.6. van het tussenvonnis), resteert er - met inachtneming van rente over de door [Gedaagde] ten onrechte niet betaalde facturen en met inachtneming van buitengerechtelijke kosten - geen vordering van [Eiseres], zodat haar vordering in zijn geheel moet worden afgewezen.
Slotsom
2.16. Nu de vordering van [Eiseres] wordt afgewezen, worden eveneens de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [Gedaagde] worden veroordeeld, begroot op:
- griffierecht € 3.490
- salaris advocaat € 9.000 (4,5 punten; tarief VI)
Totaal: € 12.490
3. De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [Eiseres] in de kosten van de procedure aan de zijde van [Gedaagde], tot op heden begroot op € 12.490.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen en in het openbaar uitgesproken door
mr. R.P. Broeders en door deze ondertekend op 8 augustus 2012.?