ECLI:NL:RBDOR:2012:BX1136

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97687 / HA RK 12-2020
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging tot verkoop van woning ex artikel 3:174 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij [verzoekster] een machtiging vroeg om de woning, die zij samen met [gerekestreerde] had gekocht, te verkopen. De partijen hadden een affectieve relatie gehad, maar deze was in 2008 beëindigd. [gerekestreerde] bleef in de woning wonen, terwijl [verzoekster] stelde dat hij onvoldoende medewerking verleende aan de verkoop. Ze voerde aan dat hij potentiële kopers afschrikt en de woning verwaarloost. [verzoekster] verzocht de rechtbank om haar te machtigen tot verkoop van de woning en om [gerekestreerde] te veroordelen tot ontruiming van de woning of om deze te verlaten tijdens bezichtigingen.

In zijn verweer erkende [gerekestreerde] dat hij in het verleden te weinig had meegewerkt, maar stelde dat hij nu zijn volledige medewerking verleende aan de verkoop. Hij had de woning inmiddels te koop gezet bij een makelaar en betwistte de beschuldigingen van [verzoekster]. De rechtbank oordeelde dat voor toewijzing van het verzoek ex artikel 3:174 BW gewichtige redenen vereist zijn. Hoewel [verzoekster] haar redenen uiteenzette, concludeerde de rechtbank dat [gerekestreerde] nu ook bereid was om mee te werken aan de verkoop. De rechtbank vond dat er geen zodanige gewichtige redenen waren dat de machtiging moest worden verleend. Het verzoek werd afgewezen en [verzoekster] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 97687 / HA RK 12-2020
Beschikking van 27 juni 2012
in de zaak van
[Verzoekster]
wonende te Gorinchem,
verzoekster,
advocaat mr. M.H.J.A. Wesselink,
tegen
[gerekestreede]
wonende te Gorinchem,
gerekestreerde,
advocaat mr. I.S. Kuijken.
Partijen worden hierna [verzoekster] en [gerekestreerde] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 6 april 2012;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 1 juni 2012;
- de brieven van mr. Wesselink, voornoemd, van 4 en 5 juni 2012 met bijlagen;
- de brieven van mr. Kuijken, voornoemd, van 12 juni 2012 met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2012.
2. De feiten
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. In 2008 hebben zij gezamenlijk de woning aan de [adres] te Gorinchem (hierna: de woning) gekocht en daarvoor een hypotheek afgesloten. Medio 2008 is de relatie tussen partijen beëindigd. [gerekestreerde] is in de woning blijven wonen.
3. Het verzoek
3.1 [verzoekster] verzoekt de rechtbank – samengevat – om haar ex artikel 3:174 BW te machtigen tot het te gelde maken van de woning alsmede haar te machtigen alles te mogen doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, met veroordeling van [gerekestreerde] primair om de woning te ontruimen en subsidiair om de woning op een dag van een bezichtiging te verlaten. Tevens verzoekt [verzoekster] om veroordeling van [gerekestreerde] in de proceskosten.
3.2 [verzoekster] stelt dat [gerekestreerde] geen althans te weinig medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning. De toenmalige makelaar heeft bij brief van 12 september 2011 de opdracht tot verkoop van de woning beëindigd en heeft daarbij melding gemaakt van de constante tegenwerking van [gerekestreerde]. [verzoekster] stelt dat [gerekestreerde] geen enkele actie onderneemt tot verkoop van de woning, dat hij potentiële kopers afschrikt, bezichtigingen frustreert en de woning laat verslonzen. Hij heeft pas op 4 juni 2012 een ‘te koop bord’ achter het raam van de woning geplakt, op een plek waar dat bord niet duidelijk zichtbaar is.
3.3 [verzoekster] noemt als gewichtige redenen voor het verzoek de onmogelijkheid om de woning tezamen met [gerekestreerde] te verkopen, dat niet van haar kan worden verwacht dat zij een bijzondere gemeenschap met [gerekestreerde] blijft houden, dat [gerekestreerde] de waarde van de woning laat verminderen, dat zij wil kunnen gaan beschikken over de waarde/onderwaarde, dat zij niet langer hoofdelijk aansprakelijk wil zijn voor de hypothecaire schuld en dat zij niet meer bezorgd hoeft te zijn over het door [gerekestreerde] niet voldoen aan de hypotheekverplichtingen.
4. Het verweer
[gerekestreerde] verzoekt de rechtbank om het verzoek van [verzoekster] af te wijzen. Hij erkent dat hij in het verleden te weinig medewerking heeft verleend aan verkoop van de woning. Nadat hij echter van de rechtbank opdracht heeft gekregen om mee te werken aan die verkoop, heeft [gerekestreerde] zijn volledige medewerking verleend. De woning staat nu te koop bij Van der Brugge Makelaardij. [gerekestreerde] heeft als productie 1 bij het verweerschrift een verklaring van de huidige makelaar overgelegd, waarin onder andere is opgenomen dat er goede medewerking wordt verleend. [gerekestreerde] betwist dat hij potentiële kopers afschrikt of dat hij de woning laat verslonzen. Hij onderhoudt de woning fatsoenlijk. De man betwist dat hij moeite heeft met het voldoen aan de hypotheekverplichtingen. Er is slechts sprake (geweest) van een betalingsachterstand van één maand.
5. De beoordeling
5.1 Voor toewijzing van een verzoek ex artikel 3:174 BW is vereist dat er sprake is van gewichtige redenen aan de zijde van verzoeker. [verzoekster] heeft gesteld dat daarvan sprake is. Die redenen zijn allen ingegeven door haar wens om de woning zelfstandig te kunnen verkopen. Die wens vloeit kennelijk voort uit de achterliggende periode, waarin [gerekestreerde] – zoals door hem ook erkend – onvoldoende medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning.
5.2 Uit de stellingen van [gerekestreerde] kan echter worden afgeleid dat ook hij thans wenst te komen tot verkoop van de woning. Hij heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij nu zijn volledige medewerking verleent aan die verkoop. Uit niets blijkt dat er nog sprake is van een situatie zoals die gold voordat [gerekestreerde] door de rechtbank werd veroordeeld tot medewerking aan verkoop. De stelling van [verzoekster] dat [gerekestreerde] nog altijd het ‘te koop bord’ niet voldoende zichtbaar heeft opgehangen, is daartoe onvoldoende. [gerekestreerde] heeft immers aangevoerd dat hij dat bord wel degelijk heeft opgehangen, maar dat het twee keer eerder van het raam is verdwenen, waarna hij het bord – na overleg met de makelaar – achter het raam heeft geplaatst.
5.3 Nu gebleken is dat ook [gerekestreerde] wil overgaan tot verkoop van de woning en hij gemotiveerd heeft gesteld dat hij daaraan zijn volledige medewerking verleent, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een zodanige gewichtige reden dat aan [verzoekster] een machtiging in de zin van artikel 3:174 BW moet worden verstrekt. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5.4 [verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P. Broeders en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2012.?