ECLI:NL:RBDOR:2012:BX0020

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-720191-12
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vrijspraak en veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een slachtoffer van twaalf jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen de verdachte en het slachtoffer, die een leeftijdsverschil van vier jaar hadden, meermalen sprake was van vrijwillig seksueel contact. Dit contact vond plaats in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 15 januari 2012. De rechtbank oordeelde dat het ontuchtige karakter van het contact onder bepaalde omstandigheden kan vervallen, mits het op vrijwillige basis plaatsvond en er slechts een gering leeftijdsverschil was. In dit geval werd de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van ontucht, maar werd hij wel veroordeeld voor de laatste seksuele handeling, die als ontuchtig werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen sprake meer was van affectie tussen de verdachte en het slachtoffer, en dat de handelingen respectloos waren. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uur, subsidiair 35 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, waarbij hij begeleiding van een jeugdreclasseringsinstelling moest krijgen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking was gekomen met justitie.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/720191-12 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [in 1995],
wonende te [adres en woonplaats],
hierna: verdachte.
Raadsman mr. A.C. de Bakker, advocaat te Zwijndrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 juni 2012, waarbij de officier van justitie M. Reinders, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 15 januari 2012 te [plaatsnaam], met [slachtoffer] die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had, buiten echt, meermalen ontucht heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard op basis van de verklaring van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) en de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Voor een bewezenverklaring voor ontucht is het niet van belang dat verdachte wist hoe oud het slachtoffer was. Bovendien acht de officier van justitie de verklaring van de verdachte, dat hij niet wist dat het slachtoffer twaalf jaar is, ongeloofwaardig. Nu er een, op die leeftijd, behoorlijk leeftijdsverschil en er geen relatie was tussen verdachte en het slachtoffer, is door op die manier te handelen de sociaal ethische norm geschonden en is er sprake van ontucht.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte de echte leeftijd van het slachtoffer niet wist, en ook niet hoefde te weten omdat zij door vrijwel iedereen ouder wordt geschat. In elk geval is er sprake van een gering leeftijdsverschil. Verdachte en het slachtoffer zitten op dezelfde school en hebben dezelfde vrienden.
De verdediging heeft tevens aangevoerd dat er sprake was van een affectieve relatie en heeft het als volgt gedefinieerd:" Het onderhouden van contact, waaruit blijkt dat beide personen op elkaar een bepaalde aantrekkingskracht hebben en waarbij een lage drempel ontstaat om intiem contact met elkaar te hebben." De verdediging heeft de zaak tevens dogmatisch belicht en is van mening dat het slachtoffer op een seksuele ontdekkingstocht is geweest en dat zij op een gegeven moment de regie uit handen heeft verloren. De seks had echter steeds een vrijwillig karakter, ook de keer dat medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) erbij was.
Verdachte dient, naar het oordeel van de verdediging, te worden vrijgesproken, omdat er niet kan worden gesproken over ontuchtige handelingen. Daarbij is tevens van belang dat er door het slachtoffer tegen verdachte geen aangifte is gedaan.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Motivering partiële vrijspraak
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht beoogt jongeren tussen de twaalf en zestien jaar te beschermen tegen het ondergaan van seksuele handelingen, die een ernstige inbreuk op hun lichamelijke integriteit kunnen vormen. Het ontuchtig karakter kan evenwel aan het seksueel contact komen te ontvallen, indien dit op vrijwillige basis plaatsvindt tussen jongeren die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen. Onder omstandigheden hoeft zulk contact dan niet meer in strijd met de sociaal-ethische norm te zijn.
In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat tussen verdachte en het slachtoffer, ten tijde van het ten laste gelegde zestien respectievelijk twaalf jaar oud, meermalen sprake is geweest van vrijwillig seksueel contact. Verdachte heeft verklaard dat er sprake was van een soort relatie; het slachtoffer vond verdachte leuk en heeft de periode waarin ze afspraken omschreven als "de fase vlak voordat je verkering aan elkaar vraagt." De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat er ten aanzien van de seksuele contacten, met uitzondering van de laatste keer (toen er sprake was van een "triootje"), niet gesproken kan worden over het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de gehele periode zoals deze ten laste is gelegd ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer.
Ten aanzien van het laatste seksuele contact, waarbij behalve verdachte en het slachtoffer ook [medeverdachte] aanwezig was, moet echter anders worden geoordeeld.
4.3.2 Motivering bewezenverklaarde
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
- Het proces-verbaal van verhoor, nummer PL1850 2012005930-18, opgenomen als pagina's 27 tot en met 53 in het proces-verbaal met registratienummer PL2012046753, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 403, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [slachtoffer] op 17 januari 2012:
V: Wanneer heb je [verdachte] leren kennen?
A: In september. (...)
V: Wanneer is dat geweest dat jij [medeverdachte] hebt ontmoet?
A: (...) het was voor de Kerst. (...)
V: Waar ontmoet jij [medeverdachte] voor het eerst? (...)
A: Een soort eilandje langs het water aan een kade in [plaatsnaam] (...)
A: Toen heb ik [medeverdachte] en [verdachte] gepijpt. (...)
A: Ik zat op de grond, op mijn knieën. Ik was [verdachte] aan het pijpen. En toen pakte [medeverdachte] mijn hoofd en draaide mijn hoofd naar hem toe. Het bleef ook wel een tijdje doorgaan, van de een naar de ander. (...)
V: Van wie kwam het idee om allebei de jongens te pijpen?
A: Van allebei volgens mij. (...)
V: Hoe werd dat aan jou duidelijk gemaakt?
A: Echt door het te zeggen. (...) Maar ze zeiden iets van: 'Kom even pijpen'.
V: Wie zei dat als eerste?
A: [verdachte], want bij [verdachte] had ik het al eerder gedaan. En het moest ook van [medeverdachte], hij wilde dat ook. En toen heeft hij het waarschijnlijk ook gefilmd dat ik [verdachte] pijpte.
- De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van12 juni 2012, inhoudende:
Ik had regelmatig contact met [slachtoffer] en zag haar best vaak. Het was niet alleen een seksuele relatie, al was er wel sprake van seks. Ik ben ook een keer op het eilandje met haar geweest. [medeverdachte] was er toen ook bij. Ze heeft ons toen gepijpt, maar er was geen seks. Met seks bedoel ik neuken. Ze pijpte ons om en om. We hadden van te voren afgesproken dat we een trio zouden hebben. De laatste keer dat er iets plaatsvond, was op het eiland. Dat was in december. Ik kwam er achter dat ze veel met andere jongens afsprak. Toen was het ook niet meer serieus en was het over. Tijdens dat triootje is er gefilmd. [medeverdachte] pakte in eens zijn mobiel.
Op grond van de in de bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel, dat verdachte ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer.
De wijze waarop de het laatste seksuele contact heeft plaatsgevonden, is voor de rechtbank doorslaggevend om te spreken van ontucht. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij er achter was gekomen dat het slachtoffer ook met andere jongens afsprak. Op dat moment was het volgens verdachte geen serieuze relatie meer, maar hij sprak nog wel een laatste keer met het slachtoffer af. Verdachte heeft toen samen met een ander van te voren afgesproken dat ze seks zouden hebben met het slachtoffer. Het was winter en het vond plaats in de bosjes op een afgelegen stukje eiland in [plaatsnaam]. Verdachte heeft ook verklaard dat ze om en om gepijpt werden en dat de handelingen op film zijn gezet. Hieruit blijkt dat er op dat moment geen sprake meer was van enige affectie tussen verdachte en het slachtoffer en, is naar het oordeel van de rechtbank, sprake van een respectloze sekspartij waartegen het jonge slachtoffer beschermd had moeten worden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hij in de periode van 01 september 2011 tot en met 15 januari 2012 te [plaatsnaam] met [slachtoffer] (geboren op [in 1999]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn penis geduwd/getrokken en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN, MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde contact met de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt begeleiding door Yulius of soortgelijke instelling.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het bijzonder dient er volgens de verdediging rekening te worden gehouden met het feit dat het slachtoffer tegen verdachte geen aangifte heeft gedaan.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich eenmalig schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met het slachtoffer van destijds twaalf jaar. Verdachte heeft verklaard dat er de bewuste laatste keer geen sprake meer was van een relatie en het alleen nog maar voor de seks was. Verdachte nam mede het initiatief om een vriend deel te laten nemen aan de seks. Door zo te handelen heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor het slachtoffer, en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Verdachte heeft hierbij kennelijk niet nagedacht en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 mei 2012 en het advies dat door de jeugdreclassering ter terechtzitting is gegeven.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming komt naar voren dat er zorgen zijn over het functioneren van verdachte. Verdachte is nauwelijks in beweging te krijgen en hij krijgt daarvoor inmiddels hulp bij Yulius. Uit onderzoek van een kinderpsychiater is gebleken dat verdachte depressief zou zijn. Geadviseerd wordt om een werkstraf op te leggen in combinatie met begeleiding door de jeugdreclassering middels de maatregel hulp en steun. Door de jeugdreclassering is aangegeven dat voorzetting van de begeleiding wenselijk wordt geacht.
De rechtbank neemt de voormelde adviezen over.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de jonge leeftijd van verdachte en dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met justitie. Alles afwegend, komt de rechtbank tot het oordeel dat een werkstraf voor de duur van 70 uur, subsidiair 35 dagen jeugddetentie, recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, waaraan de bijzondere voorwaarde zal worden gekoppeld dat verdachte begeleid zal worden door Yulius. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 70 (zeventig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 35 (vijfendertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de taakstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat de verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, ook als die inhouden begeleiding door Yulius of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. M. van Mourik en
mr. J.A.M.J. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van L. Koppenaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2011 tot en met 15 januari
2012 te [plaatsnaam] en/of (elders) in Nederland, meermalen althans eenmaal
(telkens) met [slachtoffer] (geboren op [in 1999]), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- het hoofd van die [slachtoffer] naar/tegen zijn penis geduwd/getrokken
en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
gehouden en/of
- die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de
mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
gehouden en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast;
Parketnummer: 11/720191-12
Vonnis d.d. 26 juni 2012