vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 94133 / HA ZA 11-2449
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. V.R. Pool,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] DIESEL MARINE B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna Delta Lloyd en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2011;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 2 november 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte van Delta Lloyd;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 februari 2012 en de daarin genoemde stukken;
- de akte vermeerdering van eis;
- de door partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [meneerr X] is eigenaar van het 21 meter lange motorschip ‘[X]’ (hierna: het schip). Het schip heeft twee hoofdmotoren, die beiden in de machinekamer staan.
2.2. [meneer X] heeft ten behoeve van het schip een schadeverzekering afgesloten bij Delta Lloyd.
2.3. [gedaagde] heeft een bedrijf dat service verleent aan de scheepvaart voor dieselmotoren en installaties.
2.4. [gedaagde] heeft in opdracht van [meneer X] in 2006 werkzaamheden aan de motoren van het schip uitgevoerd (hierna: de werkzaamheden van 2006). Voor die werkzaamheden heeft [gedaagde] de als productie 3 bij dagvaarding overgelegde factuur van 7 juli 2006 aan [meneer X] gestuurd (hierna: de factuur van 2006).
2.5. In 2008 heeft [gedaagde] in opdracht van [meneer X] op verschillende momenten diverse werkzaamheden aan onder meer de motoren van het schip uitgevoerd (hierna: de werkzaamheden van 2008). Voor die werkzaamheden heeft [gedaagde] de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde factuur van 24 oktober 2008 aan [meneer X] gestuurd (hierna: factuur van 2008). Daarin wordt – voor zover relevant – vermeld:
“Factuur (…)
Dhr. [meneer X]
[Ms X]
[adres 1]
[postcode en woonplaats]
Nederland
BTW-nummer klant Bij betaling s.v.p. vermelden:
Projectnummer [xxxxxxx] (M) Factuurnummer: [xxxxxx]
Factuurdatum: 24-10-08 Kantnummer: [xxxxx]
Betreft onderstaande uitgevoerde werkzaamheden aan boord van [Ms X]:
d.d. 28 t/m 30 mei 2008:
>>MAN hoofdmotoren (2x)
*onderhoudsbeurt uitgevoerd
*verstuivers gedemonteerd, gereinigd en afgeperst in de werkplaats (…)
*verstuivers teruggeplaatst en kleppen gesteld
*brandstof, smeerolie- en luchtfilters vervangen
*brandstofvoorfilter vernieuwd (…)
*cardanassen gesmeerd
*olie ververst
*impellers gedemonteerd en vervangen
*algehele controle en proefgedraaid
d.d. 10 t/m 15 juli 2008:
*proefgevaren
*4 verstuivers gedemonteerd, in de werkplaats gereinigd, afgeperst en afgesteld
*verstuivers teruggeplaatst
*onder garantie nog 3 verstuivers gedemonteerd, gereinigd en teruggeplaatst
*algehele controle en proefgedraaid
*proefgevaren en turbodrukmeters gemonteerd en turbodruk gemeten
*meegeholpen om de boot uit het water te krijgen (…)
d.d. 30 juli 2008:
>>klacht: machinekamer stond vol water
*gecontroleerd waar het water vandaan kwam
*pakkingdrukkers van de schroefasafdichting aangedraaid
*alle slangen van de zuig en pers buitenboordwater gecontroleerd
*afwateringsgaten gangboord gereinigd (bakboord zat helemaal dicht met vuiligheid)
(…)
2.6. [meneer X] heeft de facturen van 2006 en 2008 betaald.
2.7. Op 29 juni 2009 is het schip bij Raamsdonkerveer gezonken, nadat een bij de waterinlaat van de bakboordhoofdmotor gemonteerde luchtinlaatslang (hierna ook: de luchtinlaatslang) was gescheurd en gebroken. Hierdoor is schade aan het schip ontstaan.
2.8. Op grond van de onder de polis gedane uitkering aan [meneer X] is Delta Lloyd gesubrogeerd in diens rechten.
3. De vordering
3.1. Delta Lloyd vordert, na wijziging van eis, dat [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om:
I) aan Delta Lloyd te betalen een bedrag van € 342.124,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2009, althans 13 juli 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II) aan Delta Lloyd te betalen een bedrag van € 8.800,00 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2009, althans 13 juli 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III) aan Delta Lloyd te betalen een bedrag van € 4.165,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV) in de proceskosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.
3.2. Delta Lloyd legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen bij de uitvoering van zowel de werkzaamheden van 2006 als de werkzaamheden van 2008, waardoor het schip is gezonken en [meneer X] schade heeft geleden. Ter onderbouwing van de gestelde tekortkomingen stelt Delta Lloyd – samengevat – het volgende.
Werkzaamheden van 2006
3.3. In 2006 heeft [gedaagde] in opdracht van [meneer X] de motoren van het schip gereviseerd. Bij deze werkzaamheden heeft [gedaagde] bij de waterinlaat van de bakboordhoofdmotor de luchtinlaatslang gemonteerd, terwijl daar een waterinlaatslang gemonteerd had moeten worden.
Als alleen vast zou komen te staan dat [gedaagde] de luchtinlaatslang op verzoek van [meneer X] of namens hem heeft besteld en aan hem heeft geleverd, maar niet heeft gemonteerd, heeft (subsidiair) te gelden dat [gedaagde] haar waarschuwingsplicht jegens [meneer X] heeft geschonden. [gedaagde] had namelijk moeten begrijpen dat de bestelde inlaatslang zou worden gebruikt als waterinlaat en zij had [meneer X] moeten waarschuwen dat deze daarvoor ongeschikt was.
Werkzaamheden van 2008
3.4. In 2008 heeft [gedaagde] over een langere periode meerdere werkzaamheden verricht aan het schip. Bij de uitvoering van die werkzaamheden had [gedaagde] moeten constateren dat er een luchtinlaatslang in plaats van een waterinlaatslang was gemonteerd en dat deze behoorde te worden vervangen.
Schade
3.5. Delta Lloyd heeft onder de polis een bedrag van € 326.250,00 aan [meneer X] uitgekeerd voor schade aan het schip, veroorzaakt door het tekortschieten van [gedaagde]. Delta Lloyd heeft voorts nog (rechtstreeks) kosten gemaakt in het kader van hulploon ad € 15.000,00 en reinigingskosten ad € 874,76.
4. Het verweer
4.1. De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Delta Lloyd, met veroordeling van Delta Lloyd in proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, uitvoerbaar bij voorraad. [gedaagde] voert daartoe het volgende aan.
Werkzaamheden 2006
4.2. [gedaagde] is niet tekortgeschoten jegens [meneer X] bij de uitvoering van de werkzaamheden van 2006. [gedaagde] heeft de luchtinlaatslang immers slechts op verzoek van [meneer X] besteld en geleverd, maar niet zelf in het schip gemonteerd. Op [gedaagde] rustte voorts geen waarschuwingsplicht, aangezien zij niet had hoeven begrijpen dat de bestelde slang als waterinlaatslang zou worden gebruikt.
4.3. Ook als vast zou komen te staan dat [gedaagde] de verkeerde slang heeft gemonteerd, kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor de gestelde schade. Op grond van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden staat [gedaagde] immers slechts voor een periode van 6 maanden in voor de deugdelijkheid van het geleverde werk.
Werkzaamheden 2008
4.4. De werkzaamheden van 2008 zijn naar behoren uitgevoerd, zodat geen sprake is van wanprestatie. Betwist wordt dat bij die werkzaamheden de luchtinlaatslang opgemerkt en/of vervangen had moeten worden.
4.5. Ook als opgemerkt had moeten worden dat een verkeerde slang was gemonteerd, is [gedaagde] niet aansprakelijk voor de schade aan het schip, aangezien de van toepassing zijnde algemene voorwaarden aansprakelijkheid in dat geval uitsluiten. De oorspronkelijke fout – het monteren van een verkeerde slang – is bovendien door iemand anders gemaakt. [gedaagde] kan derhalve, ook los van haar algemene voorwaarden, niet (volledig) aansprakelijk worden gehouden voor de schade die is veroorzaak door het verkeerd monteren van de slang.
Schadebeperkingsplicht en schade
4.6. Het is aan (de schipper van) [meneer X] te wijten dat schade is ontstaan en/of hij had de omvang van de ontstane schade kunnen en moeten beperken, zodat de vergoedingsplicht van [gedaagde] in zoverre moet worden verminderd. Voorts betwist [gedaagde] de hoogte van de gestelde schade aan het schip, evenals de gevorderde rente, expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten.
5. De beoordeling
Algemene voorwaarden
5.1. Volgens [gedaagde] zijn op deze zaak, zowel ten aanzien van de werkzaamheden van 2006 als die van 2008, de Metaalunievoorwaarden van toepassing. Delta Lloyd betwist dat [meneer X] op enig moment de toepasselijkheid van die algemene voorwaarden heeft aanvaard en roept subsidiair de vernietiging daarvan in, omdat deze niet ter hand zijn gesteld.
5.2. Op [gedaagde] rust, als de gebruiker van de algemene voorwaarden, de bewijslast omtrent de betwiste terhandstelling van de algemene voorwaarden, vóór of bij het sluiten van de overeenkomsten. Ter comparitie is namens [gedaagde] verklaard dat niet hard gemaakt kan worden dat de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld. Dat betekent dat Delta Lloyd met succes de vernietigbaarheid daarvan uit hoofde van artikel 6:234 lid 1 juncto arikel 6:233 onder b BW heeft kunnen inroepen.
Werkzaamheden van 2006
5.3. Niet in geschil is dat in plaats van de luchtinlaatslang een waterinlaatslang gemonteerd had moeten zijn en dat het schip is gezonken nadat de luchtinlaatslang is gescheurd en gebroken. Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] bij haar werkzaamheden in 2006 de luchtinlaatslang heeft gemonteerd.
5.4. Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] de luchtinlaatslang heeft gemonteerd stelt Delta Lloyd – samengevat weergegeven – het volgende:
Op de factuur van 2006 (regel 35) staat een inlaatslang met een doorsnede van 83 mm en een lengte van 3,5 meter vermeld. De uiteindelijk gescheurde luchtinlaatslang had exact dezelfde lengte en doorsnede, zodat vast staat dat [gedaagde] de luchtinlaatslang heeft gemonteerd. Bovendien blijkt uit de veelheid aan en de duur van de revisiewerkzaamheden – zoals weergegeven in de factuur van 2006 – dat het vervangen van de waterinlaatslangen van de motoren tot de opgedragen werkzaamheden behoorde.
Betwist wordt dat [meneer X] zelf, of iemand anders namens hem, de inlaatslang zou hebben besteld en gemonteerd, zoals door [gedaagde] is aangevoerd. In dat verband is van belang dat [meneer X] en de [betrokkene 1] – die af en toe namens [X] Yachtsupport kleine reparaties aan het schip verrichtte – allebei betwisten dat zij destijds een inlaatslang bij [gedaagde] hebben besteld en/of gemonteerd. Daarbij komt dat [meneer X] niets van scheepsmotoren afweet en dat het gezien de professie van [betrokkene 1]n ook vreemd zou zijn als hij aan de motoren zou hebben gezeten.
5.5. [gedaagde] betwist dat zij de waterinlaatslang heeft gemonteerd en voert daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aan:
[gedaagde] heeft de waterinlaatslang slechts geleverd, maar niet in het schip gemonteerd. Dat volgt onder meer uit het overzicht van de in 2006 verrichte servicewerkzaamheden (productie 4 bij conclusie van antwoord). Uit dat overzicht blijkt dat op 16 juni 2006 een monteur van [gedaagde] voor de laatste afwerkpunten en een proefvaart aan boord van het schip is geweest, en daarna niet meer. De bewuste waterinlaatslang is echter pas op 27 juni 2006 besteld. Bovendien is de slang, zo blijkt uit de als productie 5 bij conclusie van antwoord overgelegde bestelbon, besteld door de magazijnchef van [gedaagde], de [betrokkene 2]. Dat de slang door hem is besteld, en niet door de werkplaatschef, wijst er op dat het om een aparte bestelling ging, die los stond van te verrichten servicewerkzaamheden aan de motoren. Voorts blijkt uit het eerdergenoemde overzicht (op pagina 2 bovenaan) dat [betrokkene 1]n, die wel vaker werkzaamheden voor [meneer X] aan het schip verrichtte, op 28 juni 2006 op rekening van [gedaagde] een cassette met spiraalboren heeft opgehaald bij Rovanda B.V., de leverancier van [gedaagde]. Naar alle waarschijnlijkheid is de luchtinlaatslang op 28 juni 2006 opgehaald door [betrokkene 1] en heeft hij vervolgens even verderop bij Rovanda B.V. de cassette met spiraalboren opgehaald. Ondanks het feit dat de bestelling en levering van de luchtinlaatslang los stonden van de (service)werkzaamheden van 2006, is dit op de factuur van 2006 terecht gekomen, omdat voor iedere klant slechts één project tegelijk open kan staan. Voorts is de wijze waarop de luchtinlaatslang is gemonteerd – met ducttape om de slangthule, waardoor de houdkracht van de thule teniet gaat – een indicatie dat dit niet is gedaan (door een monteur van) [gedaagde]. Een monteur van [gedaagde] zou een slang nooit op een dusdanig onprofessionele wijze monteren.
5.6. [gedaagde] heeft, gelet op het voorgaande, de stelling van Delta Lloyd dat [gedaagde] de luchtinlaatslang bij de werkzaamheden van 2006 in het schip heeft gemonteerd voldoende gemotiveerd betwist, zodat Delta Lloyd daarvan op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast draagt. Delta Lloyd zal dan ook overeenkomstig haar bewijsaanbod ten aanzien van de werkzaamheden van 2006 worden opgedragen om bewijs te leveren van haar stelling dat [gedaagde] de later gescheurde luchtinlaatslang in het schip heeft gemonteerd.
5.7. Indien Delta Lloyd slaagt in de bewijsopdracht, dan staat vast dat [gedaagde] jegens [meneer X] toerekenbaar tekort is geschoten. De luchtinlaatslang had immers niet als waterinlaat van de bakboordhoofdmotor gemonteerd mogen worden. Nu voorts vast staat dat het schip is gezonken nadat de luchtinlaatslang is gescheurd en gebroken, zal [gedaagde] in dat geval in beginsel aansprakelijk zijn voor de schade die met het zinken van het schip is ontstaan.
5.8. Indien Delta Lloyd niet slaagt in de bewijsopdracht, rest nog de (subsidiaire) stelling van Delta Lloyd dat [gedaagde] in strijd met haar waarschuwingsplicht heeft gehandeld. Tussen partijen is dan niet in geschil dat [gedaagde] ten behoeve van de [X]l een inlaatslang van 3,5 meter heeft geleverd. Volgens Delta Lloyd had [gedaagde] moeten begrijpen dat de bestelde inlaatslang van 3,5 meter zou worden gebruikt voor de waterinlaat van motor, nu zij geruime tijd aan het schip had gewerkt. Onder die omstandigheden had [gedaagde] moeten waarschuwen dat de geleverde slang daarvoor niet geschikt was. [gedaagde] betwist dat zij had moeten begrijpen dat de bestelde en geleverde slang was bedoeld als waterinlaatslang, zodat zij meent dat op haar geen waarschuwingsplicht rustte.
5.9. Het ligt op de weg van Delta Lloyd om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [gedaagde] moest of had moeten begrijpen dat de door haar geleverde inlaatslang voor de waterinlaat van de motor zou worden gebruikt. De enkele stelling dat [gedaagde] dat had moeten begrijpen aangezien zij geruime tijd aan het schip had gewerkt, is daarvoor onvoldoende, mede gelet op het feit dat onweersproken is aangevoerd dat zich (alleen al) in machinekamer van het schip tientallen slangen bevinden. Dat betekent dat de (subsidiaire) stelling dat [gedaagde] bij het leveren van de slang haar waarschuwingsplicht heeft geschonden in ieder geval niet tot toewijzing van het gevorderde kan leiden.
Werkzaamheden van 2008
5.10. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden van 2008 de luchtinlaatslang reeds als waterinlaat in het schip was gemonteerd, dat in plaats van de luchtinlaatslang een waterinlaatslang gemonteerd had moeten zijn en dat ten gevolge van het feit dat die luchtinlaatslang is gescheurd en gebroken, het schip is gezonken.
5.11. De inhoud van de factuur van 2008 wordt evenmin betwist, zodat vast staat dat [gedaagde] in opdracht van [meneer X] de daarin omschreven werkzaamheden (zie rov. 2.5) heeft verricht. De overeenkomsten op basis waarvan die werkzaamheden zijn verricht, zijn te kwalificeren als aanneming van werk. Op [gedaagde] rustte bij het uitvoeren van die werkzaamheden een waarschuwingsplicht. Er is sprake van een schending van die waarschuwingsplicht als vast komt te staan dat (de monteur van) [gedaagde] bij het uitvoeren van die werkzaamheden had moeten ontdekken dat de luchtinlaatslang ten onrechte als waterinlaat was gemonteerd. Immers, [gedaagde] had in dat geval [meneer X] op zijn minst moeten waarschuwen voor de ongeschiktheid van de luchtinlaatslang als waterinlaat. Of [gedaagde] de luchtinlaatslang had moeten opmerken, hangt onder meer af van de deskundigheid die van haar monteurs mocht worden verwacht en van de onder de omstandigheden van het geval te vergen zorgvuldigheid.
5.12. Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] de luchtinlaatslang had moeten opmerken stelt Delta Lloyd – samengevat weergeven – het volgende:
Bij de werkzaamheden die zijn uitgevoerd op 30 juli 2008 zijn onder meer alle slangen gecontroleerd, hetgeen inhoudt dat de slangen worden bekeken en bevoeld. Toen had de luchtinlaatslang opgemerkt moeten worden. Daarbij is van belang dat een luchtinlaatslang veel slapper is dan een waterinlaatslang, hetgeen ook aan de buitenkant valt te zien en te voelen.
Bij de werkzaamheden die zijn verricht van 28 tot en met 30 mei 2008, vond, zo blijkt uit de factuur van 2008 een algehele controle van de motoren plaats en hebben de motoren proefgedraaid. Als een motor aanstaat, wordt het water met stoten door de slang wordt gevoerd. Als er dan in plaats van een waterinlaatslang een (slappere) luchtinlaatslang is gemonteerd, zal de slang heviger bewegen dan een waterinlaatslang zou doen, hetgeen waarneembaar is. Dat had (de monteur van) [gedaagde] moeten hebben opgemerkt. Dat geldt eveneens voor de werkzaamheden die zijn verricht van 10 tot en met 15 juli 2008, aangezien toen onder meer twee keer is proefgevaren.
5.13. [gedaagde] betwist dat zij bij de uitvoering van de diverse werkzaamheden van 2008 had moeten constateren dat een luchtinlaatslang was gemonteerd in plaats van een waterinlaatslang en voert daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aan:
Ten aanzien van de werkzaamheden die zijn verricht op 30 juli 2008 is van belang dat de opdracht bestond uit het vinden van de oorzaak van het vollopen van de machinekamer. Toen die was gevonden (verstopte afwateringsgaten) en was verholpen, was de opdracht naar behoren uitgevoerd. Bovendien is een luchtinlaatslang, anders dan Delta Lloyd stelt, na montage niet meer eenvoudig van een waterinlaatslang te onderscheiden. Immers, na montage, zeker als de slangen vervuild zijn door het gebruik, is er visueel geen onderscheid tussen beide soorten slangen te maken en is het verschil tussen beide soorten slangen aan de buitenkant ook niet te voelen.
Ook bij de overige werkzaamheden van 2008 had [gedaagde] niet de luchtinlaatslangen hoeven op te merken, onder meer omdat deze werkzaamheden verband hielden met de snelheid en het roken van het schip, en niet met een vorm van lekkage. Betwist wordt voorts dat als de motoren draaien, direct te zien is dat er per abuis een luchtinlaatslang als waterinlaat aan de motor is gemonteerd. Van belang in dat kader is dat de motoren van het schip flexibel zijn opgesteld.
5.14. Over de werkzaamheden die zijn verricht op 30 juli 2008 is namens [gedaagde] ter comparitie als volgt verklaard:
“In dat verband is gecontroleerd of de slangen lekten, hetgeen je doet met een visuele controle en door middel van voelen op lekkage. Het is juist dat de slangen die stuk zijn gegaan door de vloer in de machinekamer lopen. Echter ook onder en boven de vloer bevinden zich slangen. Al die slangen zijn gecontroleerd. In de machinekamer kan een monteur dat gewoon bekijken en als hij onder de vloer moet kijken dan heeft hij daarbij een zaklamp nodig. Er zijn naar schatting tientallen slangen gecontroleerd.”
5.15. Daarmee staat vast dat (een monteur van) [gedaagde] op 30 juli 2008 alle slangen in de machinekamer, waaronder dus de later gescheurde luchtinlaatslang, visueel en door middel van voelen op lekkage heeft gecontroleerd. Indien een redelijk en bekwaam handelend monteur daarbij had moeten opmerken dat als waterinlaat een luchtinlaatslang in plaats van een waterinlaatslang was gemonteerd, heeft [gedaagde] de op haar rustende waarschuwingsplicht geschonden en is zij aansprakelijk voor daardoor geleden schade. De rechtbank acht het nodig ter zake een deskundigenbericht in te winnen. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat zou kunnen worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van onderhoud van scheepsdieselmotoren en dat de navolgende vraag dient te worden voorgelegd:
1) Had een redelijk en bekwaam handelend monteur, toen hij visueel en middels voelen op lekkage de slangen in de machinekamer van de [X] langsliep, moeten constateren dat een luchtinlaatslang in plaats van een waterinlaatslang als waterinlaat was gemonteerd?
5.16. Ten aanzien van de werkzaamheden die zijn verricht van 28 tot en met 30 mei 2008 en van 10 tot en met 15 juli 2008 wordt als volgt overwogen. Uit de factuur van 2008 blijkt onder andere dat [gedaagde] tussen 28 en 30 mei 2008 ‘een algehele controle’ heeft verricht en voorts de motoren heeft laten proefdraaien. Bij de werkzaamheden die zijn verricht van 10 tot en met 15 juli 2008 is onder meer twee keer proefgevaren, is een ‘algehele controle’ verricht en heeft [gedaagde] wederom de motoren laten proefdraaien. Als onbetwist staat vast dat [gedaagde] in beide periodes bezig is geweest met problemen van met het vermogen, de snelheid en het roken van het schip. Indien een redelijk en bekwaam handelend monteur bij die werkzaamheden had moeten constateren dat de luchtinlaatslang in plaats van een waterinlaatslang was gemonteerd, heeft [gedaagde] de op haar rustende waarschuwingsplicht geschonden en is zij aansprakelijk voor daardoor geleden schade. De rechtbank acht het ten aanzien van deze vraag eveneens nodig om een deskundigenbericht in te winnen. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat de(zelfde) deskundige de navolgende vraag dient te worden voorgelegd:
2) Had een redelijk en bekwaam handelend monteur, bij de uitvoering van werkzaamheden die zijn verricht van 28 tot en met 30 mei 2008 en van 10 tot en met 15 juli 2008, zoals omschreven in de factuur van 2008, moeten constateren dat als waterinlaat een luchtinlaatslang in plaats van een waterinlaatslang was gemonteerd? Bij beantwoording van deze vraag moet er rekening mee worden gehouden dat de machines flexibel waren opgesteld.
5.17. Als [gedaagde] reeds op basis van een tekortschieten bij de werkzaamheden van 2006 aansprakelijk is, bestaat geen noodzaak meer om vast te stellen of zij dat ook is wegens schending van haar waarschuwingsplicht in 2008. De rechtbank zal dan ook pas overgaan tot het geven van een bevel deskundigenbericht als wordt geoordeeld dat Delta Lloyd niet in de bewijsopdracht van rov. 5.6 is geslaagd of indien Delta Lloyd heeft afgezien van het leveren van bewijs. Partijen zullen in dat geval eerst nog in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
Eigen schuld/schadebeperkingsplicht en schade
5.18. Aangezien nu nog niet kan worden geoordeeld over de vraag of [gedaagde] jegens [meneer X] tekort is geschoten en derhalve aansprakelijk is voor schade, blijven de stellingen van partijen ten aanzien van de gestelde schade, de (redelijke) toerekenbaarheid daarvan, en het beroep op artikel 6:101 BW vooralsnog onbesproken.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. draagt Delta Lloyd op te bewijzen dat (een monteur van) [gedaagde] de later gescheurde luchtinlaatslang heeft gemonteerd;
6.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 mei 2012 voor uitlating door Delta Lloyd of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;
6.3. bepaalt dat Delta Lloyd, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
6.4. bepaalt dat Delta Lloyd, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met september 2012 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
6.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. I. Bouter in het gerechtsgebouw te Dordrecht aan Steegoversloot 36;
6.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
6.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2012.