ECLI:NL:RBDOR:2012:BW3966

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97306 - KG ZA 12-52
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming omgangsregeling met hond in kort geding afgewezen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, vorderde eiser, een voormalige echtgenoot, nakoming van een omgangsregeling voor de hond die in de echtscheidingsprocedure was vastgesteld. De partijen, voormalige echtelieden, waren gehuwd in gemeenschap van goederen en hadden een hond, een Malthezer, die aan gedaagde was toegewezen na de echtscheiding. Eiser had de hond tot 7 maart 2012 in zijn bezit en op die datum werd een overeenkomst ondertekend waarin werd bepaald dat de hond afwisselend 7 dagen bij eiser en 7 dagen bij gedaagde zou verblijven. Echter, gedaagde weigerde deze regeling na te komen, wat leidde tot de vordering van eiser in kort geding.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de zaak spoedeisend was, gezien de emotionele waarde die eiser aan de hond hechtte en de leeftijd van het dier. De rechter overwoog dat de hond een roerende zaak is en dat gedaagde als eigenaar het recht heeft om de hond te gebruiken, mits dit niet in strijd is met de rechten van anderen. Eiser betwistte dat gedaagde de overeenkomst onder druk had getekend, maar de rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde gehouden was de overeenkomst na te komen. De rechter merkte op dat de communicatie tussen partijen slecht was en dat er nog veel wrok bestond, wat de uitvoering van de overeenkomst bemoeilijkte.

Uiteindelijk wees de rechter de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op dat moment op EUR 600,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde de proceskosten direct kon vorderen, ongeacht een mogelijk hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 97306 / KG ZA 12-52
Vonnis in kort geding van 26 april 2012
in de zaak van
[EISER],
wonende te Dordrecht,
eiser,
advocaat mr. A.J.T.M. van Iersel,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A. Harent.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 16 maart 2012, met producties,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 12 april 2012,
- de door [eiser] overgelegde producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- pleitnota van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn voormalige echtelieden. Zij waren in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2. Tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen behoorde een hond (ras Malthezer, naam [X]). Bij beschikking van deze rechtbank van 1 juni 2011 is de hond aan [gedaagde] toegedeeld. In hoger beroep is deze beschikking bij beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 22 februari 2012 bekrachtigd, waarbij de beschikking tevens uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
2.3. Vanaf de aanvang de echtscheidingsprocedure tussen partijen tot 7 maart 2012 verbleef de hond bij [eiser]. Op 7 maart 2012 hebben partijen een “overeenkomst omgangsregeling voor de hond” ondertekend, waarin is bepaald dat de hond met ingang van 7 maart 2012 wisselend 7 dagen bij [eiser] en 7 dagen bij [gedaagde] verblijft. Na ondertekening van deze overeenkomst is de hond door de [eiser] aan [gedaagde] overgedragen.
2.4. Op 12 maart heeft [gedaagde] schriftelijk aan [eiser] meegedeeld de getroffen regeling niet te zullen nakomen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - de vrouw te gelasten de omgangsregeling stipt na te komen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met uitvoerbaar verklaring bij lijfsdwang met verlof aan de man de vrouw daartoe in gijzeling te doen stellen zonodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De zaak is, anders dan door [gedaagde] betoogd, naar zijn aard spoedeisend nu niet in geschil is dat [eiser] aan de hond is gehecht en de hond op leeftijd is.
4.2. Vooropgesteld dient te worden dat de hond een roerende zaak is en thans eigendom is van [gedaagde]. Het staat een eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen.
4.3. Partijen verschillen van mening over de vraag of [eiser] op grond van de overeenkomst van 7 maart 2012 aanspraak kan maken op het gebruik van de hond over periodes van steeds 7 dagen. [gedaagde] voert als verweer aan dat zij die overeenkomst onder invloed van bedreiging is aangegaan en de overeenkomst derhalve op 12 maart 2012 op goede gronden buitengerechtelijk heeft vernietigd. [eiser] betwist niet dat hij voor zijn medewerking aan de overdracht van de hond de voorwaarde heeft gesteld dat er een ‘omgangsregeling’ zou worden getroffen. Aannemelijk is derhalve dat hij [gedaagde] enigzins onder druk heeft gezet om een ‘omgangsregeling’ te treffen. Of hij ook, zoals [gedaagde] stelt, tegen gezamenlijke kennissen heeft gezegd de hond te zullen laten inslapen of te zullen doden als [gedaagde] niet zou meewerken aan een ‘omgangsregeling’, kan gelet op het navolgende in het midden blijven.
4.4. De door partijen ondertekende overeenkomst kan worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dergelijke overeenkomsten kunnen binnen de grenzen van de redelijkheid en billijkheid worden opgezegd. Ter zitting heeft [gedaagde] meegedeeld thans niet aan een ‘omgangsregeling’ te willen meewerken. Voorts is ter zitting gebleken dat partijen de echtscheiding en de gevolgen daarvan nog niet hebben verwerkt, dat zij wrok jegens elkaar koesteren en dat daardoor de communicatie tussen hen slecht verloopt. Daarbij komt dat [eiser] ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat hij de hond nog immer als zijn hond beschouwt. Gelet hierop valt te verwachten dat uitvoering van de door partijen op 7 maart 2012 ondertekende overeenkomst binnen afzienbare tijd tot problemen zal leiden.
4.5. Onder de voormelde omstandigheden is onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde] jegens [eiser] gehouden is om de overeenkomst na te komen. De vordering tot nakoming dient derhalve te worden afgewezen.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht EUR 73,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal EUR 600,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden bepaald op EUR 600,00,
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2012.?