RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 12/48
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Stichting Centrale Organisatie Kinderopvang Drechtsteden, gevestigd te Dordrecht, eiseres,
gemachtigden: [naam x] en [naam y], beiden werkzaam bij eiseres,
het Drechtstedenbestuur, verweerder,
gemachtigden: M. van de Vijver en A.W. Coolen, beiden werkzaam bij het Juridisch Kenniscentrum van het Servicecentrum Drechtsteden.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
Bij besluit van 23 juni 2011 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de subsidie voor Instroom-Doorstroombanen (hierna: ID-banen) in de Drechtsteden wordt beëindigd per 1 augustus 2012. Bij dit besluit heeft verweerder eiseres een vergoeding van maximaal € 5.000 per werknemer aangeboden voor outplacementkosten als sprake is van noodzakelijk ontslag. Voorts heeft verweerder eiseres bij dit besluit in de gelegenheid gesteld gedurende maximaal zes maanden via Baanbrekend Drechtsteden mensen met een bijstandsuitkering in te huren voor € 8 per uur.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 7 juli 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 2 december 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 10 januari 2012 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Bij beslissing van 23 maart 2012 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een meervoudige kamer en bepaald dat het beroep versneld wordt behandeld.
Het beroep is op 17 april 2012 behandeld ter zitting van een meervoudige kamer. Beide partijen zijn ter zitting verschenen bij gemachtigden.
2.1. het wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 2.1.5, tweede lid, van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden, voor zover hier van belang, kan het Drechtstedenbestuur een subsidie ter dekking van een deel van de arbeidskosten verlenen aan de onderneming bij wie een persoon behorende tot de doelgroep in dienst treedt of blijft.
2.1.2. Ingevolge artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt, indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
2.2. het bestreden besluit
Ter motivering van het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het preadvies van 28 september 2011, waarin - samengevat - het volgende is overwogen.
Als gevolg van bezuinigingen van de Rijksoverheid is de komende jaren veel minder geld beschikbaar voor re-integratie. Het voortzetten van de loonkostensubsidies zou binnen enkele jaren tot gevolg hebben dat aan 5.000 uitkeringsgerechtigden geen re-integratie meer kan worden aangeboden. Voorts passen volledig of vrijwel volledig gesubsidieerde banen voor onbepaalde tijd die geen perspectief bieden op regulier werk niet langer in verweerders beleidsvisie.
Eiseres heeft meer dan een jaar de tijd om, als zij medewerkers moet ontslaan, voorzieningen te treffen om het wegvallen van deze medewerkers op te vangen. Dit is een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Awb. Gelet op de financiële situatie van de Drechtsteden als gevolg van de bezuinigingen van de Rijksoverheid acht verweerder het niet verantwoord om deze maatregel langer uit te stellen.
Verweerder heeft het belang van de gesubsidieerde werkgevers en werknemers afgewogen tegen het belang van ongeveer 5.000 bijstandsgerechtigden bij de beschikbaarheid van een re-integratiebudget. Verweerder heeft dit laatste belang het zwaarst laten wegen.
2.3. de gronden van het beroep
Eiseres heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Eiseres heeft in het verleden veel geïnvesteerd in haar medewerkers met een ID-baan (hierna ook: ID-ers), bijvoorbeeld door het aanbieden van opleiding en coaching. Eiseres heeft verschillende ID-ers een reguliere baan aangeboden of begeleid naar regulier werk elders. De zeven ID-ers die eiseres nu nog in dienst heeft, zijn ondanks pogingen daartoe niet bemiddelbaar gebleken naar regulier werk. Het lijkt erop dat eiseres als gevolg van bezuinigingen bij de overheid nu gestraft wordt voor haar inspanningen. Als de subsidie eindigt, kan eiseres deze zeven mensen geen reguliere baan aanbieden, zodat ontslag dreigt. Het gaat om mensen die nu nuttig bezig zijn en een volwaardige plaats hebben in de samenleving. Voorts baart het eiseres zorgen dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) eiseres niet wil garanderen dat desgevraagd een ontslagvergunning zal worden verleend. Zonder ontslagvergunning moet eiseres de ID-ers in dienst houden, wat niet mogelijk is omdat ook de sector kinderopvang financieel gezien in zwaar weer terecht is gekomen.
2.4. het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Verweerder heeft een grote beleidsvrijheid bij het al dan niet toekennen of voortzetten van subsidies. Het is aan verweerder en niet aan de rechter om te bepalen hoe aan verweerder toevertrouwde gemeenschapsgelden worden besteed. De keuze van verweerder om de loonkostensubsidies voor ID-banen te beëindigen moet door de rechtbank dan ook met grote terughoudendheid worden getoetst.
Niet in geschil is dat verweerder wordt geconfronteerd met een ingrijpende verlaging van de Rijksbijdrage aan het re-integratiebudget en dat deze verlaging verweerder dwingt tot bezuinigingen. Verweerder heeft erop gewezen dat ongewijzigde voortzetting van de loonkostensubsidies tot gevolg zou hebben dat met ingang van 2014 alle beschikbare middelen voor re-integratie aan deze subsidies besteed moeten worden. Dit acht verweerder ongewenst, omdat hij het beschikbare budget voor re-integratie ten goede wil laten komen aan alle bijstandsgerechtigden in de Drechtsteden. Voorts wijst verweerder erop dat ID-banen zijn bedoeld als tijdelijke maatregel, maar dat het voor de huidige ID-ers niet mogelijk is gebleken om door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Verweerder acht het mede in het licht van de noodzakelijke bezuinigingen ongewenst om het voor de huidige ID-ers niet effectief gebleken systeem van loonkostensubsidies in stand te houden.
In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de keuze van verweerder om de loonkostensubsidies voor ID-banen te beëindigen de terughoudende rechterlijke toetsing niet kan doorstaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Het is prijzenswaardig dat eiseres ID-ers in dienst heeft genomen en dat zij zich heeft ingezet om deze werknemers te begeleiden naar reguliere arbeid. Het betreft hier een eigen keuze van eiseres die voor haar ook voordelen heeft gehad. Een aantal ID-ers functioneerde zo goed dat eiseres aan hen een reguliere baan heeft aangeboden, terwijl eiseres voorts gedurende een aantal jaren werknemers in dienst heeft kunnen nemen en houden tegen sterk gereduceerde loonkosten. Dat er nu een einde komt aan de loonkostensubsidies, betekent niet dat eiseres wordt gestraft voor haar inzet in het verleden.
Dat het Uwv eiseres niet heeft gegarandeerd ontslagvergunningen te zullen verlenen voor de zeven ID-ers die eiseres nog in dienst heeft, betekent niet dat het bestreden besluit onrechtmatig is. De mogelijke handelwijze van het Uwv komt niet voor rekening en risico van verweerder. Hetzelfde geldt voor de ter zitting gestelde omstandigheid dat twee van de zeven ID-ers langdurig ziek zijn en om die reden moeilijk ontslagen kunnen worden. Eiseres heeft overigens niet aannemelijk gemaakt dat haar geen ontslagvergunningen zullen worden verleend als zij de financiële noodzaak tot ontslag van de ID-ers voldoende onderbouwt.
2.4.2. Verweerder heeft op 23 juni 2011 besloten de subsidies voor ID-banen te beëindigen met ingang van 1 augustus 2012. Hiermee heeft eiseres ruim een jaar de tijd gekregen om zich in te stellen op de nieuwe situatie. De rechtbank acht dit een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb.
2.4.3. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet met haar heeft willen overleggen. Dit argument is voor de rechtbank geen reden om het beroep gegrond te verklaren. Verweerder heeft eiseres voorafgaand aan het nemen van het besluit van 23 juni 2011 ingelicht over zijn voornemen om de subsidies voor ID-banen te beëindigen en hij heeft eiseres in de gelegenheid gesteld op dit voornemen te reageren. Ook in bezwaar heeft eiseres alles naar voren kunnen brengen wat zij van belang vindt, terwijl zij voorts is gehoord over haar bezwaar. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder verplicht was daarnaast nog met eiseres te overleggen.
2.4.3. Het beroep is derhalve ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
2.4.4. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mrs. M.C. Woudstra en C.F.J. de Jongh, leden, en door de voorzitter en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.