RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/1412
uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
[naam], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: S. Smis-van Dijk, werkzaam voor WOZ Consultants te Heteren,
de heffingsambtenaar van de gemeente Boskoop, verweerder,
gemachtigde: mr. A.G. Hendriks, werkzaam bij het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling te Klaaswaal.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft verweerder de bezwaren van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woningen nader vastgesteld.
Tegen deze uitspraak heeft eiser bij faxbericht van 7 november 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 8 maart 2012 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiser is verschenen bij A. Oosters, kantoorgenoot van zijn gemachtige, en verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a en b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bpb wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;
b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36 van de Algemene wet bestuursrecht is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Bpb worden samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, beschouwd als één zaak.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel zijn samenhangende zaken: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door een of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
2.2. Het bestreden besluit en het verweer
2.2.1. In het bestreden besluit heeft verweerder de waarde van de woningen nader vastgesteld op € 123.000,- [straatnaam A ] en € 164.000,- [straatnaam B]. Het verzoek van eiser om een proceskostenvergoeding is toegewezen in die zin dat is toegekend € 447,80 aan proceskosten (inclusief kadastrale uittreksels) en dat het verzoek om vergoeding van kosten voor de door eiser ingebrachte taxatierapporten is afgewezen. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft verweerder het volgende aangevoerd. Eiser is daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep.
2.2.2. Indien de rechtbank oordeelt dat eiser wel ontvankelijk is in zijn beroep is de toegekende proceskostenvergoeding in bezwaar voldoende geweest. Bij berekening van deze kosten dient wegingsfactor 0,25 althans niet meer dan 0,5 toegepast te worden, omdat het om een zeer eenvoudig, althans eenvoudig bezwaarschrift gaat. De kosten van de door eiser ingeschakelde taxateur komen niet voor vergoeding in aanmerking. De werkzaamheden van de gemachtigde en de taxateur hebben dusdanig verweven plaatsgevonden dat de taxatiekosten aan de kosten van de gemachtigde moeten worden toegerekend. Bovendien is de ingeschakelde taxateur niet onpartijdig, omdat hij gelieerd is aan WOZ-consultants en bovendien alleen zijn werkzaamheden vergoed krijgt als de waarde van een woning wordt aangepast. Indien de rechtbank oordeelt dat de taxatiekosten wel voor vergoeding in aanmerking komen dient niet meer vergoed te worden dan 2 uren x € 50,- exclusief BTW.
2.3. De gronden van beroep
Eiser kan zich met de bestreden uitspraak niet verenigen en voert de volgende beroepsgronden aan. Zodra een bezwaar- of beroepschrift gegrond wordt verklaard, is hij aan zijn gemachtigde de aan hem toekomende proceskostenvergoeding verschuldigd. Hij ontvangt daarvoor van gemachtigde ook een factuur. Van verwevenheid van de werkzaamheden van gemachtigde en taxateur is geen sprake en de taxateur heeft zijn werk ook onpartijdig gedaan, zodat zijn kosten ook voor vergoeding in aanmerking komen. Verweerder moet zowel de proceskosten in bezwaar als in beroep vergoeden en bij de berekening daarvan moet wegingsfactor 1 worden toegepast, omdat het een zaak betreft van gemiddelde zwaarte.
2.4. Het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Eisers gemachtigde werkt op no cure no pay-basis, dan wel op basis van kostenneutraliteit, hij behoeft aan die gemachtigde dus feitelijk geen kosten te vergoeden en lijdt daarom geen vermogensnadeel.
2.4.2. Verweerder heeft bij de berekening van eisers kosten in bezwaar een te lage wegingsfactor toegepast. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien met gebruikmaking van haar bevoegdheid van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb. In bezwaar betrof het een procedure waarbij eiser de door verweerder vastgestelde WOZ-waarde inhoudelijk bestreed. Op grond van de aard van de zaak, het belang en de ingewikkeldheid ervan en de omvang van de verrichte werkzaamheden in het kader van de verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase, beoordeelt de rechtbank deze als van gemiddeld gewicht, waarvoor een wegingsfactor 1 geldt. Dat de motivering van het bezwaarschrift zou zijn ontleend aan een taxatierapport en dat daarbij gebruik zou zijn gemaakt van standaardteksten, doet hieraan niet af.
2.4.3. Anders dan in haar uitspraak van 2 december 2011 (LJN: BU8235) is de rechtbank thans van oordeel dat niet gesteld kan worden dat WOZ-Consultants is opgericht met als doel het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures, maar met als doel het bijstaan van cliënten bij de beoordeling van en eventueel in rechte ter discussie stellen van woningtaxaties en aanslagen in het kader van de WOZ.
2.4.4. Volgens inmiddels vaste jurisprudentie van deze rechtbank komen de kosten van een taxatierapport over de waarde van een onroerende zaak in beginsel niet in aanmerking voor een veroordeling in die kosten, indien de betrokken taxateur werkt op basis van 'no cure no pay'. In die situatie is sprake van een rechtstreeks financieel belang. De aanwezigheid van dit belang verdraagt zich niet met het beginsel dat een deskundige verplicht is zijn opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen. Dit beginsel is onder meer neergelegd in artikel 8:34, eerste lid, van de Awb. Voorbeelden van deze jurisprudentie zijn de uitspraken van deze rechtbank van 11 november 2011 (LJN: BU4918) en van 2 december 2011 (LJN: BU8235). Ook in deze zaak wordt er vanuit gegaan dat de taxateur zijn vergoeding ontvangt op basis van no cure no pay.
2.4.5. Gelet op het voorgaande zijn de te vergoeden proceskosten op basis van het Bpb, toe te rekenen aan de bezwaarfase, als volgt: indiening van het bezwaarschrift (2x) en bijwonen van de hoorzitting (2x), met een waarde per punt van € 218,- en wegingsfactor 1 minus het reeds toegekende bedrag ad € 447,80.
2.4.6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
2.4.7. De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het Bpb vastgesteld op € 1.311,- (1 punt voor de indiening van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,- en wegingsfactor 1, verhoogd naar 1,5 in verband met samenhangende zaken). De rechtbank is hierbij van oordeel dat de onderhavige zaak in de zin van het Bpb dient te worden beschouwd als een samenhangende zaak met de andere ter zitting behandelde zaken, nu in al deze nader te noemen zaken nagenoeg gelijktijdig door een belanghebbende tegen een wat de proceskosten betreft nagenoeg identiek besluit op vergelijkbare gronden beroep is ingesteld en daarbij rechtsbijstand is verleend door dezelfde gemachtigde, van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de in beroep gemaakte proceskosten gelijkelijk te verdelen over de zaken met de kenmerken AWB 11/1023, 11/1020, 11/1418, 11/1419, 11/1463, 11/1465 en 11/1466 (€ 163,88 per zaak).
Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het betreft de kostenvergoeding (uitgezonderd de taxatiekosten) en laat de uitspraak voor het overige in stand;
- bepaalt dat verweerder de proceskosten van eiser in de bezwaarfase dient te vergoeden
ten bedrage van € 883,80 te betalen door verweerder aan eiser, minus het reeds betaalde;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar voor zover
vernietigd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van
dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 163,88 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 41,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, rechter, en door deze en C. Groenewegen, griffier, ondertekend.