ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0643
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.G.L. de Vette
- B. van Velzen
- J.A.F. Peters
- M.J.F.J. van Beek
- Rechtspraak.nl
Opleidingsvereisten voor leidinggevenden bij archeologische opgravingen en de rechtsgeldigheid van het Besluit archeologische monumentenzorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek BV. en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rechtbank beoordeelde de rechtsgeldigheid van artikel 17 van het Besluit archeologische monumentenzorg (Bamz), dat opleidingsvereisten stelt aan leidinggevenden bij archeologische opgravingen. Eiseres betoogde dat de abruptheid van de wijziging van bestaande rechtsposities van leidinggevenden onterecht was en dat het artikel onverbindend zou moeten worden verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende overgangstijd was gecreëerd door de invoering van het artikel per 1 september 2007, met een feitelijke toepassing pas vanaf 1 januari 2012. Dit bood een redelijke mogelijkheid voor betrokkenen om aan de nieuwe eisen te voldoen.
De rechtbank ging verder in op de argumenten van eiseres dat de eisen in artikel 17 verder gingen dan de bekwaamheidseisen in de Monumentenwet 1988. De rechtbank oordeelde dat het redelijk was om bekwaamheidseisen te stellen aan de natuurlijke personen die betrokken zijn bij de opgravingen, gezien de aanvrager een rechtspersoon was. De rechtbank concludeerde dat de opleidings- en ervaringseisen voor de opgravingsvergunning niet onredelijk waren en dat verweerder op goede gronden had gehandeld. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen het besluit van 5 maart 2008 en bepaalde dat het door eiseres betaalde griffierecht moest worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke opleidingsvereisten in de archeologische sector en de rol van de overheid in het waarborgen van kwaliteit en bekwaamheid in archeologisch onderzoek. De rechtbank bevestigde dat de eisen in het Bamz niet in strijd waren met hogere wetgeving en dat de betrokken partijen voldoende gelegenheid hadden om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving.