De kinderen zijn in de afgelopen kerstvakantie bij de moeder in [het buitenland] geweest. De stiefmoeder van de kinderen heeft naar aanleiding van dit verblijf haar zorgen geuit bij de Raad over de opvoedingssituatie bij de moeder in [het buitenland]. Er zijn vermoedens dat de moeder geen douche in huis heeft en dat de kinderen te weinig eten hebben gekregen. De kinderen zouden voorts ongewassen kleding aan hebben gehad omdat de moeder geen wasmachine zou hebben. De stiefmoeder heeft ook aangegeven dat [minderjarig meisje] niet naar [het buitenland] wil. Zij heeft heimwee en buikpijn gehad tijdens haar vakantie bij de moeder.
De Raad is naar aanleiding van deze melding een beschermingsonderzoek gestart met de onderzoeksvraag of hulpverlening noodzakelijk is om de kinderen en beide ouders te ondersteunen bij de emigratie. De Raad constateert dat de kinderen op dit moment klem lijken te zitten tussen de ouders. Zij lopen hierdoor emotioneel vast. Er is sprake van ernstige loyaliteitsproblematiek.
Zorgelijk is dat de kinderen, in het bijzonder [minderjarig meisje], zich negatief uitlaten over hun moeder en over het wonen in [het buitenland]. Zij zijn in hun beeldvorming over de moeder en [het buitenland] mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, beïnvloed door de vader en stiefmoeder.
De Raad heeft geen twijfels over de opvoedingsvaardigheden van zowel de vader als de moeder. De hulpverlening dient er op gericht te zijn om de draagkracht bij ouders en kinderen te vergroten en om zicht te houden op het proces van verhuizing naar [het buitenland]. De Raad realiseert zich dat de kinderen veel weerstand hebben tegen de aanstaande verhuizing en vraagt zich af of het eerder genomen besluit nog wel haalbaar en in het belang van de kinderen is nu zij gehecht lijken te zijn in het gezin van de vader. De angst voor verandering is bij beide kinderen erg groot en de Raad twijfelt aan hun flexibiliteit.
De vader is het niet eens met het besluit dat de kinderen voorgoed bij hun moeder gaan wonen en kan geen ruimte creëren om de kinderen hierop voor te bereiden en hen hierin te begeleiden. Ook de moeder is niet in staat om haar kinderen hierin te begeleiden en te ondersteunen. Zij woont immers al in [het buitenland]. De kinderen worden als gevolg hiervan in hun ontwikkeling bedreigd.
In het kader van een ondertoezichtstelling kan een gezinsvoogd zowel de kinderen als de ouders helpen bij het proces van verhuizing naar [het buitenland].
Ter zitting geeft de Raad aan dat uiteraard primair uitvoering zal worden gegeven aan de eerder genoemde beschikking van het gerechtshof, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het beschermingsonderzoek werd echter nodig geacht in het belang van de kinderen en om een actueel beeld te krijgen van de opvoedingssituatie. Het is misschien, naar de inzichten van nu, niet handig geweest om hen nog een half jaar bij vader te laten blijven wonen. De Raad begrijpt dat de gezinsvoogd – indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken – een moeilijke taak krijgt.