ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0629

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97255 / JE RK 12-193
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een ondertoezichtstelling voor minderjarigen in het kader van een verhuizing naar het buitenland

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Dordrecht op 28 maart 2012 een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de minderjarigen, een meisje en een jongen, die in de zomervakantie van 2012 met hun moeder naar het buitenland willen verhuizen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling vanwege ernstige loyaliteitsproblematiek bij de kinderen, die klem lijken te zitten tussen de ouders. De moeder heeft vervangende toestemming gekregen van het gerechtshof 's-Gravenhage om de kinderen naar Finland te laten verhuizen, maar er zijn zorgen over de opvoedingssituatie bij de moeder en de impact van de verhuizing op de kinderen. De vader is tegen de verhuizing en kan de kinderen niet goed voorbereiden op deze verandering. De Raad heeft vastgesteld dat de kinderen emotioneel vastlopen en dat er hulp nodig is om hen en de ouders te ondersteunen bij de verhuizing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om verdere schade voor de kinderen te voorkomen en om de ouders te helpen bij het doorbreken van de negatieve spiraal waarin het gezin zich bevindt. De ondertoezichtstelling is uitgesproken voor de duur van zes maanden, met benoeming van het Bureau Jeugdzorg om de uitvoering te verzorgen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 97255 / JE RK 12-193
beschikking van de kinderrechter van 28 maart 2012
met betrekking tot de minderjarigen:
[minderjarig meisje],
geboren op [geboortedatum ] te Gorinchem,
wonende [adres].
[minderjarige jongen],
geboren op [geboortedatum] te Gorinchem,
wonende [adres].
Belanghebbenden zijn:
- [moeder], de moeder,
wonende te [adres]
advocaat: mr. S. Meeuwsen (Gorinchem),
- [vader], de vader,
wonende [adres]
- Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
gevestigd te 3311 KJ Dordrecht,
Johan de Wittstraat 40.
1. Het procesverloop
De kinderrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), met onderzoeksrapport en bijlagen, ingekomen ter griffie op 12 maart 2012;
- een brief van de advocaat van de moeder, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 maart 2012.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2012 zijn verschenen en gehoord:
- namens de Raad, mevrouw L. Penning;
- namens het Bureau Jeugdzorg (hierna: BJZ), de heer G. Kolkman;
- de advocaat van de moeder, mr. S. Meeuwsen;
- de vader.
2. De vaststaande feiten
Op de datum van de indiening van het verzoekschrift is uit de overgelegde stukken het navolgende gebleken:
- de ouders hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarigen;
- de minderjarigen wonen bij hun vader.
3. Het verzoek
De Raad verzoekt de minderjarigen (hierna: [minderjarig meisje en minderjarige jongen]) onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft daarbij verzocht om het BJZ te benoemen om de ondertoezichtstelling uit te voeren.
[de minderjarigen] gaan in juli 2012 met hun moeder emigreren naar [het buitenland]. De moeder heeft hiervoor vervangende toestemming gekregen van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage, neergelegd in diens beschikking van 21 december 2011. Het gerechtshof heeft overwogen dat de moeder, beter dan de vader, in staat moet worden geacht om de belangen van de kinderen te bewaken op het punt van het contact met de niet-verzorgende ouder. Het gerechtshof heeft tevens bepaald dat het noodzakelijk is dat de overgang van de kinderen naar [het buitenland] geleidelijk plaats vindt, door de kinderen in de zomervakantie definitief naar [het buitenland] te laten verhuizen. Het gerechtshof heeft met zijn beslissing het advies van de Raad overgenomen. De Raad had ter terechtzitting verklaard dat een hoofdverblijfplaats bij de moeder het meest in het belang van de kinderen is en dat de zomervakantie een goed moment is om van school te wisselen.
Sinds november 2009 wonen de kinderen bij hun vader en stiefmoeder in Gorinchem.
De kinderen zijn in de afgelopen kerstvakantie bij de moeder in [het buitenland] geweest. De stiefmoeder van de kinderen heeft naar aanleiding van dit verblijf haar zorgen geuit bij de Raad over de opvoedingssituatie bij de moeder in [het buitenland]. Er zijn vermoedens dat de moeder geen douche in huis heeft en dat de kinderen te weinig eten hebben gekregen. De kinderen zouden voorts ongewassen kleding aan hebben gehad omdat de moeder geen wasmachine zou hebben. De stiefmoeder heeft ook aangegeven dat [minderjarig meisje] niet naar [het buitenland] wil. Zij heeft heimwee en buikpijn gehad tijdens haar vakantie bij de moeder.
De Raad is naar aanleiding van deze melding een beschermingsonderzoek gestart met de onderzoeksvraag of hulpverlening noodzakelijk is om de kinderen en beide ouders te ondersteunen bij de emigratie. De Raad constateert dat de kinderen op dit moment klem lijken te zitten tussen de ouders. Zij lopen hierdoor emotioneel vast. Er is sprake van ernstige loyaliteitsproblematiek.
Zorgelijk is dat de kinderen, in het bijzonder [minderjarig meisje], zich negatief uitlaten over hun moeder en over het wonen in [het buitenland]. Zij zijn in hun beeldvorming over de moeder en [het buitenland] mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, beïnvloed door de vader en stiefmoeder.
De Raad heeft geen twijfels over de opvoedingsvaardigheden van zowel de vader als de moeder. De hulpverlening dient er op gericht te zijn om de draagkracht bij ouders en kinderen te vergroten en om zicht te houden op het proces van verhuizing naar [het buitenland]. De Raad realiseert zich dat de kinderen veel weerstand hebben tegen de aanstaande verhuizing en vraagt zich af of het eerder genomen besluit nog wel haalbaar en in het belang van de kinderen is nu zij gehecht lijken te zijn in het gezin van de vader. De angst voor verandering is bij beide kinderen erg groot en de Raad twijfelt aan hun flexibiliteit.
De vader is het niet eens met het besluit dat de kinderen voorgoed bij hun moeder gaan wonen en kan geen ruimte creëren om de kinderen hierop voor te bereiden en hen hierin te begeleiden. Ook de moeder is niet in staat om haar kinderen hierin te begeleiden en te ondersteunen. Zij woont immers al in [het buitenland]. De kinderen worden als gevolg hiervan in hun ontwikkeling bedreigd.
In het kader van een ondertoezichtstelling kan een gezinsvoogd zowel de kinderen als de ouders helpen bij het proces van verhuizing naar [het buitenland].
Ter zitting geeft de Raad aan dat uiteraard primair uitvoering zal worden gegeven aan de eerder genoemde beschikking van het gerechtshof, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het beschermingsonderzoek werd echter nodig geacht in het belang van de kinderen en om een actueel beeld te krijgen van de opvoedingssituatie. Het is misschien, naar de inzichten van nu, niet handig geweest om hen nog een half jaar bij vader te laten blijven wonen. De Raad begrijpt dat de gezinsvoogd – indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken – een moeilijke taak krijgt.
4. Het standpunt van het BJZ
Er is bij een ondertoezichtstelling een lastige rol weg gelegd voor BJZ, waarbij de vraag is welke invulling BJZ aan de hulpverlening moet gaan geven. Er zal bij een ondertoezichtstelling wel snel hulp worden ingezet. De kinderen hebben ernstige loyaliteitsproblemen en de moeder lijkt, als besloten zou worden dat de kinderen bij de vader blijven wonen, gestraft te gaan worden voor iets waar zij buiten staat.
5. Het standpunt van de moeder bij monde van haar advocaat
Er is door vader cassatie ingesteld tegen de beschikking van 21 december 2011 van het gerechthof ‘s-Gravenhage. Het zou onjuist zijn als de vader, door dwars te gaan liggen en tegen de kinderen negatief over de moeder te praten, gelijk zou krijgen in die zin dat de kinderen bij hem zouden blijven wonen. Er is op dit moment het vermoeden dat het loyaliteitsconflict bij de kinderen door toedoen van de vader en stiefmoeder verergert.
Het komt vaker voor dat kinderen naar het buitenland vertrekken en daar een nieuw leven moeten beginnen. In de praktijk is gebleken dat kinderen bij een dergelijke verhuizing flexibel zijn en zich aanpassen aan hun omstandigheden.
Wat de ondertoezichtstelling betreft, is de vraag wat hiervan de toegevoegde waarde kan zijn. Op het moment dat de gezinsvoogd de vader en stiefmoeder bezoekt, zal alles wel verlopen zoals het behoort. De gezinsvoogd kan echter niet 24 uur per dag in het gezin zijn en zal dus niet horen en zien wat er gebeurt als hij niet aanwezig is.
De moeder is het eens met een ondertoezichtstelling om de verhuizing naar [het buitenland] te laten begeleiden door een gezinsvoogd. Zij accepteert echter niet dat de Raad uit gaat van een tweede optie namelijk dat een gezinsvoogd - als neutrale partij - indien het belang van de kinderen dit naar zijn oordeel zou rechtvaardigen, kan ingrijpen om te trachten een verhuizing naar [het buitenland] tegen te houden. Deze opdracht zou een gezinsvoogd niet mee moeten krijgen. De beschikking van het gerechtshof is immers duidelijk. Het ware beter als de Raad ter zitting had toegegeven dat de kinderen beter al vóór de kerstvakantie definitief naar hun moeder in [het buitenland] hadden kunnen verhuizen.
6. Het standpunt van de vader
De vader is het eens met een ondertoezichtstelling omdat hij meent dat BJZ, als neutrale instantie, hem en de kinderen in deze situatie kan begeleiden. De vader krijgt regelmatig te horen dat hij het niet goed doet. Hij vindt dat jammer; hij probeert de dingen betreffende de kinderen zo goed mogelijk te regelen, bijvoorbeeld in het ouderschapsplan. Het lukt hem echter niet met de moeder hierover duidelijke afspraken te maken. Ook het skypen tussen de moeder en de kinderen komt niet van de grond. De moeder belt ook nauwelijks, terwijl de vader hiervoor geen enkele belemmering opwerpt.
De vader vindt het moeilijk om de kinderen los te laten. Hij wil niet dat ze naar [het buitenland] gaan en is daar niet positief over. Hij weet niet hoe het leven er voor de kinderen in [het buitenland] uit gaat zien. Het is voor de moeder eenvoudiger om naar Nederland te komen dan dat de kinderen naar [het buitenland] gaan. De vader en stiefmoeder hebben het naar aanleiding van de ervaringen van [minderjarig meisje] in de kerstvakantie bij de moeder, nodig geacht om de Raad hierover te informeren.
7. De beoordeling
Het gerechtshof ‘s-Gravenhage heeft op 21 december 2011 vervangende toestemming verleend aan de moeder om de kinderen in de zomervakantie van 2012 definitief naar haar te laten verhuizen.
Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat – hoewel de kinderen een warme en affectieve band met hun vader hebben en hij ook goed ouderschap laat zien – de vader en zijn partner minder dan de moeder ruimte geven aan de minderjarigen om invulling te geven aan hun gevoel van loyaliteit naar de andere ouder. Hierdoor is het risico aanwezig dat de inhoud en de frequentie van het contact tussen de moeder en de minderjarigen onacceptabel gereduceerd zullen worden. Naar het oordeel van het hof heeft dit risico zich inmiddels ook verwezenlijkt nu het hof uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vader zodanige voorwaarden aan de omgang tussen de minderjarigen en hun moeder heeft gesteld, dat er tussen de minderjarigen en de moeder in de afgelopen periode nauwelijks contact is geweest. Het hof acht de moeder – mede gelet op het feit dat de moeder in het verleden telkens in het belang van de minderjarigen heeft gehandeld en haar bereidheid mee te werken aan ruim contact tussen de vader en de minderjarigen – beter dan de vader in staat om de belangen te bewaken van de minderjarigen op het punt van het contact met de niet-verzorgende ouder. Hoewel de verhuizing van de minderjarigen ertoe leidt dat dit contact beperkt zal worden, weegt deze omstandigheid niet zwaarder dan het belang van de kinderen dat beide ouders een belangrijke plaats in het leven van de minderjarigen behouden. Dit belang wordt naar het oordeel van het hof beter gewaarborgd wanneer zij naar hun moeder in [het buitenland] verhuizen. Het feit dat een verhuizing naar [het buitenland] grote impact zal hebben voor de kinderen maakt het oordeel voor het hof niet anders, gelet op het grote herstellingsvermogen van jonge kinderen en het door de Raad vastgestelde vermogen van de moeder om de kinderen affectieve en pedagogische steun te bieden.
De door de Raad verzochte maatregel van een ondertoezichtstelling kan slechts betrekking hebben op de begeleiding door de gezinsvoogd van de vader, de stiefmoeder, de moeder en de kinderen bij de verhuizing van de kinderen in de aanstaande zomervakantie naar [het buitenland]. De vader en stiefmoeder zullen hieraan loyaal moeten meewerken. Ondanks de door hen gevoelde diepe teleurstelling is het hun verantwoordelijkheid om de kinderen bij hun verhuizing zo goed mogelijk te begeleiden en hen niet te beschadigen. Uiteindelijk is het belang van de kinderen ook het belang van de vader. Als de kinderen niet meer het gevoel hebben dat zij moeten kiezen tussen de ouders, zal dat – indien zij bij de moeder wonen – ook het contact met de vader makkelijker maken. Zij hebben immers dan een goede band met beide ouders.
Ter terechtzitting is gebleken dat de vader en stiefmoeder grote moeite hebben om tegen hun gevoel in de aanstaande verhuizing positief te benaderen en dat zij de kinderen hiermee hebben belast. De moeder staat hier machteloos tegenover vanuit haar woonplaats in [het buitenland]. Om verdere schade voor de kinderen te voorkomen en om de ouders hulp en steun te bieden bij het doorbreken van de negatieve spiraal waarin het gezin terecht is gekomen, is een ondertoezichtstelling noodzakelijk.
Uit de overgelegde bescheiden en uit de verklaringen van de gehoorde personen blijkt mitsdien, dat de kinderen voornoemd, op dit moment zodanig opgroeien dat hun geestelijke en zedelijke belangen ernstig worden bedreigd, en dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar te voorzien is, zullen falen. De ondertoezichtstelling zal worden uitgesproken voor de duur van zes maanden.
8. De beslissing
De kinderrechter:
stelt de minderjarige [minderjarig meisje] met ingang van 28 maart 2012 onder toezicht voor de duur van zes maanden (dat wil zeggen tot 28 september 2012), met benoeming van het Bureau Jeugdzorg, vestiging Dordrecht, Johan de Wittstraat 40, 3311 KJ Dordrecht om de ondertoezichtstelling uit te voeren;
stelt de minderjarige [minderjarige jongen] met ingang van 28 maart 2012 onder toezicht voor de duur van zes maanden (dat wil zeggen tot 28 september 2012), met benoeming van het Bureau Jeugdzorg, vestiging Dordrecht, Johan de Wittstraat 40, 3311 KJ Dordrecht om de ondertoezichtstelling uit te voeren;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M.J. Janssen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 maart 2012.