RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 96693 / KG ZA 12-25
vonnis in kort geding van 29 maart 2012
de vereniging VERENIGING VAN EIGENAARS APPARTEMENTENCOMPLEX SINT JACOBSPLEIN BLOK 1,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. L. Yilgör,
[Gedaagde]
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J. van der Stel.
Partijen worden hieronder aangeduid als “de VvE” en “[gedaagde]”.
1. Het procesverloop
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 maart 2012;
- de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 15 maart 2012;
- de pleitnota van de VvE;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde];
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Sinds 1999 is [gedaagde] eigenaar van het appartementsrecht [adres] te Dordrecht, kadastraal bekend als gemeente Dordrecht sectie F nummer 2729 A24, en derhalve van rechtswege lid van de VvE.
2.2 Artikel 7 van het huishoudelijk reglement van de VvE luidt als volgt:
‘Het is niet toegestaan om huisdieren te houden welke binnen het appartement kunnen worden gehuisvest, met dien verstande dat bedoelde dieren aan andere bewoners geen hinder of overlast berokkenen. Mocht verontreiniging in de gemeenschappelijke gedeelten plaatsvinden is de eigenaar daarvoor aansprakelijk, en verplicht om alle sporen hiervan onmiddellijk op te ruimen.’
2.3 Vanaf september 2010 verbleven er in totaal vier honden in het appartement van [gedaagde]. Daarvoor had [gedaagde] één kleine hond in huis.
2.4 Bij brieven van 7 september 2010 en 29 november 2010 heeft de VvE aan [gedaagde] meegedeeld dat zij in strijd handelt met artikel 7 van het huishoudelijk reglement. [gedaagde] werd verzocht om ofwel de honden te verwijderen, ofwel te zorgen voor afdoende professionele schoonmaak van de algemene ruimten ofwel de extra schoonmaakkosten voor haar rekening te nemen.
2.5 Op de op 4 november 2010 gehouden bijzondere ledenvergadering is aan het bestuur van de VvE toestemming verleend om op te treden tegen de vervuiling en de schoonmaakkosten op [gedaagde] te verhalen.
2.6 Op 19 april 2011 heeft een meerderheid van de algemene ledenvergadering ingestemd met het starten van een procedure om [gedaagde] het houden en/of toelaten van huisdieren te verbieden.
2.7 Naar aanleiding van een bemiddelingsgesprek dat op 20 juni 2011 heeft plaatsgevonden heeft [gedaagde] drie van de vier honden weggedaan. Rond 5 september 2011 heeft [gedaagde] twee van deze honden weer in huis genomen.
3. De vordering
3.1 De VvE vordert – samengevat – om als voorlopige voorziening bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de honden in het appartementencomplex te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom, met machtiging van de VvE nakoming van dit verbod zo nodig af te dwingen met de sterke arm;
- [gedaagde] te veroordelen om per 21 oktober 2011 een boete van € 50,00 per week aan de VvE te betalen totdat de overlast is beëindigd;
- [gedaagde] te veroordelen om per 21 oktober 2011 € 45,-- per week aan extra schoonmaakkosten aan de VvE te betalen totdat de overlast is beëindigd;
- [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen;
subsidiair:
- [gedaagde] op basis van onrechtmatige hinder te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de honden in het appartementencomplex te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom;
- [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.
3.2 Zij stelt daartoe primair het volgende. In strijd met artikel 7 van het huishoudelijk reglement heeft [gedaagde] samen met haar partner momenteel drie honden die aanzienlijke stank en overlast aan omwonenden bezorgen. De honden bevuilen het trappenhuis bovendien met urine, poep en haren. Ingevolge artikel 29 lid 2 van het modelreglement maakt de VvE per 21 oktober 2011 aanspraak op een boete van € 50,00 per week. Op basis van het besluit van de bijzondere ledenvergadering van 4 november 2010 vordert de VvE voorts € 45,-- per week aan extra schoonmaakkosten.
Subsidiair legt de VvE onrechtmatige hinder als bedoel in artikel 5:37 BW aan haar vordering ten grondslag.
3.3 [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. De inhoud van haar verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven.
4. De beoordeling
4.1 [gedaagde] voert aan dat de VvE geen spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen, omdat zij sinds mei 2011 nodeloos zou hebben getalmd om de vorderingen voor een rechter voor te leggen. Ten aanzien van de vordering tot het verwijderen van de honden wordt dit verweer gepasseerd. Nu aan de vordering ten grondslag is gelegd dat andere bewoners (stank)overlast van de honden ondervinden, is die naar zijn aard spoedeisend. Voorts had [gedaagde] naar aanleiding van het bemiddelingsgesprek in juni 2011 drie van de vier honden verwijderd, waardoor de noodzaak om actie tegen de vermeende overlast te ondernemen was komen te ontvallen. Eerst nadat [gedaagde] in september 2011 de eerder verwijderde honden weer in huis had genomen is een nieuwe situatie ontstaan. De sindsdien verstreken tijd brengt niet mee dat aannemelijk is dat een bodemprocedure kan worden afgewacht. Er is een voldoende spoedeisend belang.
4.2 Niet in geschil is dat het op grond van artikel 7 van het huishoudelijk reglement verboden is om huisdieren in het appartement te houden indien de huisdieren hinder of overlast aan de bewoners van het appartementencomplex veroorzaken.
4.3 Uit het politierapport van 22 februari 2012 komt naar voren dat bewoners van het appartementencomplex reeds in 2010 hadden geklaagd dat de honden van [gedaagde] de gezamenlijke hal en entree van het appartementencomplex zouden bevuilen. In januari 2011 werd wederom geklaagd over de vervuiling van de hal door de honden en over de stank die vanuit de woning van [gedaagde] de gezamenlijke hal zou bereiken. Gelet op deze omstandigheden en gelet op het feit dat op de algemene ledenvergadering van 19 april 2011 (waarbij 75,4 % van de stemgerechtigden aanwezig was) een grote meerderheid van 91,2 % van de stemmen heeft ingestemd met het starten van een procedure om [gedaagde] het houden van huisdieren te verbieden, is aannemelijk dat de bewoners van het appartementencomplex daadwerkelijk overlast hebben ondervonden van de honden van [gedaagde]. Dit heeft er ook uiteindelijk toe geleid dat [gedaagde] naar aanleiding van het bemiddelingsgesprek van 20 juni 2011 (destijds nog) drie van de vier honden heeft weggedaan.
4.4 Nadat [gedaagde] in september 2011 weer twee van de eerder verwijderde honden in huis heeft genomen – de vierde hond heeft men in diezelfde maand laten inslapen – heeft een klusjesman die in het appartementencomplex werkzaamheden verrichtte naar aanleiding van zijn bezoek aan het appartement van [gedaagde] verklaard dat er op het dakterras van [gedaagde] overal hondenuitwerpselen lagen en dat er, in de woorden van de klusjesman, zowel buiten als in het appartement “een overweldigende hondenlucht hangt”.
4.5 Tegenover de verklaring van de klusjesman heeft [gedaagde] slechts volstaan met een blote ontkenning van de gestelde overlast. Dat in september 2011 één van de honden is ingeslapen, waardoor er thans drie honden in het appartement van [gedaagde] verblijven, neemt niet weg dat de verklaring van de klusjesman eveneens ziet op de situatie in november 2011, dus ná het overlijden van één van de honden. Dat de klusjesman opdrachtnemer van de VvE is, is, anders dan [gedaagde] meent, geen reden om de verklaring van de klusjesman niet geloofwaardig te achten.
4.6 Op grond van het vorenstaande is in voldoende mate aannemelijk dat na de terugkeer van de twee grote honden in september 2011 de overlast wederom is opgetreden. Nu het veroorzaken van (stank)overlast op grond van artikel 7 van het huishoudelijk reglement niet is toegestaan, dienen de twee grote honden uit het appartement van [gedaagde] te worden verwijderd. In zoverre wordt de vordering op dit onderdeel toegewezen. De kleine hond mag in het appartement van [gedaagde] blijven, nu deze hond vóór september 2010 geen overlast veroorzaakte. De termijn waarbinnen de twee grote honden moeten zijn verwijderd wordt in redelijkheid vastgesteld op 10 dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom wordt gematigd als na te melden en eveneens aan een na te melden maximum verbonden.
4.7 De gevraagde voorzieningen ten aanzien van de boete en de schoonmaakkosten van respectievelijk € 50,00 en € 45,00 per week worden geweigerd, nu daarvoor een spoedeisend belang ontbreekt.
4.8 [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding EUR 90,64
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.481,64
5. De beslissing in kort geding
veroordeelt [gedaagde] om binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis, de twee grote honden in het appartementencomplex [adres] 1 te Dordrecht te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 50,-- per dag of een dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 2.500,- en met machtiging van de VvE om nakoming van deze veroordeling zo nodig af te dwingen met de sterke arm;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de VvE bepaald op € 1.481,64;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2012.