ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0356

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-710194-11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en seksuele misdrijven door onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en andere seksuele misdrijven, heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 maart 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van verkrachting, omdat er geen bewijs was dat het slachtoffer gedwongen was tot seksuele handelingen. De rechtbank stelde vast dat, hoewel er een feitelijk overwicht was van de verdachte op het slachtoffer, dit niet automatisch betekent dat er sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De verklaringen van het slachtoffer werden niet ondersteund door ander bewijs, en er was geen bewijs dat de verdachte psychische druk had uitgeoefend of het slachtoffer in een afhankelijkheidssituatie had gebracht.

De rechtbank behandelde ook de beschuldigingen van seksuele misdrijven tegen een ander slachtoffer, maar ook hier ontbrak het aan overtuigend bewijs. De verklaringen waren voornamelijk gebaseerd op horen zeggen, zonder dat het slachtoffer zelf was gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen. Daarom werd de verdachte ook vrijgesproken van deze feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals verkrachting en seksuele misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/710194-11 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1936],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna: verdachte.
Raadsvrouw mr. E.J. van Pelt, advocaat te Zwijndrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2012, waarbij de officier van justitie mr. J. Spaans, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 15 juni 1992 tot en met 14 juni 1995 te Oud-Beijerland [slachtoffer] meermalen heeft verkracht;
feit 2 primair
in de periode van 01 mei 2009 tot en met 06 maart 2010 te Oud-Beijerland meermalen seksueel is binnengedrongen in het lichaam van [benadeelde 1], die toen nog geen twaalf jaar was;
feit 2 subsidiair
in de periode van 01 mei 2009 tot en met 06 maart 2010 te Oud-Beijerland meermalen ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 1], die toen nog geen zestien jaar was.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 en feit 2 subsidiair heeft gepleegd. Hij verzoekt verdachte vrij te spreken voor feit 2 primair.
Voor feit 1 baseert de officier van justitie zich op de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting. Voor de dwang heeft de officier van justitie met name gewezen op hetgeen zich de eerste keer dat verdachte seksueel contact had met [slachtoffer] heeft afgespeeld, en het overwicht dat verdachte als beheerder van de kinderboerderij vervolgens op [slachtoffer] had.
Voor feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van de moeder van [benadeelde 1] en de getuigenverklaringen van [getuige], [getuige 2] en [getuige 3]. Hij heeft hierbij onder meer gewezen op de ongezonde aandacht die verdachte voor [benadeelde 1] had, hetgeen zij over verdachte aan verschillende personen heeft verteld en het gegeven dat verdachte voortdurend benadrukt dat hij geen pedofiel is.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor geen van de ten laste gelegde feiten tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte integraal vrij te spreken. De raadsvrouw wijst daarbij op het feit dat er voor feit 1 sprake is van alleen de verklaring van [slachtoffer]. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend seks met haar te hebben gehad, maar dit is niet onder dwang gebeurd. Er is volgens de raadsvrouw onvoldoende (steun)bewijs om feit 1 bewezen te kunnen verklaren.
Ook voor feit 2 is er volgens de raadsvrouw onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu er door [benadeelde 1] zelf geen verklaring bij de politie is afgelegd. De verklaringen van de getuigen over wat zij van [benadeelde 1] hebben gehoord leveren het vereiste wettig en overtuigend bewijs niet op. Dit geldt temeer nu deze verklaringen een half jaar na de zomer van 2009 zijn afgelegd en niet kan worden uitgesloten dat de getuigen onderling hebben gesproken over hetgeen zij van [benadeelde 1] hebben gehoord en hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Vast staat dat verdachte en [slachtoffer] (hierna: aangeefster) een seksuele relatie hebben gehad, terwijl aangeefster minderjarig was en verdachte ruim 40 jaar ouder. Verdachte heeft bij de politie bekend met aangeefster te hebben getongzoend, maar een seksuele relatie stellig ontkend. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft hij dit laatste wel bekend. Hij heeft echter tevens verklaard dat het seksueel contact nooit onder druk heeft plaatsgevonden. Ook ten tijde van het eerste seksuele contact heeft verdachte niet gemerkt dat aangeefster niet (meer) wilde of pijn had, aldus verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling terzake van verkrachting vereist is dat vast komt te staan dat het slachtoffer tot het ondergaan daarvan is gedwongen door (bedreiging met) geweld of door een andere feitelijkheid. Dat sprake is geweest van (bedreiging met) geweld is de rechtbank niet gebleken.
Met betrekking tot de vraag of bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van dwang door een andere feitelijkheid, overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden, waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden stelt de rechtbank vast dat sprake was van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte een aangeefster, waarbij aangeefster ook nog eens minderjarig was. Aangeefster heeft verklaard dat zij tegen verdachte opkeek en ook verdachte heeft verklaard dat er geen sprake was van een gelijkwaardige relatie. Hieruit zou weliswaar kunnen worden afgeleid dat verdachte een feitelijk overwicht had op het slachtoffer en van dat overwicht misbruik heeft gemaakt door aangeefster er toe te bewegen de seksuele handelingen te ondergaan, maar dit brengt volgens vaste jurisprudentie niet zonder meer met zich dat telkens sprake was van "door een feitelijkheid dwingen" in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte, toen hij haar ontmaagde, heeft gezegd dat hij moest stoppen omdat het heel erg zeer deed. Zij heeft ook gehuild. Verdachte ging toen toch door. Aangeefster heeft verder verklaard dat zij zich nadien gedwongen voelde de seksuele handelingen te ondergaan en het tegen niemand durfde te zeggen, omdat verdachte haar duidelijk had gemaakt dat het haar schuld was dat er seksueel contact had plaatsgevonden en dat hij dat ook zou vertellen als zij iemand op de hoogte zou brengen. In dat kader heeft verdachte ook getracht haar van haar familie te vervreemden, aldus aangeefster.
De rechtbank overweegt als volgt.
Hetgeen aangeefster heeft verklaard over de door haar ondervonden dwang is door verdachte ontkend. In het dossier bevindt zich geen enkel ander bewijsmiddel dat de aangifte op dit punt ondersteunt. Meer in het bijzonder zijn geen andere bewijsmiddelen voorhanden waaruit volgt dat verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of aangeefster in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen kon verzetten. Ook is er geen bewijsmiddel voorhanden waaruit blijkt dat verdachte aangeefster in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie heeft gebracht dat het daardoor voor haar niet mogelijk was om zich aan die handelingen te onttrekken.
De conclusie is dat de rechtbank onvoldoende bewijs ziet voor het voor verkrachting vereiste, en daarvoor cruciale element van dwang. Dit doet niets af aan het feit dat het hebben van seks met iemand van nog geen zestien jaren oud als verwerpelijk wordt beschouwd en door de wetgever strafbaar is gesteld. Deze wetsbepaling is evenwel - de rechtbank begrijpt in verband met verjaring - niet ten laste gelegd.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
Feit 2 primair en subsidiair
Verdachte heeft steeds ontkend dit feit te hebben gepleegd. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier verklaringen bevinden van verschillende personen die hebben verklaard over hetgeen [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 2]) hen heeft verteld over wat haar buurman, verdachte, bij haar zou hebben gedaan. Deze verklaringen zijn dus afkomstig van dezelfde bron, [benadeelde 2]. Een (studio)verhoor van de enige die uit eigen waarneming of ondervinding kan verklaren, [benadeelde 2] zelf, heeft niet plaatsgevonden.
Het dossier behelst hiermee slechts verklaringen "van horen zeggen". De rechtbank ziet zich daarom voor de taak gesteld te beoordelen of deze verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, of relevante feiten en/of omstandigheden.
Het eerste moment dat [benadeelde 2] is gaan verklaren over verdachte was op de avond dat verdachte met onder andere haar en haar moeder uit eten zou gaan. Dit was tegenover haar schoonzus, getuige [getuige]. [benadeelde 2] heeft daarna tegenover verschillende personen verteld over (soms nieuwe) door haar aan verdachte toegeschreven handelingen. Dit betrof steeds personen uit de directe omgeving van [benadeelde 2] en haar moeder, die met hen en soms ook onderling contact hadden. [benadeelde 2] is tegenover geen van deze personen spontaan begonnen met verklaren over verdachte; zij hadden - met uitzondering van haar schoonzus- tevoren gehoord dat er iets gebeurd was tussen [benadeelde 2] en verdachte en hebben haar daarover nader bevraagd. De rechtbank kan onder die omstandigheden geen meerwaarde toekennen aan het gegeven dat [benadeelde 2] meerdere personen heeft geïnformeerd.
De rechtbank onderschrijft dat verdachte blijk gaf van een meer dan gemiddelde aandacht voor [benadeelde 2], maar dit gegeven acht zij voor het ten laste gelegde onvoldoende redengevend. Hetzelfde geldt voor zijn herhaaldelijke opmerking dat hij geen pedofiel is.
De rechtbank ziet de verklaringen van horen zeggen derhalve onvoldoende gesteund in ander bewijsmateriaal, of relevante feiten en/of omstandigheden. De rechtbank merkt hierbij op, dat zij het betreurt dat een studioverhoor niet heeft plaatsgevonden; niet goed valt in te zien waarom na de eerste mislukte poging destijds niet opnieuw is geprobeerd dit te laten plaatsvinden.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
5 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van feit 2;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree voorzitter, mr. G.J. Schiffers-Hanssen,
mr. A.M. van Kalmthout, rechters, in tegenwoordigheid van L. Koppenaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
15 juni 1992 tot en met 14 juni 1995 te Oud-Beijerland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [1978]) heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
van [slachtoffer], hebbende verdachte
- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- (aan) de borst(en) en/of de schaamstreek en/of het lichaam van die [slachtoffer] van
[slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gelikt en/of gezogen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] heeft gebeft en/of gevingerd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen,
althans eenmaal,
- voor die [slachtoffer] een situatie heeft doen ontstaan waar zij geen
weerstand aan kon bieden doordat hij misbruik heeft gemaakt van (een) uit
feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht van hem op die
[slachtoffer], welk overwicht veroorzaakt is door de kwestbaarheid en/of
geringe weerbaarheid van die [slachtoffer] (te weten de jonge leeftijd en/of
een sociaal isolement), waardoor die [slachtoffer] in een
afhankelijkheidsrelatie tot hem kwam te verkeren, althans geestelijk
overwicht heeft gehad en/of uitgeoefend op die [slachtoffer] en/of
- gedurende een of meerdere ja(a)r(en) misbruik heeft gemaakt van zijn rol als
vertrouwenspersoon en/of beheerder van een kinderboerderij en het daaruit
voortvloeiende geestelijk overwicht en/of geestelijke druk op haar heeft
uitgeoefend en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat
* hij met haar wilde vrijen en/of hoe hij haar vagina wilde likken en/of
zijn vingers in haar vagina wilde brengen en/of aan haar heeft gevraagd
hoe zij het wilde en/of hij haar mocht ontmaagden en/of
* het haar schuld was en/of dat zij aanleiding was tot zijn gedrag en/of zij
hem had verleid,
althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft bewogen haar kleding uit te trekken en/of
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een afgelegen terrein en/of het
toegangshek van een/dat terrein (vervolgens) af te sluiten en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar kleren uit moest
trekken en/of op haar rug moest gaan liggen en/of haar benen moest spreiden
en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of (vervolgens) (met
kracht) zijn penis in haar vagina heeft gebracht/geduwd en/of
- door is gegaan met penetreren en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd
dat ze even vol moest houden, terwijl die [slachtoffer] zei dat hij moest
stoppen en/of
- die [slachtoffer] een ketelpak heeft gegeven, zodat er makkelijker en
sneller seks kon plaatsvinden
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
(ter berechting gevoegd 711059/10)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 mei 2009 tot en met 06 maart 2010 te Oud-Beijerland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde 1] ([2005]), die
toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1],
hebbende verdachte (telkens)
- (over/in) de billen en/of de vagina en/of de schaamstreek van genoemde
[benadeelde 2] betast en/of gewreven en/of gekieteld en/of geknepen en/of
- zijn penis aan genoemde [benadeelde 2] getoond en/of
- zijn vinger in de anus van genoemde [benadeelde 2] gebracht, althans de
anus(streek) van genoemde [benadeelde 2] heeft betast;
art 244 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 mei 2009 tot en met 06 maart 2010 te Oud-Beijerland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde 1] ([geboren in 2005]), die
toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
(telkens)
- (over/in) de billen en/of de vagina en/of de schaamstreek van genoemde
[benadeelde 2] betast en/of gewreven en/of gekieteld en/of geknepen en/of
- zijn penis aan genoemde [benadeelde 2] heeft getoond en/of
- de anus(streek) van genoemde [benadeelde 2] heeft betast;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 11/710194-11
Vonnis d.d. 27 maart 2012