ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0356
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verkrachting en seksuele misdrijven door onvoldoende bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en andere seksuele misdrijven, heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 maart 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van verkrachting, omdat er geen bewijs was dat het slachtoffer gedwongen was tot seksuele handelingen. De rechtbank stelde vast dat, hoewel er een feitelijk overwicht was van de verdachte op het slachtoffer, dit niet automatisch betekent dat er sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De verklaringen van het slachtoffer werden niet ondersteund door ander bewijs, en er was geen bewijs dat de verdachte psychische druk had uitgeoefend of het slachtoffer in een afhankelijkheidssituatie had gebracht.
De rechtbank behandelde ook de beschuldigingen van seksuele misdrijven tegen een ander slachtoffer, maar ook hier ontbrak het aan overtuigend bewijs. De verklaringen waren voornamelijk gebaseerd op horen zeggen, zonder dat het slachtoffer zelf was gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen. Daarom werd de verdachte ook vrijgesproken van deze feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals verkrachting en seksuele misdrijven.