ECLI:NL:RBDOR:2012:BV9633

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
94118 / FA RK 11-8346 en 96057/ 11-9194
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van schulden en activa na echtscheiding tussen voormalige echtelieden met interne draagplicht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 21 maart 2012, gaat het om de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en de verdeling van de gemeenschap tussen twee voormalige echtelieden. De man en de vrouw zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld, waarbij de man stelt dat de vrouw aanzienlijke schulden heeft gemaakt zonder zijn medeweten. De vrouw heeft tijdens het huwelijk gefraudeerd bij de aanschaf van onroerend goed, wat heeft geleid tot een complexe financiële situatie. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder eerdere tussenbeschikkingen en brieven van de advocaten van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2012 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De man verzoekt de rechtbank om een inventarisatie van de gemeenschap en een verdeling van de schulden in een verhouding van 70% voor de vrouw en 30% voor hemzelf. De rechtbank oordeelt echter dat de schulden in beginsel gelijkelijk moeten worden verdeeld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de man en de vrouw ieder voor de helft aansprakelijk zijn voor de gemeenschappelijke schulden, ondanks de frauduleuze handelingen van de vrouw. De rechtbank wijst erop dat de vrouw heeft erkend dat zij de opbrengst van een levensverzekering zal gebruiken om de gemeenschappelijke schulden te delgen.

De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie en eerlijkheid in financiële aangelegenheden binnen een huwelijk, en de gevolgen van frauduleus gedrag op de verdeling van schulden na een echtscheiding.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civielrecht
zaaknummer / rekestnummer: 94118 / FA RK 11-8346 en 96057/ 11-9194
Beschikking van 21 maart 2012
in de zaak van:
[de man],
wonende te [adres]
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Z.B. Gyömörei gevestigd te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw]
wonende te [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. P.R. Klaver gevestigd te Bergen op Zoom.
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 23 november 2011 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 25 januari 2012;
- de brief van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 januari 2012.
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 6 februari 2012. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2. Het geschil en de verdere beoordeling
2.1. De echtscheiding tussen partijen is uitgesproken in voormelde tussenbeschikking. De echtscheidingsbeschikking is op 23 december 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In geschil is nog de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en de verdeling van de (eenvoudige) gemeenschap.
2.2. De man verzoekt:
-partijen te gelasten over te gaan tot een inventarisatie ten behoeve van de verdeling van de gemeenschap, voor zover aanwezig, en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tussen partijen, een en ander op een wijze en onder de voorwaarden zoals de rechtbank dient te beslissen,
-waarbij in redelijkheid de schulden verdeeld dienen te worden op een wijze waarbij tenminste 70% van de schulden aan de vrouw wordt toegedeeld en niet meer dan 30% van de schulden aan de man wordt toegedeeld,
-onder aanhouding van een beslissing waarbij de verdeling van gemeenschap(pen) tussen partijen wordt vastgesteld en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden bevolen,
-dan wel partijen te veroordelen tot verdeling over te gaan van de tussen hen bestaande gemeenschap(pen), voor zover aanwezig, en afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden ten overstaan van een notaris.
2.3. De man legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. De vrouw heeft buiten medeweten van de man forse schulden gemaakt. De schulden bestaan uit het volgende:
- de vrouw hield zich binnen het huwelijk bezig met de handel/ aanschaf van nog te bouwen onroerende zaken, zijnde een appartement in Hillegersberg en een appartement in Scheveningen. Daarvoor werd een geldlening afgesloten onder hypotheekverlening, waarbij ook de man contractspartij was. Met de verdere gang van zaken had de man geen bemoeienis. Een deel van het geleende geld, het bouwdepot, werd echter door de vrouw niet aangewend ter bekostiging van het gekochte, maar voor consumptieve doeleinden. De vrouw deed dit door tijdens de bouw van het gekochte appartement valselijk nota’s op te maken van gefingeerde bedrijven, die zij indiende bij de bank. Daarmee verkreeg zij betalingen uit het bouwdepot. Het gat dichtte de vrouw door een nieuwe onroerende zaak aan te schaffen en dan met het nieuw geleende geld en nieuwe valse nota’s de oude schuld te voldoen. De man legt onder meer een brief over van de ABN AMRO bank van 27 mei 2008, waarin staat dat de vrouw middels vervalste termijnnota’s ten onrechte € 164.531,25 uit het bouwdepot heeft opgenomen. De vrouw had voor deze praktijken een eigen postbusadres waar de man geen weet van had.
- toen de zaak aan het licht kwam heeft (het bedrijf van) de vader van de man twee leningen aan partijen verstrekt, één van € 100.00 en één van € 200.000, dit er voorkoming van een faillissement van partijen. Het geld is deels afkomstig uit de pensioen-B.V. van de vader van de man en (volledige) aflossing van de lening is twijfelachtig. De vrouw had de man en zijn vader bezworen dat er niet nog méér schulden waren, maar nadien bleek dat dat niet waar was; er waren toch nog meer schulden.
- de vrouw bleek óók gefraudeerd te hebben bij de aanschaf van de echtelijke woning in Mijnsheerenland. De vrouw heeft ten behoeve van verkrijging van een hypothecaire geldlening zelf een werkgeversverklaring opgemaakt waarin stond dat haar jaarinkomen
€ 56.367,80 was, terwijl het in feite slechts € 42.768 was. Ook heeft de vrouw een brief opgesteld de dato 19 december 2007 waarin haar werkgever verklaart dat haar tijdelijke dienstverband wordt omgezet in een dienstverband.
Uiteindelijk was het tij niet meer te keren en moesten de echtelijke woning en de appartementen zwaar verliesgevend (executoriaal) worden verkocht.
Voorts stelt de man dat een door de vrouw in haar verweerschrift genoemde ASR-
levensverzekering niet buiten de gemeenschap valt.
2.4. Volgens de vrouw dienen de schulden niet anders dan bij helfte verdeeld te worden. In haar verweerschrift betwistte de vrouw nog de aantijgingen van de man, maar ter zitting heeft zij alsnog de juistheid erkend van de verwijten die de man haar maakt.
2.5. De rechtbank zal eerst beoordelen of toewijsbaar is het verzoek van de man om gemeenschapsschulden in de verhouding 70%-30% te “verdelen” en vervolgens een inventarisatie maken van eventuele openstaande (gemeenschaps-)schulden en activa.
70%-30%
2.6. Over de stelling van de man dat de schulden voor 70 % aan de vrouw moeten worden “toegedeeld” wordt als volgt geoordeeld.
2.7. Het verdelen van schulden is naar Nederlands recht niet mogelijk aangezien een schuld geen goed is. Schulden kunnen wel toegerekend worden.
2.8. Partijen waren gehuwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. Volgens art. 2 van de huwelijksvoorwaarden is ieder van partijen slechts aansprakelijk voor die schulden die door hem/ haar zijn aangegaan, voor zover de wet daarop geen uitzondering maakt. Hieruit volgt dat de man in beginsel niet aansprakelijk is voor schulden die de vrouw is aangegaan ter zake van goederen die geen gemeenschappelijk eigendom zijn, maar eigendom van alleen de vrouw.
2.9. Voor zover partijen samen de eigendom hebben verworven van (onroerende) zaken, is tussen partijen een eenvoudige gemeenschap ontstaan. Daarop zijn niet de regels over een huwelijksgemeenschap toepasselijk, maar wel de algemene vermogensrechtelijke bepalingen over een (eenvoudige) gemeenschap.
2.10. Voor schulden betreffende goederen die gemeenschappelijk eigendom zijn, bepaalt art. 3:172 BW: “Tenzij een regeling anders bepaalt, delen de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht.”
2.11. In beginsel zijn partijen derhalve, in hun interne rechtsverhouding, ieder voor de helft van de schulden aansprakelijk. Afwijking van toerekening van de schulden bij helfte is onder omstandigheden mogelijk. Ingevolge de artikelen 6:8 en 6:2 BW geldt voor hoofdelijke schuldenaren in hun onderlinge rechtsverhouding de regel dat zij verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Een tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.12. De stellingen van de man volstaan niet voor het oordeel dat partijen in hun onderlinge verhouding de schulden waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk zijn, anders dan bij helfte zouden moeten dragen. Op zich staat vast, als erkend, dat de vrouw heeft gefraudeerd op de wijze als door de man beschreven. Het geld is echter aangewend ter delging van huwelijkse schulden en voor een riant levenspatroon, waarvan ook de man profiteerde, zoals onder meer een nieuwe auto, vakanties, tennislessen, boodschappen, een grasmaaier van
€ 5.500 en verbouwingen aan de echtelijke woning. Dit volgt genoegzaam uit de door de vrouw ondertekende verklaring de dato 29 mei 2008, waarin zij haar “zonden” op instigatie van de bank op schrift heeft gesteld. Deze verklaring komt alleszins aannemelijk voor. Ook de man gaat, behoudens een na te melden uitzondering, uit van de juistheid van de verklaring van de vrouw dat het geld is aangewend voor consumptieve doeleinden. Voorts is van belang dat de man zich zelf ook niet onbetuigd liet. Het was niet alleen de vrouw die speculeerde op de onroerend goedmarkt. Dit deden partijen samen. Ook de man was partij bij de koop van de appartementen en het aangaan van hypothecaire geldleningen daarvoor. De man mag voorts verweten worden dat hij, net als de vrouw, lichtvaardig het eerste appartement in Hilligersberg kocht, nu een tante van de vrouw weliswaar geïnteresseerd leek in aanschaf daarvan maar uiteindelijk toch maar van koop afzag. Bovendien werd een reeds bestaande schuld van partijen van € 22.000 in de hypothecaire lening verwerkt. Daarnaast heeft de vrouw verklaard dat partijen een eerdere echtelijke woning in 2005 met € 43.000 verlies hebben verkocht wegens “onvriendelijke buren.” Dat wijst er nog niet op dat de man mocht menen dat de financiën er rooskleurig voorstonden, noch dat partijen grote bezwaren hadden tegen het aangaan van financiële verplichtingen. Het had allicht aanbeveling verdiend als partijen dan ook niet nog een echtelijke woning gekocht zouden hebben met een hypothecaire geldlening van meer dan € 825.000. Partijen hadden weliswaar gezamenlijk een redelijk inkomen, maar op enig moment hadden zij drie hypothecaire geldleningen met een gezamenlijk beloop van circa € 1.800.000. In wezen hebben partijen geruime tijd op al te ruime voet geleefd en heeft de vrouw het ene gat gedicht met het andere gat, in de -vergeefs gebleken- hoop dat in een florerende onroerend goedmarkt alles goed zou komen als de onroerende zaken met winst verkocht zouden worden.
2.13. Ter zitting heeft de man gesteld niet uit te sluiten dat de vrouw wellicht nog ergens een geheime bankrekening heeft met daarop forse tegoeden. De man vermoedt dit omdat de vrouw, die eerst nog verklaarde dat zij kosteloos bij haar moeder inwoonde, inmiddels over eigen woonruimte beschikt met een huur van € 1.000 per maand. De verklaring van de vrouw ter zitting dat haar moeder haar woonlasten draagt is een voldoende gemotiveerde betwisting, waartegenover de man zijn stelling niet nader heeft onderbouwd. Het ligt ten eerste niet voor de hand dat de vrouw een suïcidepoging zou hebben ondernomen nadat haar malversaties aan het licht kwamen, als zij toen nog wél over voldoende geld zou hebben beschikt. Voorts heeft de man in eerste instantie zelf ook genoegen genomen met de toenmalige -uitgebreide- schriftelijke verklaring van de vrouw waarin staat dat het geld werd gebruikt om de levensstijl van partijen te financieren.
de schulden en eventuele activa
2.14. Ter zitting is gebleken welke schulden gemeenschappelijke schulden zijn, zij het dat partijen niet van iedere schuld (exact) konden aangeven wat de schuld thans pro resto bedraagt, dit omdat verkoop van onroerende zaken soms pas zeer recentelijk zijn beslag heeft gekregen en ook omdat er aflossingen zijn gedaan op de schulden. De rechtbank zal ten aanzien van deze schulden bepalen dat ze voor de helft aan beide partijen worden toegerekend. Voor de exacte hoogte van de schulden zullen partijen zich moeten verstaan met de diverse schuldeisers.
schulden ten aanzien waarvan partijen in hun onderlinge rechtsverhouding ieder de helft moeten dragen:
-lening € 100.000 van [vader van de man] (het bedrijf van de vader van de man),
-lening € 200.000 van [vader van de man] (de vader van de man),
-restschuld aan Obvion na verkoop echtelijke woning [[adres]], waaronder ook de vordering van Reaal Bancaire Diensten (AXA),
-restschuld aan ING na executoriale verkoop van het appartement aan [adres]
-de huishoudelijke lasten die betrekking hebben op de voormalige echtelijke woning: de vordering van Baas makelaardij (zij het dat ter zitting bleek dat deze makelaar zijn vordering wellicht heeft laten varen), SVHW, Eneco, Evides, UPC, KPN Mobiel, KPN Internet + Bellen,
-Callas Group / Levensverzekering maatschappij Erasmus NV,
ING (Postbank) Leven overlijdensrisicoverzekering m.b.t. pand in Scheveningen,
-twee overlijdensrisicoverzekeringen Florius m.b.t. pand in Scheveningen,
-Fortis ASR Kapitaalverzekering van vrouw, verpand aan ING,
-Vereniging van Eigenaren Sophiahof,
-Kolf Makelaardij,
-Gemeentebelastingen Den Haag,
-Regionale Belasting Groep,
-Eneco,
-Dunea,
-ING Bank (zij het dat het een betwiste vordering is, ter zake van betaling door ING
€ 1.545,42 + € 8.448,32 aan partijen waarvan ING thans meent dat dit ten onrechte betaald is),
-Klaassen Groep, met betrekking tot het pand in Hillegersberg (zij het dat het een betwiste vordering is nu de aannemer jaren na dato alsnog € 7.695,54 ter zake van meerwerk vordert).
vervallen schulden
2.15. Ten aanzien van de volgende schulden bleek ter zitting dat een beslissing niet meer nodig is, met name omdat zij al zijn voldaan respectievelijk omdat het contract inmiddels is beëindigd: Verhagen & Hoppener Makelaardij, Centraal Beheer Achmea (inboedelverzekering), Van Driel Installateurs (servicecontract), Busch Schoorsteenvegers, CZ (ziektekosten-verzekering)en de ANWB. Over de vijf bankrekeningen is een beslissing niet nodig omdat er vier op naam van alleen de man staan en de vijfde rekening, een en/of rekening, is geblokkeerd zonder dat er nog enig saldo op staat.
derde lening door de vader van de man?
2.16. De man stelt dat partijen, afgezien van de aflossingen op de twee leningen van € 100.000 en € 200.000, ook een bedrag van € 81.100 aan (de onderneming van) zijn vader verschuldigd zijn. De vrouw heeft deze schuld -bij gebrek aan wetenschap- betwist. De rechtbank gaat aan de stelling van de man voorbij. Aan de man is ter zitting gevraagd waarom partijen dit bedrag verschuldigd zijn. De man antwoordde dat het om kosten gaat die zijn vader heeft gemaakt om partijen bij te staan bij het oplossen van financiële problemen, zoals advocaatkosten en betaling van kosten ter opheffing van beslagen. De enkele stelling dat kosten zijn voldaan impliceert nog niet dat partijen die kosten moeten dragen. Nog daargelaten dat iedere onderbouwing of specificatie van dit bedrag ontbreekt, de man stelt niet dat sprake is van een lening, dan wel van enige andere overeenkomst of verbintenis die tot vergoeding noopt.
MoneYou B.V.
2.17. Het appartement in Hillegersberg is verkocht en er resteert blijkens een brief van de ABN-AMRO bank van 15 december 2008 een restschuld van € 116.438. Volgens deze brief heeft de ABN-AMRO bank met de man en de vrouw afgesproken dat zowel de man als de vrouw van de restschuld een helft (€ 58.219) op zich zal nemen. De ABN-AMRO bank heeft deze vorderingen overgedragen aan MoneYou B.V. De vrouw heeft ten behoeve van MoneYou B.V. een schuldbekentenis ondertekend, waarin staat dat zij de € 58.219 schuldig is, af te lossen in 120 maandtermijnen. De man heeft inmiddels ook een eigen regeling getroffen met MoneYou B.V. Nu partijen ieder een eigen regeling hebben getroffen (waarbij aan de man 90 % van de vordering is kwijtgescholden wegens eerdere betalingen door zijn vader om het retentierecht van de aannemer op te heffen, waarmee de bank gebaat was) is de oorspronkelijke schuld ter zake van het gemeenschappelijk goed teniet gegaan. Partijen hebben derhalve geen belang meer bij een beslissing op dit punt.
ASR-levensverzekering
2.18. De man stelt dat sprake is van een gemeenschappelijk goed. De vrouw betwist dit. De vrouw stelt dat het om een polis gaat die alleen op haar naam staat, dat zij de overeenkomst is aangegaan in 1997 en dat de polis ruim € 8.000 waard is. De rechtbank acht de stelling van de man dat sprake is van een gemeenschappelijk goed onvoldoende onderbouwd, nu partijen niet in gemeenschap van goederen waren gehuwd en niet is gesteld op welke andere grond toch sprake kan zijn van een gemeenschappelijk goed. Bewijsnood van de man noopt niet tot omkering van de bewijslast. Overigens heeft de vrouw ter zitting verklaard de opbrengst van de polis aan te wenden ter delging van de schulden.
onderhandse lening van vrouw op man ad € 15.395,26
2.19. De man erkent dat hij de vrouw € 15.395,26/ fl. 35.028,54 verschuldigd is. Dit is vastgelegd in de huwelijksvoorwaarden. Partijen hebben nagelaten een standpunt in te nemen met betrekking tot deze vordering zodat te dien aanzien geen beslissing behoeft te worden genomen.
proceskosten
2.20. De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen (ex-echtelieden) compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. bepaalt dat partijen in hun onderlinge rechtsverhouding ieder de helft moeten dragen van de schulden die betrekking hebben op goederen die zij in gemeenschappelijk eigendom hadden, waaronder in ieder geval:
-lening € 100.000 van [vader van de man] (het bedrijf van de vader van de man),
-lening € 200.000 van [vader van de man] (de vader van de man),
-restschuld aan Obvion na verkoop echtelijke woning [[adres]], waaronder ook de vordering van Reaal Bancaire Diensten (AXA),
-restschuld aan ING na executoriale verkoop van het appartement aan de Gevers, Deynootweg 21 P te Scheveningen,
-de huishoudelijke lasten die betrekking hebben op de voormalige echtelijke woning: de vordering van Baas makelaardij (zij het dat ter zitting bleek dat deze makelaar zijn vordering wellicht heeft laten varen), SVHW, Eneco, Evides, UPC, KPN Mobiel, KPN Internet + Bellen,
-Callas Group / Levensverzekering maatschappij Erasmus NV,
ING (Postbank) Leven overlijdensrisicoverzekering met betrekking tot het pand in Scheveningen,
-twee overlijdensrisicoverzekeringen Florius met betrekking tot het pand in Scheveningen,
-Fortis ASR Kapitaalverzekering van vrouw, verpand aan ING,
-Vereniging van Eigenaren Sophiahof,
-Kolf Makelaardij,
-Gemeentebelastingen Den Haag,
-Regionale Belasting Groep,
-Eneco,
-Dunea,
-ING Bank ter zake van betalingen van € 1.545,42 en € 8.448,32,
-Klaassen Groep, met betrekking tot het pand in Hillegersberg;
3.2. verstaat dat de vrouw heeft toegezegd om de opbrengst van de polis ASR-levensverzekering aan te wenden ter delging van de gemeenschappelijke schulden;
3.3. compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
3.4. verklaart deze beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M.J. Janssen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 21 maart 2012.