ECLI:NL:RBDOR:2012:BV3149

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96448 HA RK 12-2002
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te Ulvenhout, op 29 november 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. D, rechter in de familiekamer van de Rechtbank Dordrecht. Dit verzoek werd behandeld door een wrakingskamer bestaande uit mr. A, mr. B en mr. C. Verzoeker heeft zijn verhinderingen opgegeven voor de behandeling van het wrakingsverzoek, maar de wrakingskamer heeft de zitting vastgesteld op 19 januari 2012, een datum waarop verzoeker verhinderd was. Verzoeker heeft vervolgens op 17 januari 2012 een nieuw wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de wrakingskamer, omdat hij van mening was dat zijn privacy werd geschonden door de griffier die om een reden van verhindering vroeg.

De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 31 januari 2012, waarbij verzoeker en mr. A aanwezig waren. Verzoeker heeft zijn bezwaren uiteengezet, onder andere dat de gewraakte rechters niet zijn verzoek om verplaatsing van de zitting hebben gehonoreerd en dat hij geen spreekrecht kreeg bij de behandeling van het wrakingsverzoek. De gewraakte rechters hebben niet in de wraking berust.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 36 Rv een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de datum van de zitting voor verzoeker nadelig was, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen, omdat verzoeker geen klemmende reden van verhindering had opgegeven en de gewraakte rechters vrij waren om een datum vast te stellen die buiten de opgegeven verhinderingen viel. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK DORDRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 96448 / HA RK 12-2002
Beslissing van 8 februari 2012
op het verzoek tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak met kenmerk 95753 / HA RK 11-2058 van
[verzoeker],
verzoeker,
wonende te Ulvenhout.
Het verzoek strekt tot wraking van:
[mr. A], [mr. B] en [mr. C],
rechters in de wrakingskamer van deze rechtbank, hierna tezamen aangeduid als de gewraakte rechters.
1. Het procesverloop
1.1. Op 29 november 2011 is bij de griffie van deze rechtbank een op 25 november 2011 gedateerd verzoek ingekomen, strekkende tot wraking van [mr. D], rechter in de familiekamer van deze rechtbank. Ter behandeling van dit verzoek is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit [mr. A], [mr. B] en [mr. C].
Aan verzoeker is bij brief van 29 november 2011 gevraagd zijn verhinderdata op te geven “voor de komende vier weken”. Bij brief van 6 december 2011 heeft verzoeker zijn verhinderingen in de maand december 2011 en de eerste week van januari 2012 opgegeven. Bij brief van 13 december 2011 is aan verzoeker medegedeeld dat de behandeling van het wrakingsverzoek zou plaatsvinden op 19 januari 2012 om 14.00 uur. Bij faxbericht van 17 januari 2012 heeft verzoeker een nieuw wrakingsverzoek ingediend, strekkende tot wraking van de hierboven genoemde leden van de wrakingskamer.
1.2. De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende processtukken, zijnde in dit geval correspondentie tussen verzoeker en de griffier van de rechtbank met betrekking tot de eerste wrakingsprocedure over het vaststellen van datum en tijdstip van de behandeling van het (eerste) wrakingsverzoek:
- brieven van de griffier van de rechtbank aan verzoeker van
- 29 november 2011,
- 13, 19 en 21 december 2011 en
- 4 en 10 januari 2012;
- faxberichten van verzoeker aan de griffier van de rechtbank van
- 6, 20 en 28 december 2011 en
- 6 en 17 januari 2012 (het wrakingsverzoek).
1.3. Het onderhavige wrakingsverzoek is door een meervoudige kamer van deze rechtbank (hierna: de wrakingskamer) behandeld ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012, alwaar zijn verschenen en gehoord:
- verzoeker,
- [mr. A].
1.4. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden ter zitting van 8 februari 2012 om 9.30 uur.
2. Het verzoek
2.1. Verzoeker heeft aan het verzoek tot wraking het volgende ten grondslag gelegd:
(a) De gewraakte rechters hebben de behandeling van het (eerste) wrakingsverzoek bepaald op 19 januari 2012 om 14.00 uur. Deze datum viel buiten de periode waarover verhinderdata waren gevraagd en verzoeker was op 19 januari 2012 verhinderd. Ten onrechte is vervolgens geweigerd om de zitting te verplaatsen. Verzoeker acht het in strijd met privacywetgeving dat de (griffier van de) rechtbank hem om een (klemmende) reden van verhindering op de geplande datum van 19 januari 2012 om 14.00 uur heeft gevraagd.
(b) Verzoeker heeft in zijn faxbericht van 28 december 2011 gesteld: “ Kijkend naar de uitnodiging van overige partijen ga ik er vanuit dat indien de aanvullende motivatie van mijn zijde alleen gaat over het wrakingsverzoek, overige partijen geen spreekrecht krijgen bij de behandeling hiervan en ook niet in schriftelijk opzicht voorafgaande, tijdens of na de mondelinge behandeling. Graag wordt verzocht mij dit te bevestigen.” Ten onrechte is dit verzoek volgens verzoeker niet gehonoreerd.
3. Het standpunt van de rechters van wie wraking is verzocht
3.1. De gewraakte rechters hebben niet in de wraking berust.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3. Het vaststellen van een datum en tijdstip waarop een ingekomen verzoek behandeld wordt, is een procesbeslissing. Mede gelet op het in de vorige alinea weergegeven toetsingskader, kan niet worden gezegd dat de enkele omstandigheid dat een dergelijke procesbeslissing voor één van de partijen nadelig uitvalt, meebrengt dat sprake is van vooringenomenheid. In het onderhavige geval speelde voorts nog het volgende. Verzoeker had in zijn brief van 6 december 2011 kenbaar gemaakt op elke werkdag verhinderd te zijn vanaf 10.00 uur ’s ochtends. Het stond de gewraakte rechters daarom vrij om vervolgens, mede gelet op het voorschrift van artikel 39, eerste lid, Rv dat een verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk ter terechtzitting moet worden behandeld, een datum vast te stellen die gelegen was buiten de periode waarover verhinderingen waren opgevraagd. Evenzo stond het de gewraakte rechters vrij om de zitting niet te verplaatsen, nu verzoeker geen (klemmende) reden van verhindering had opgegeven. Het stond verzoeker vrij om met een beroep op zijn privacy te weigeren een reden van verhindering op te geven, maar een rechter kan slechts beslissen over de verplaatsing van de zitting, en de belangen van partijen afwegen, op basis van hem (wel) beschikbare gegevens. Al met al kan niet worden gezegd dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden dan wel van feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de gewraakte rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, of dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.4. Bij brief van 4 januari 2012 is aan verzoeker medegedeeld dat zijn verzoek om voorafgaande bevestiging inzake het niet geven van spreekrecht aan overige partijen niet kan worden gegeven om de volgende twee redenen: op grond van art. 36 Rv komt een gewraakte rechter het recht toe om gehoord te worden en partijen in de onderliggende procedure moeten worden gehoord als onontkoombaar is dat inhoudelijk op de hoofdzaak wordt ingegaan. Deze redenen zijn juist, overigens daargelaten hoe zou moeten worden geoordeeld indien de bedoelde redenen niet juist zouden zijn. Als verzoeker eisen stelt die strijdig zijn met wettelijke regels en met het fundamentele rechtsbeginsel dat partijen gehoord moeten worden, dan getuigt het niet van vooringenomenheid als die eisen niet worden ingewilligd.
4.5. Het wrakingsverzoek zal derhalve worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van [mr. A], [mr. B] en
[mr. C] af.
Deze beslissing is genomen door mrs. M.G.L. de Vette, E.D. Rentema en P. Joele en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.